ECLI:NL:RBROT:2021:10792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
9019005 CV EXPL 21-5811
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijke opschortingsbedingen in abonnementsovereenkomsten voor sportscholen

In deze zaak vorderde de sportschool Basic Fit Nederland B.V. van gedaagde, die een abonnement had afgesloten, het openstaande abonnementsgeld. De overeenkomst was aangegaan voor een jaar, maar gedaagde stelde dat zij het abonnement al in januari 2019 had opgezegd. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de wettelijke informatieverplichtingen die gelden voor dergelijke overeenkomsten. De rechter oordeelde dat de algemene voorwaarden van eiseres een oneerlijk opschortingsbeding bevatten, waardoor eiseres niet kon stellen dat gedaagde haar verplichtingen niet was nagekomen. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde alleen het abonnementsgeld verschuldigd was voor de periode waarin eiseres haar diensten daadwerkelijk had geleverd. De rechter wees het gevorderde bedrag van € 119,47 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde gedaagde in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor handelaren om te voldoen aan de informatieverplichtingen en de gevolgen van oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9019005 CV EXPL 21-5811
uitspraak: 12 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Basic Fit Nederland B.V.,
gevestigd in Hoofddorp,
eiseres,
gemachtigde: LAVG B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde,
zelf procederende.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 19 januari 2021, met producties;
- de aantekeningen van het mondelinge verweer van gedaagde, met een productie;
- de conclusie van repliek;
- de aantekening op de rolzitting van 14 april 2021 dat gedaagde geen conclusie van dupliek heeft genomen.

2..De feiten

2.1.
Eiseres exploiteert een sportschool. Gedaagde heeft op 4 januari 2019 online een abonnement afgesloten op grond waarvan zij tegen betaling gebruik kon maken van de sportschoolfaciliteiten van eiseres. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar ingaande op 1 maart 2019. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van eiseres van toepassing verklaard.
2.2.
Eiseres heeft gedaagde op 22 mei 2019 een bevestiging gestuurd van haar opzegging op diezelfde datum. In deze opzegging staat als einddatum van de overeenkomst 28 februari 2020 vermeld.

3..Het geschil

3.1.
Eiseres vordert om gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan haar te betalen € 286,04, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten. Voor het geval geoordeeld wordt dat het contract is gestart op 4 januari 2019, in plaats van op 1 maart 2019, vermindert eiseres haar vordering met een bedrag van € 37,38, zijnde de periode van 4 januari 2020 tot 28 februari 2020.
3.2.
Eiseres baseert haar vordering op nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst op grond waarvan gedaagde per vier weken € 23,99 en vanaf 13 september 2019 € 19,99 aan eiseres diende te betalen.
3.3.
Gedaagde voert als verweer aan dat zij de overeenkomst in januari 2019 heeft opgezegd en dat zij na deze opzegging geen facturen of andere berichten meer heeft ontvangen van eiseres.
3.4.
Ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft gedaagde niet meer gereageerd op de repliek van eiseres.

4. De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat gedaagde online een abonnement heeft afgesloten bij eiseres en dat zij op grond van de overeenkomst abonnementsgeld aan eiseres moet betalen.
4.2.
Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan een aantal wettelijke informatieverplichtingen. Voor overeenkomsten buiten de verkoopruimte volgen deze verplichtingen uit de artikelen 6:230m en 6:230t BW en voor overeenkomsten op afstand uit de artikelen 6:230m en artikel 6:230v BW. Kort gezegd bepaalt artikel 6:230m BW welke informatie moet worden verstrekt en bepalen de artikelen 6:230t en 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat deze voorschriften worden nageleefd, dus ook als er op dat punt geen verweer is gevoerd.
Inhoud van de informatie
4.3.
De handelaar moet de consument voordat deze gebonden is aan de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze informeren over onder meer de voornaamste kenmerken van de zaak of dienst, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en/of de wijze van berekening daarvan en de eventuele bijkomende kosten, de mogelijkheid van herroeping, de duur van de overeenkomst en/of de voorwaarden voor het opzeggen daarvan en voor zover van toepassing de minimumduur van de verplichtingen voor de consument.
4.4.
