ECLI:NL:RBROT:2021:10822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
C/10/578033 / HA ZA 19-644
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige voor vaststelling van loodverontreiniging in onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2021 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 15 juli 2020 al beslist over de norm voor het vaststellen van loodverontreiniging en de gevolgen bij overschrijding. Gedaagden hebben in hun verweer onvoldoende argumenten aangedragen om het debat over deze norm te heropenen. De rechtbank heeft besloten om een deskundige te benoemen, de heer ing. [naam deskundige] van NIPA milieutechniek B.V., om het loodgehalte in de grond van de tuin van eisers vast te stellen. Partijen hebben ingestemd met de benoeming van deze deskundige en hebben hun vragen over het onderzoek geformuleerd. De rechtbank heeft de deskundige opdracht gegeven om een schriftelijk rapport op te stellen waarin de bevindingen en antwoorden op de gestelde vragen worden gepresenteerd. Tevens is er een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 3.109,70, dat door eisers moet worden gedeponeerd. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij hun opmerkingen over het concept-rapport binnen twee weken moeten indienen. De zaak is aangehouden totdat het deskundigenrapport is ingediend, waarna partijen de gelegenheid krijgen om een conclusie na deskundigenbericht te nemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/578033 / HA ZA 19-644
Vonnis in hoofdzaak van 13 januari 2021
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. I. Reidsma te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ( [land] ),
gedaagden,
advocaat mr. R.M. van Opstal te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juli 2020 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte van [eiser 1] c.s. van 26 augustus 2020 naar aanleiding van het tussenvonnis;
  • de antwoordakte van [gedaagde 1] c.s. van 21 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

Het tussenvonnis

2.1.
In het tussenvonnis is uiteengezet dat de rechtbank voornemens is zich te laten voorlichten door een deskundige in het kader van het vaststellen van het loodgehalte in de grond van de tuin behorende tot de onroerende zaak van [eiser 1] c.s. Partijen hebben zich bij akte uitgelaten over dit voornemen alsmede over de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze deskundige(n) te stellen vragen.
De te benoemen deskundige
2.2.
[eiser 1] c.s. hebben voorgesteld om één deskundige te benoemen en heeft daarbij drie onderzoeksbureaus voorgesteld, waaronder NIPA milieutechniek B.V. [gedaagde 1] c.s. hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de benoeming van een deskundige van dat bureau. Gelet op deze overeenstemming, zal de rechtbank een deskundige van NIPA milieutechniek B.V. benoemen. De heer ing. [naam deskundige] van NIPA milieutechniek B.V. ( [naam deskundige] heeft zich bereid verklaard om in deze zaak als deskundige op te treden.
De te stellen vragen
2.3.
Partijen kunnen zich grotendeels vinden in de door de rechtbank voorgestelde vraagstelling. Een en ander leidt tot de vraagstelling zoals die is opgenomen in de beslissing aan het slot van dit vonnis. Ten aanzien van de door partijen voorgestelde aanvullingen en wijzigingen, oordeelt de rechtbank als volgt.
Aanvullingen van [eiser 1] c.s.
2.4.
De rechtbank ziet, zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, geen grond om de door [eiser 1] c.s. voorgestelde toevoeging bij vraag 1 (“en/of wordt om andere redenen de bodemkwaliteit klasse wonen overschreden”) over te nemen. De gesuggereerde mogelijke andere redenen hebben [eiser 1] c.s. niet aan hun vorderingen ten grondslag zijn gelegd en zijn derhalve voor de beoordeling niet relevant.
2.5.
De rechtbank zal niet zo zeer vragen of XRF-meters zijn of worden gebruikt, maar wel in de vraagstelling expliciet aangeven dat de deskundige zijn onderzoeksmethode moet relateren.
Aanvullingen van [gedaagde 1] c.s.
2.6.
De rechtbank merkt allereerst op, dat de onderstreping in onderdeel 11, vraag 1, van de akte van [gedaagde 1] c.s. niet helemaal overeenkomt met de in de aanhef van onderdeel 11 aangekondigde wijze. Dat is enigszins verwarrend, maar niet meer dan dat en de rechtbank laat het dan ook bij deze constatering.
2.7.
De rechtbank neemt de vraag naar het rapporteren van aangetroffen waarden over en ook de vraag over de situatieschets. Deze liggen beide in het verlengde van de al voorgenomen vragen. De rechtbank zal ook in de vraagstelling opnemen dat getracht moet worden ook een uitspraak te doen over de grond onder bestrating.
2.8.
Voor het overige worden de aanvullende vragen niet overgenomen.
2.8.1.
Uitgangspunt is dat als de rechter in een tussenvonnis een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist, daar in het verdere verloop van de procedure niet op mag worden terugkomen. Voor aanvaarding van een uitzondering is slechts plaats in het geval dat bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan een dergelijke eindbeslissing zou zijn gebonden. Dit kan met name het geval zijn indien sprake is van een evidente feitelijke (of juridische) misslag van de rechter of indien de desbetreffende beslissing blijkt te berusten op een, niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen, onjuiste feitelijke grondslag. Gelet op de ratio van deze regel de beperking van het processuele debat dient de rechter bij het aanvaarden van dergelijke uitzonderingen evenwel grote terughoudendheid in acht te nemen.
