Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [persoon A] , zus van verzoekster;
- mevrouw [persoon B] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 23 september 2021 een verzoek ingediend om DebiCare Nederland B.V. te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Verzoekster had eerder een schuldregeling aangeboden aan haar twaalf concurrente schuldeisers, maar DebiCare weigerde in te stemmen. Tijdens de zitting op 21 oktober 2021 was DebiCare niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat DebiCare een vordering van € 1.182,99 heeft, wat 5% van de totale schuldenlast van verzoekster bedraagt. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat elf andere schuldeisers wel akkoord zijn gegaan met de regeling.
De rechtbank heeft de belangen van DebiCare afgewogen tegen die van verzoekster en de andere schuldeisers. DebiCare stelde dat de vordering van verzoekster niet te goeder trouw was ontstaan, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet in de weg staat aan de mogelijkheid om DebiCare te bevelen in te stemmen met de regeling. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en dat verzoekster, gezien haar gezondheidstoestand, niet in staat was om meer te bieden. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wogen dan die van DebiCare.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster toegewezen en DebiCare bevolen in te stemmen met de schuldregeling. DebiCare werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft ook bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.