Daarbij wordt opgemerkt dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen en dat handelaren gehouden zijn om de toepasselijke bepalingen steeds volledig na te leven. Afhankelijk van de aard van de overeenkomst wordt meer of minder informatie verlangd, maar in het algemeen kan worden gezegd dat in ieder geval de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub a, b, c (met dien verstande dat ten minste het e-mailadres en/of telefoonnummer van de handelaar moet zijn verstrekt), e, h, o, p en – indien de aard van de overeenkomst daartoe aanleiding geeft – r en s essentiële informatie betreft en dat die informatie dus zonder meer moet worden verstrekt. Deze informatie is namelijk cruciaal voor de wils- en besluitvorming van de consument.
Wijze van informeren
4.5.
De consument moet tijdens het bestel-/aanmeldproces stap voor stap langs de hiervoor genoemde informatie worden geleid, zodat er geen misverstand over kan bestaan dat de consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen. De handelaar kan niet volstaan met het opnemen van deze informatie in algemene voorwaarden.
4.6.
De artikelen 6:230t en 6:230v BW bepalen dat de handelaar een afschrift of een bevestiging van de overeenkomst en alle verlangde (pre)contractuele informatie op een duurzame gegevensdrager aan de consument moet verstrekken. Dit moet gebeuren voor of bij het sluiten van de overeenkomst of binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval voordat de dienst wordt uitgevoerd. Een duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, op voorwaarde dat daarin alle informatie is opgenomen. Opname in algemene voorwaarden of op de website volstaat in beginsel niet. Ook een persoonlijk account op de website van de handelaar valt daar in beginsel niet onder, omdat dit de mogelijkheid openlaat voor de handelaar om de informatie eenzijdig te wijzigen.
4.7.
Verder geldt op grond van artikel 6:230v lid 3 BW dat de handelaar zijn elektronisch bestelproces zodanig moet inrichten dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt, zulks op straffe van vernietigbaarheid van de overeenkomst.
Eiseres moet stellen en onderbouwen
4.8.
Eiseres moet stellen dat en hoe aan alle hiervoor genoemde verplichtingen is voldaan, zulks in ieder geval ten aanzien van de hiervoor besproken essentiële informatie en de onder het vorige kopje genoemde overige verplichtingen van de handelaar. Dat geldt niet alleen als eiseres zelf de dienstverlenende partij is, maar ook als eiseres via cessie of anderszins in de rechten van de dienstverlenende partij is getreden.
4.9.
Eiseres zal haar stellingen met stukken moeten onderbouwen. Daarbij moet eiseres inzichtelijk maken wat de consument onder ogen heeft gekregen en heeft verklaard en dat daarmee aan de genoemde wettelijke verplichtingen is voldaan. Daartoe zijn in ieder geval van belang:
  • een al dan niet in printscreens of uitdraai van een belscript vastgelegde (voorbeeld)weergave van het bestelproces dat de consument heeft doorlopen, waarin overzichtelijk en duidelijk is aangegeven (zo nodig - zeker waar het omvangrijke stukken betreft - met behulp van arceringen of een nadere toelichting in de stellingen) hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt en aan de eis van artikel 6:230v lid 3 BW is voldaan. Als de bedoelde informatieverstrekking niet volgt uit de printscreens of het belscript, dan moet nader worden toegelicht en - waar mogelijk - met andere stukken worden onderbouwd dat en hoe de betreffende (pre)contractuele verplichtingen dan wel zijn nageleefd.
  • een kopie of afschrift van de in het concrete geval aan gedaagde verstrekte duurzame gegevensdrager (een model of voorbeeld volstaat dus niet). Daarin moet overzichtelijk en duidelijk zijn aangegeven (zo nodig - zeker waar het omvangrijke stukken betreft - met behulp van arceringen of een nadere toelichting in de stellingen) hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt dan wel bevestigd. Een persoonlijk account op de website van de handelaar volstaat niet als niet ten minste is gesteld en onderbouwd dat geen eenzijdige wijziging door de handelaar van de daar vermelde gegevens kan plaatsvinden.
  • de overeenkomst of (order)bevestiging.
