ECLI:NL:RBROT:2021:10743

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
ROT 21/5243
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van ongeadresseerd reclamedrukwerk in het kader van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan over de vraag of post gericht aan "de bewoners van" een vorm van ongeadresseerd reclamedrukwerk is, zoals gedefinieerd in de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009. Verzoekster, een onderneming die ongeadresseerd reclamedrukwerk verspreidt, kreeg een last onder dwangsom opgelegd omdat zij volgens het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam deze verordening had overtreden. De verordening vereist dat ongeadresseerd reclamedrukwerk alleen mag worden bezorgd bij bewoners die expliciet hebben aangegeven dit te willen ontvangen. In dit geval was het reclamedrukwerk geadresseerd aan "de bewoners van" een specifiek adres, wat volgens de voorzieningenrechter niet valt onder de definitie van ongeadresseerd reclamedrukwerk. De voorzieningenrechter oordeelde dat er wel degelijk een specifieke adressering was, waardoor het niet als ongeadresseerd kon worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de last onder dwangsom tijdelijk is geschorst totdat er een definitieve beslissing in de bezwaarprocedure is genomen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5243

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 november 2021 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. C.C.J. Hartendorf),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. E.H.P. Brans en mr. E. van Hemert).

Procesverloop

Met het besluit van 7 oktober 2021 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 oktober 2021 op zitting behandeld. Namens verzoekster is verschenen [persoon A] en [persoon B] , via een skypeverbinding bijgestaan door gemachtigde Hartendorf. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1
Volgens verweerder is op 30 augustus 2021 geconstateerd dat op 16 juni 2021 ongeadresseerd reclamedrukwerk is bezorgd afkomstig uit de onderneming van verzoekster. Het betreft reclamedrukwerk gericht aan “de bewoners van”, gevolgd door een (volledig) adres. De bewoner van het betreffende adres in Rotterdam heeft dit gemeld. Ongeadresseerd reclamedrukwerk mag uitsluitend bezorgd worden op adressen met een Ja/Ja-sticker of Ja-sticker. De bewoner waar het ongeadresseerd reclamedrukwerk is bezorgd, heeft niet aangegeven het op prijs stellen ongeadresseerd reclamedrukwerk te ontvangen. Verzoekster heeft hiermee volgens verweerder artikel 22a van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent afvalstoffen (Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009) overtreden.
1.2
Bij brief van 1 september 2021 heeft verweerder verzoekster bericht dat hij voornemens was op grond van artikel 125 Gemeentewet een last onder dwangsom op leggen en verzoekster in de gelegenheid gesteld haar zienswijze kenbaar te maken. Verzoekster heeft haar zienswijze kenbaar gemaakt. Vervolgens heeft verweerder de last onder dwangsom opgelegd. Wanneer er na opleggen van de last onder dwangsom binnen één jaar opnieuw wordt geconstateerd dat verzoekster dezelfde overtreding heeft begaan, is verzoekster de dwangsom van € 500,- per overtreding verschuldigd met een maximum van € 5.000,-. Verzoekster is het daar niet mee eens.
Standpunt verzoekster
2. Verzoekster voert aan dat geen sprake is van ongeadresseerd reclamedrukwerk omdat aan geselecteerde adressen drukwerk wordt verzonden. Van een overtreding van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 is dus geen sprake. Daarnaast is het vertrouwensbeginsel geschonden, omdat op de website van verweerder stond dat geadresseerd reclamedrukwerk is toegestaan en bewoners via postfilter.nl kenbaar kunnen maken dat zij dit niet willen ontvangen. Ook handelt verweerder onredelijk laat omdat inmiddels vier maanden zijn verstreken sinds de vermeende overtreding.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang bij deze procedure?
3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
4. Verzoekster voert aan dat het verspreiden van – volgens haar – geadresseerd reclamedrukwerk aan niet-klanten een belangrijk onderdeel vormt van haar bedrijfsactiviteiten. Verzoekster had voor deze week ‘direct mailings’ in de planning die niet meer voor de ingang van de dwangsomtermijn konden worden stopgezet. Verweerder heeft toegezegd geen uitvoering te geven aan het dwangsombesluit, maar tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter. Daarnaast voert verzoekster aan dat zij onredelijk lang in haar bedrijfsactiviteiten wordt belemmerd als zij eerst de bezwaarprocedure af moet wachten terwijl duidelijk is dat het besluit moet worden vernietigd. Verweerder vermeldt in het besluit dat als het totaal van verbeurde dwangsommen het maximumbedrag overschrijdt, hij andere bestuursrechtelijke dwangmiddelen zal toepassen of zal overgaan tot een hogere dwangsom. In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang en zal zij de zaak inhoudelijk beoordelen.
Voorlopig oordeel
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Wettelijk kader
6.1
Artikel 22a, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening vermeldt dat in dit artikel wordt verstaan onder:
a. ongeadresseerd reclamedrukwerk: reclamedrukwerk of samples die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:
1°. een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden en activiteiten in de buurt die voor de bewoners of gebruikers van een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip in die buurt van belang zijn om te weten;
2°. drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties;
b. huis-aan-huisblad: ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied, daarbij de indeling van de 14 gebieden volgend en waarvan tenminste 30% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame.
Op grond van het tweede lid mag ongeadresseerd reclamedrukwerk uitsluitend bezorgd (laten) worden bij een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip als de bewoner of gebruiker kenbaar heeft gemaakt geen bezwaar te hebben tegen het ontvangen ervan.
6.2
De toelichting bij dit artikel in de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 luidt, voor zover van belang:
“In het eerste lid zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedrukwerk voor commerciële doeleinden en drukwerk van vrijwilligers- en overige niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen en huis-aan-huisbladen.
Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld “aan de bewoners van dit pand of gebouw”. […]
In het tweede lid is bepaald dat de gemeente bezorging van ongeadresseerd reclamedrukwerk uitsluitend toestaat als de ontvanger onmiskenbaar met een JA/JA-sticker duidelijk heeft gemaakt hij het ongeadresseerde reclamedrukwerk wil ontvangen. Daarbij gaat het niet alleen om de bezorging maar ook om het laten bezorgen. De adverteerders dienen zich ook aan het opt–in systeem te houden.”
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
7.1
Niet in geschil is dat op 16 juni 2021 reclamedrukwerk afkomstig uit de onderneming van verzoekster is bezorgd. Dit reclamedrukwerk was gericht “aan de bewoners van”, gevolgd door een adressering (straat, huisnummer, postcode en woonplaats). Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of dit moet worden aangemerkt als ongeadresseerd reclamedrukwerk, zoals bedoeld in de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009.
7.2
Gelet op de definitie van ongeadresseerd reclamedrukwerk in artikel 22a, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 valt onder ongeadresseerd reclamedrukwerk het reclamedrukwerk dat gratis huis-aan-huis wordt verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van ongeadresseerd reclamedrukwerk. Er wordt weliswaar geen specifieke naam vermeld omdat het reclamedrukwerk is geadresseerd aan “Aan alle bewoners”, maar dat maakt het niet anders. De verordening gaat er voor de definitie van niet geadresseerd reclamedrukwerk vanuit dat én geen naam én geen adres/postbus én geen woonplaats wordt vermeld. Daarnaast vermeldt de toelichting bij de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 dat in de verordening met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt bedoeld “al het reclamedrukwerk dat zonder adres wordt aangeboden”. Onder deze definitie vallen volgens deze toelichting alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals “aan de bewoners van dit pand of gebouw”.” Daarvan is hier geen sprake omdat het pand nader wordt geduid middels een concrete adressering met straatnaam en huisnummer.
Voor zover verweerder aanvoert dat hij de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 anders leest omdat hiermee beoogd is de verspreiding van ongewenst reclamedrukwerk te voorkomen, doet dit niet af aan de formulering van artikel 22a van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 en de toelichting daarop. Bovendien is de door de rijksoverheid in het leven geroepen website postfilter.nl bedoeld voor inwoners die zich af willen melden voor dergelijk door verzoekster verspreid geadresseerd reclamedrukwerk waarop een huisadres wordt vermeld. Zoals ook deze website vermeldt, werkt een sticker op de brievenbus niet als er een adres op de post staat. De bezorger kan de inhoud niet beoordelen. Het is de afzender die bepaalt of de post moet worden bezorgd.
7.3.
Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting niet in stand zal blijven, zodat er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).
De door verzoekster vermelde reiskosten, te weten € 53,60 voor openbaar vervoer, en verletkosten, te weten € 616,- komen voor vergoeding in aanmerking voor zover deze gemaakt zijn door (de officiële vertegenwoordiger van) de partij. Dat is de heer [persoon A] (als enig bestuurder van AB Retailmanagement, zijnde de enige bestuurder van verzoekster). Gelet op het besluit proceskosten bestuursrecht worden de reiskosten vergoed tot een bedrag van € 32,36 (retour, duurste ov-verbinding vanaf de [adres] te Haarlem) en de verletkosten tot een bedrag van € 372,54 (reistijd vanaf verzoekster naar deze rechtbank van 1 uur en 37 min en terug, en de duur van de zitting van 60 minuten, tegen het maximale tarief van 88 euro per uur).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het betaalde griffierecht van € 360,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.901,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in
aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het
openbaar op 9 november 2021.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.