ECLI:NL:RBROT:2021:10817

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
9470414 VV EXPL 21-423
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over betaling van openstaande facturen door BINGH Advocaten

In deze zaak heeft de maatschap van rechtspersonen BINGH Advocaten, gevestigd te Amsterdam, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde partij, die niet in de procedure is verschenen. De eisende partij vordert betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 10.874,- inclusief btw, alsook buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De gedaagde heeft gebruik gemaakt van de diensten van BINGH voor juridisch advies en juridische bijstand, maar heeft ondanks meerdere herinneringen en aanmaningen de facturen onbetaald gelaten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct is opgeroepen voor de zitting, maar niet is verschenen, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat BINGH een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, aangezien de facturen onbetwist zijn en BINGH afhankelijk is van tijdige betalingen voor haar bedrijfsvoering. De vordering tot betaling van de openstaande facturen is toegewezen, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, maar de gevorderde wettelijke rente over deze kosten is afgewezen. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft de gedaagde ook verplicht om de nakosten te betalen, indien hij niet binnen 14 dagen na de uitspraak aan het vonnis voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9470414 VV EXPL 21-423
uitspraak: 9 november 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de maatschap van rechtspersonen
BINGH Advocaten,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.S. van Riessen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] ,
t.h.o.d.n. “ [naam bedrijf] ”,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘BINGH’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 12 oktober 2021, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van de eisende partij zijn de gemachtigde en zijn kantoorgenoot mevrouw A.B.A. van den Heuvel verschenen. Aan de zijde van gedaagde partij is niemand ter zitting verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2..De vordering

2.1
BINGH vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan BINGH van € 10.874,- inclusief btw aan openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf 30 dagen na de datum van opeisbaarheid van voornoemde facturen tot en met de dag van algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan BINGH van € 1.631,10 aan buitengerechtelijke kosten, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf de dag van dagvaarding;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan BINGH van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf de dag van dagvaarding;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
2.2
Aan haar vorderingen legt BINGH - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van de diensten van BINGH voor juridisch advies en juridische bijstand. Op de dienstverlening zijn de Algemene Voorwaarden van BINGH (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing, welke bij brief van 17 september 2020 aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld. Ondanks meerdere herinneringen en aanmaningen heeft [gedaagde] de volgende facturen van BINGH onbetaald gelaten:
Declaratienummer Factuurdatum Bedrag incl. btw
[factuurnummer 1] 7 april 2021 € 1.160,39
[factuurnummer 2] 6 mei 2021 € 4.680,90
[factuurnummer 3] 7 juni 2021 € 5.032,71
Totaal: € 10.874,00.
2.3
Op 24 juni 2021 heeft [gedaagde] via WhatsApp medegedeeld dat de facturen de daarop volgende week betaald zouden worden, maar ondanks deze toezegging is betaling wederom uitgebleven. Aangezien de betalingstermijn van 30 dagen – zoals vermeld in artikel 5.1 van de algemene voorwaarden – is verstreken, is [gedaagde] in verzuim en is hij daarom tevens wettelijke (handels)rente verschuldigd geworden. BINGH maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, primair op basis van artikel 5.5 van de algemene voorwaarden en subsidiair op basis van de Staffel buitengerechtelijke incassokosten.
2.4
BINGH heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Zij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat de facturen onbetwist zijn en zij voor haar bedrijfsvoering (mede) afhankelijk is van tijdige betaling door cliënten.

3..De beoordeling

3.1
[gedaagde] is op 26 oktober 2021 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat hij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen [gedaagde] is daarom verstek verleend.
3.2
Voldoende is gebleken dat BINGH een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering.
3.3
De vordering tot betaling van de openstaande facturen van € 10.874,- inclusief btw in totaal, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen op de wijze zoals onder de beslissing staat vermeld.
3.4
BINGH maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van primair € 1.631,10 op basis van artikel 5.5 van de algemene voorwaarden (zijnde 15% van de verschuldigde hoofdsom). Aangezien beide partijen niet als consument zijn aan te merken – de facturen van BINGH zijn immers gericht aan [naam bedrijf] - dient dit deel van de vordering te worden getoetst aan het rapport Voor-werk II. De kantonrechter stelt vast dat BINGH voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De in de algemene voorwaarden opgenomen vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is echter hoger dan het wettelijke tarief. Voor de hoogte van de buitengerechtelijke kosten dient aansluiting te worden gezocht bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Gelet op de toewijsbare hoofdsom wordt aan buitengerechtelijke kosten daarom een bedrag van € 883,74 toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt echter afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat BINGH deze kosten reeds aan haar gemachtigde heeft betaald.
3.5
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3.6
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] aan BINGH te betalen een bedrag van € 11.757,74 aan openstaande facturen en buitengerechtelijke kosten, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW vanaf 30 dagen na de datum van opeisbaarheid van de desbetreffende factuur tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van BINGH vastgesteld op € 126,- aan griffierecht, € 100,32 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris. In het geval dat daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet het bedrag aan nasalaris nog worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [gedaagde] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over deze bedragen verschuldigd ingaande veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416