  • de volledige set toepasselijke algemene voorwaarden, althans een duidelijke verwijzing naar de website, waar de ten tijde van het afsluiten van de overeenkomst geldende algemene voorwaarden gepubliceerd zijn.
Als toereikende stellingen en/of onderbouwing ontbreken, moet het er in beginsel voor worden gehouden dat niet aan de hiervoor genoemde verplichtingen is voldaan. Dat kan tot gevolg hebben dat (een deel van) de vordering moet worden afgewezen.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen in deze procedure
4.10.
Op basis van wat eiseres in deze procedure heeft gesteld en onderbouwd, moet worden vastgesteld dat ten aanzien van de hierboven genoemde essentiële informatie niet (volledig) is voldaan aan de hiervoor besproken (pre)contractuele informatieverplichtingen. Eiseres heeft immers geen afschrift of een bevestiging van de overeenkomst en alle verlangde (pre)contractuele informatie op een duurzame gegevensdrager aan gedaagde overgelegd.
4.11.
De wet geeft niet steeds een duidelijke sanctie op een schending van de diverse informatieverplichtingen. De kantonrechter zal in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad [1] nog niet overgaan tot het verbinden van gevolgen aan het niet voldaan hebben aan de hierboven besproken informatieverplichtingen, voor zover hierna niet anders vermeld. Hierbij is van belang dat gedaagde de levering van de diensten kennelijk zonder commentaar heeft aanvaard en genoten.
Opzegging
4.12.
Gedaagde voert als verweer aan dat zij de overeenkomst in januari 2019 heeft opgezegd. Dat zij de overeenkomst al in januari 2019, dezelfde maand als waarin de overeenkomst is aangegaan, heeft opgezegd, heeft zij niet onderbouwd. Uit het bericht van eiseres van 22 mei 2019 is af te leiden dat gedaagde de overeenkomst die dag heeft opgezegd. Vast staat dat de overeenkomst is aangegaan voor de (minimum)duur van een jaar en dat voortijdige opzegging niet mogelijk was. Dit betekent dat gedaagde in beginsel het abonnementsgeld tot het einde van de overeengekomen contractduur aan eiseres moet betalen.
Ambtshalve toetsing algemene voorwaarden (algemeen)
4.13.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of de algemene voorwaarden van eiseres oneerlijke bepalingen bevatten zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. Als een bepaling uit de algemene voorwaarden oneerlijk is dan moet die bepaling buiten toepassing blijven. De rechter moet oneerlijke bepalingen namelijk ambtshalve vernietigen. Als een bepaling oneerlijk is, kan eiseres op dat punt ook geen beroep doen op aanvullend recht. [2]
4.14.
In artikel 5 lid g. en h. van de algemene voorwaarden van eiseres staat het volgende:
“g. Bij niet tijdige ontvangst door Basic-Fit van verschuldigde bedragen om welke reden dan ook […]wordt de incasso nogmaals aangeboden. Indien het Lid, ook na ingebreke te zijn gesteld, alsnog niet aan de betalingsverplichting voldoet, is het Lid in verzuim en worden incassokosten in rekening gebracht. Basic-Fit is vanaf dat moment gerechtigd de totale vordering uit handen te gegeven ter incasso. In dat geval is het Lid gehouden om de volledige opeisbare vordering, waaronder alle bedragen zoals bedoeld in artikel 5.d hierboven, alsmede toekomstige termijnen die verschuldigd (zouden) zijn voor de duur van de overeenkomst, inclusief alle
buitengerechtelijke incassokosten ineens te voldoen.
h. Een Basic-Fit pas wordt geblokkeerd indien en voor zolang niet aan de betalingsverplichting is voldaan. Indien het Lid in verzuim is door een betalingsachterstand, kan Basic-Fit de Overeenkomst met directe ingang beëindigen, onverminderd het recht om de vordering die op dat moment open staat, evenals toekomstige termijnen die verschuldigd (zouden) zijn voor de duur van de Overeenkomst, ineens en direct bij het Lid te (laten) incasseren.”
4.15.