2.8.2.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist welke norm moet worden gehanteerd en wat de gevolgen zijn als de norm wordt overschreden. Uit de onderdelen 2 tot en met 9 van de akte van [gedaagde 1] c.s. valt af te leiden dat zij het met die oordelen niet eens zijn, maar het aangevoerde is onvoldoende om het processuele debat tussen partijen in deze aanleg op dit punt te heropenen. Hieruit vloeit voort dat de aanvullende vragen 1A, 3 en 4, alsmede de andere formulering van vraag 1C niet van belang zijn voor de door de rechtbank te nemen beslissing en dus niet worden overgenomen.
Voorschot
2.9.
Van Vliet heeft de aan het onderzoek en deskundigenbericht verbonden honorering en kosten begroot op € 3.109,70 inclusief btw. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. Geen van de partijen heeft hier bezwaar tegen gemaakt. Het voorschot zal dan ook worden bepaald op voormeld bedrag van € 3.109,70 inclusief btw.
2.10.
Anders dan [eiser 1] c.s. hebben betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Het voorschot zal daarom conform de hoofdregel, en zoals aangekondigd in het tussenvonnis, door [eiser 1] c.s. moeten worden betaald.
Overige verplichtingen partijen
2.11.
De rechtbank wijst partijen erop dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.12.
Indien een partij desgevraagd op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
Vervolg van de procedure
2.13.
Nadat de deskundigenrapportage definitief is en is ingediend bij de rechtbank, hebben partijen de gelegenheid om een conclusie na deskundigenbericht te nemen. Daarna komt de zaak in beginsel opnieuw voor vonnis te staan.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een schriftelijk deskundigenbericht ter beantwoording van de volgende vragen:
1. In welk gebied (of in welke gebieden) in de achtertuin van het perceel [adres 1] te Rotterdam – daaronder begrepen zowel het bestrate als het niet-bestrate deel – is het loodgehalte hoger dan 210 mg/kg ds?
1a. Wat is de afbakening van dat gebied/die gebieden, zowel horizontaal als verticaal en kunt u dit in een situatietekening weergeven?
1b. Wat is het totaalvolume aan grond van dat gebied/die gebieden?
1c. Wat zijn de aangetroffen waarden?
1d. Van welke meetmethoden is gebruik gemaakt en waarom?
2. Aangenomen dat de bodem is onderzocht door middel van het nemen van steekproefsgewijze monsternames:
2a. Hoe is bepaald hoeveel monsternames nodig zijn?
2b. Hoe zijn de locaties van de monsternames bepaald (zowel met betrekking tot de locatie in de tuin als met betrekking tot de diepte)?
2c. Welke onderliggende aannames over verspreiding van loodverontreiniging speelden daarbij een rol?
2d. Wat is de onderbouwing voor die aannames?
3. Hebt u nog andere opmerkingen die voor de beoordeling van de rechtbank van belang kunnen zijn en die in het kader van de beantwoording van de voorgaande vragen niet aan de orde zijn gekomen?
3.2.
benoemt tot deskundige:
De heer ing. [naam deskundige], projectleider bij NIPA milieutechniek B.V.
[adres 2] [postcode] [plaats]
Telefoon: [telefoonnummer]
e-mail: info@nipamilieu.nl
3.3.
gelast dat [eiser 1] c.s.
binnen twee wekenna deze beslissing het volledige procesdossier in afschrift aan de deskundige doen toekomen;
3.4.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op een in overleg met partijen te bepalen datum en tijdstip, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld om bij het onderzoek ter plaatse aanwezig te zijn;
3.5.
bepaalt dat de griffier aan de deskundige doet toekomen:
- een afschrift van dit vonnis;
- de Leidraad deskundigen in civiele zaken;
- de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken;
3.6.
bepaalt dat de deskundige in geval van onduidelijkheden, vragen of opmerkingen over dit vonnis, het onderzoek of de kosten, contact op zal nemen met de contactpersoon van de rechtbank;
3.7.
wijst de deskundige erop dat:
- hij het onderzoek pas dient aan te vangen na bericht van de griffier dat het voorschot is ontvangen;
- zij partijen gelegenheid moet geven opmerkingen te maken en vragen te stellen en dat hij in het rapport van die opmerkingen en vragen, alsmede van zijn reacties daarop doet blijken;
- uit het rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden en partijen de gelegenheid moet geven binnen twee weken daarover opmerkingen te maken, en
- dat de deskundige het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reacties van de deskundige daarop moet vermelden;
3.8.
bepaalt dat partijen binnen twee weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden;
3.9.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het bedrag van € 3.109,70 inclusief btw;
3.10.
bepaalt dat [eiser 1] c.s. het voorschot, te weten € 3.109,70, dienen te deponeren overeenkomstig de betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) binnen twee weken na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van het LDCR;
3.11.
wijst [eiser 1] c.s. erop dat indien zij het voorschot niet binnen de bepaalde of eventueel verlengde termijn storten, de rechtbank daaraan de gevolgtrekking zal verbinden die zij geraden acht;
3.12.
draagt de griffer op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen zodra het voorschot zal zijn ontvangen;
3.13.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van
7 april 2021en bepaalt dat de zaak weer op de rol van lopende zaken zal komen zodra het deskundigenbericht is gedeponeerd, om partijen, om te beginnen [eiser 1] c.s., de gelegenheid te geven een conclusie na deskundigenbericht te nemen;
3.14.
draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de in dit vonnis bepaalde of een verlengde termijn is ontvangen:
voor akte uitlating partijen over de daaraan te verbinden gevolgen op een termijn van twee weken; of
- na ontvangst ter griffie van het rapport:
voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser 1] c.s. op een termijn van vier weken;
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2021.
3268/1407