In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie tussen eiseres, een inwoner van Duitsland, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had een urgentieverzoek ingediend, maar het college verklaarde zich onbevoegd om hierover te beslissen, verwijzend naar de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). Eiseres stelde dat het college niet tijdig had beslist op haar aanvraag, maar de rechtbank oordeelde dat er geen beroep openstond wegens niet tijdig beslissen, omdat er sprake was van een beslissing of een weigering om te beslissen. De rechtbank benadrukte dat eerst bezwaar gemaakt moest worden bij het college, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de brief van het college van 14 juli 2020 een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormde, wat betekende dat er geen mogelijkheid was voor een beroep wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak, waarin ook een proceskostenveroordeling was opgelegd vanwege het ontbreken van een bezwaarclausule in de communicatie van het college. In deze zaak werd het griffierecht aan eiseres vergoed en werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten voor de schriftelijke reactie van eiseres.
De rechtbank concludeerde dat, gezien de omstandigheden en de eerdere uitspraak, er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling voor de indiening van het beroepschrift, maar wel voor de specifieke kosten die in deze zaak waren gemaakt. De uitspraak werd openbaar gedaan, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.