Eiseres stelt dat zij niet is overgegaan tot opschorting van haar verplichtingen en dat gedaagde tot en met de einddatum van de overeenkomst gebruik heeft kunnen maken van de sportfaciliteiten. Dit strookt niet met wat zij aan gedaagde schrijft in haar brief van 1 juli 2019 (productie 4 bij dagvaarding). In deze brief schrijft eiseres namelijk “
Zolang niet alle lidgelden zijn voldaan kan je conform onze algemene voorwaarden geen gebruik maken van onze diensten en faciliteiten, ook incasseren wij niet meer automatisch je lidgelden.” Hieruit wordt afgeleid dat eiseres haar verplichting jegens gedaagde om toegang te verlenen tot de sportfaciliteiten wel degelijk heeft opgeschort, op grond van haar algemene voorwaarden.
4.16.
Het opschortingsbeding van artikel 5 lid h van de algemene voorwaarden is oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13 EG omdat gedaagde op grond van dit beding, in combinatie met lid g, altijd verplicht blijft om de abonnementsgelden te betalen voor de resterende looptijd van het abonnement, terwijl eiseres pas weer hoeft te presteren (gedaagde toegang hoeft te geven tot de sportfaciliteiten) als gedaagde de achterstallige én de toekomstige abonnementsgelden heeft betaald. Dat kan tot gevolg hebben dat eiseres slechts gedurende een korte tijd diensten hoeft te leveren, terwijl gedaagde partij de volledige twaalf maanden abonnementskosten moet betalen. Daarmee staan de rechten en verplichtingen van partijen niet langer in een redelijke verhouding tot elkaar. Artikel 5 lid h van de algemene voorwaarden wordt daarom als oneerlijk beding buiten toepassing gelaten.
4.17.
Eiseres kan dus geen beroep doen op het opschortingsbeding uit de algemene voorwaarden. Omdat eiseres een (oneerlijk) opschortingsbeding in haar algemene voorwaarden heeft staan, kan zij niet subsidiair op grond van de wet opschorten, gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (de Dexia-arresten). [3] Alleen door op deze wijze afschrikkend, evenredig en doeltreffend te sanctioneren, wordt de beoogde doelstelling van de gemeenschapswetgever bereikt en verdwijnen oneerlijke bedingen uit overeenkomsten met consumenten.
4.18.
Aangezien eiseres gelet op het voorgaande niet bevoegd was haar verplichtingen uit de overeenkomst op te schorten, is gedaagde alleen het abonnementsgeld verschuldigd over de periode waarin eiseres haar diensten daadwerkelijk heeft geleverd. Uit de brief van eiseres van 1 juli 2019 wordt afgeleid dat gedaagde in ieder geval vanaf dat moment geen toegang meer had tot de sportfaciliteiten. Daarom is zij slecht het abonnementsgeld tot en met die datum, € 79,47, verschuldigd. De wettelijke rente zal worden toegewezen over dit bedrag, vanaf 1 juli 2019.
4.19.
Eiseres vordert ook buitengerechtelijke kosten. Gedaagde betwist incassobrieven te hebben ontvangen, maar zij betwist niet dat de brieven die eiseres heeft overgelegd, zijn gericht aan het door haar opgegeven adres en dat het e-mailadres dat eiseres heeft gebruikt haar e-mailadres is. Gelet hierop mocht van gedaagde worden verwacht dat zij voldoende feitelijke gegevens zou aanvoeren ter onderbouwing van haar stelling dat zij de aanmaningen, waaronder de 14-dagenbrief van 1 juli 2019, niet heeft ontvangen. Haar enkele stelling dat zij deze brief niet heeft ontvangen, is onvoldoende om aan te nemen dat bij de verzending iets mis is gegaan [4] . Daarom wordt ervan uitgegaan dat de brief 1 juli 2019 gedaagde heeft bereikt. Deze brief voldoet aan de wettelijke eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, zodat het gevorderde bedrag van € 40,- wordt toegewezen.
4.20.
Gedaagde wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen kwijting te betalen € 119,47, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 79,47 vanaf 1 juli 2019 tot
de dag van volledige betaling;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 89,44 aan dagvaardingskosten, € 126,- aan griffierecht en € 74,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Nederland 24 november 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:4152 en Rechtbank Amsterdam 21 december 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:6481
2.HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68
3.HvJ EU van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68
4.Zie ook HR 8 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:17