ECLI:NL:RBROT:2021:10745

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
C/10/625277 / KG ZA 21-785
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de man dat de vrouw de echtelijke woning zou ontruimen. Partijen zijn voormalige echtgenoten en de rechtbank had eerder bepaald dat de vrouw tot 25 augustus 2021 in de woning mocht blijven wonen. De man, eigenaar van de woning, had de vrouw gesommeerd de woning te verlaten, maar zij had hieraan geen gevolg gegeven. De vrouw voerde aan dat zij meer tijd nodig had om een andere woning te vinden vanwege haar financiële situatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw zonder recht of titel in de woning verbleef en dat de man een spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien de woning een bedrijfswoning betrof. De voorzieningenrechter wees de vordering van de man toe, maar gaf de vrouw tot 1 december 2021 de tijd om de woning te ontruimen. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de vrouw niet aan de veroordeling voldeed. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/625277 / KG ZA 21-785
Vonnis in kort geding van 8 november 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. S.A. Ray te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 september 2021, met 3 producties;
  • het schriftelijke verweer van de vrouw, met 16 producties;
  • de mondelinge behandeling op 29 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalige echtgenoten. Bij beschikking van 9 november 2020 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2.
Wat betreft de nevenvoorzieningen in het kader van de echtscheiding heeft deze rechtbank bij deel- c.q. tussenbeschikking van 16 april 2021 onder meer beslist dat de vrouw bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan de [adres] voort te zetten tot 25 augustus 2021. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“2.9.5. Gebleken is dat de echtelijke woning alleen op naam van de man staat. Dit houdt in
dat de echtelijke woning geen eenvoudige gemeenschap tussen partijen vormt. Hierdoor
komt de rechtbank, anders dan partijen in eerste instantie dachten, bij de beoordeling van het
huwelijksvermogensregime van partijen niet toe aan hun verzoeken om te bepalen wie van hen de echtelijke woning krijgt toebedeeld. Omdat de man als eigenaar zelf in de echtelijke
woning wil blijven wonen, moet de vrouw de echtelijke woning verlaten. De rechtbank ís
van oordeel dat de vrouw hiervoor de tijd moet worden geboden. Zij kan in deze periode een
andere woning zoeken en de verhuizing regelen. De rechtbank zal daarom het voortgezet
gebruik van de woning voor de duur van zes maanden aan de vrouw toewijzen. Omdat de
echtscheidingsbeschikking op 25 februari 2021 is ingeschreven in de registers van de
burgerlijke stand, komt dit erop neer dat de vrouw tot 25 augustus 2021 gerechtigd is om in
de echtelijke woning te verblijven. Daarna moet zij de echtelijke woning verlaten.”
2.3.
Bij e-mail van 3 september 2021 aan de advocaat van de vrouw heeft de advocaat van de man de vrouw gesommeerd de woning te ontruimen en aan de man ter beschikking te stellen. De vrouw heeft aan die sommatie geen gevolg gegeven.

3..Het geschil

3.1.
De man vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om de woning aan de [adres] binnen twee dagen na het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis te ontruimen en te verlaten met alle personen en eigendommen en de woning weer ter vrije beschikking aan de man te stellen onder afgifte van de sleutels, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 indien de vrouw niet aan de veroordeling voldoet, te vermeerderen met € 500,00 per dag dat de vrouw nalaat aan de veroordeling tot ontruiming te voldoen;
II. de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat en de nakosten.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter neemt als uitgangspunt de onherroepelijk geworden beschikking van 16 april 2021. Daarin is vastgesteld dat de woning alleen op naam staat van de man en is bepaald dat de vrouw tot 25 augustus 2021 in de woning mag blijven wonen waarna zij deze dient te verlaten. Vaststaat dat de vrouw thans nog in de woning woont, ondanks dat de termijn is verstreken. Dat betekent dat zij daar zonder recht of titel verblijft en daarmee inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de man. Daarnaast heeft de man verklaard dat de woning een bedrijfswoning betreft, gelegen op of naast zijn agrarische bedrijf en dat hij er belang bij heeft de woning zelf in gebruik te nemen opdat hij in de buurt is bij storingen of andere calamiteiten in zijn bedrijf. Daarmee is het spoedeisend belang van de man bij zijn vordering gegeven.
4.2.
De vrouw betwist niet dat zij de woning moet verlaten, maar heeft verzocht haar nog een termijn van zes maanden te geven om andere woonruimte te vinden. Zij voert aan dat het voor haar niet mogelijk is om op korte termijn in aanmerking te komen voor een huur- of koopwoning vanwege haar lage inkomen.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verweer van de vrouw, dat zij niet genoeg financiële middelen heeft om iets anders te vinden, er niet aan afdoet dat van haar op zijn minst mag worden verwacht dat zij, naar aanleiding van de beschikking van 26 april 2021, zich inspant om vervangende woonruimte te vinden. Daarvan is niet gebleken. De vrouw heeft tot op heden niet of nauwelijks actie ondernomen op dat punt, terwijl zij al (in ieder geval) vanaf mei 2021 wist dat zij de woning per 25 augustus 2021 diende te verlaten. Daarnaast is ter zitting gebleken dat de rechtbank op 27 oktober 2021 een eindbeschikking heeft gegeven over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen. De man heeft verklaard dat uit die beschikking voortvloeit dat de vrouw een vordering van meer dan € 500.000,00 op de man heeft en dat aan haar een alimentatie is toegekend van
€ 4.600,00 bruto per maand. De vrouw heeft dat niet bestreden. Daarmee is het verweer van de vrouw met betrekking tot haar financiële positie van de baan.
4.4.
Dat brengt met zich dat de gevorderde ontruiming wordt toegewezen. Ter zitting heeft de man verklaard bereid te zijn de vrouw tot 1 december 2021 de tijd te geven om de woning te ontruimen. Die termijn zal derhalve worden aangehouden.
4.5.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als hierna vermeld.
4.6.
Aangezien partijen getrouwd zijn geweest, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de vrouw om uiterlijk op 1 december 2021 de woning aan de [adres] te ontruimen en te verlaten met alle personen en eigendommen en de woning weer ter vrije beschikking aan de man te stellen onder afgifte van de sleutels;
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2021.2091 / 1573