Op 19 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf afgewezen. Dit verzoek was ingediend door het CIZ op 23 juli 2021, met als doel een cliënt, die lijdt aan dementie, gedwongen op te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 oktober 2021 werd vastgesteld dat de situatie van de cliënt was verbeterd. De casemanager verklaarde dat het eerder gestelde nadeel, dat leidde tot de aanvraag van de machtiging, inmiddels was verminderd. De cliënt ontvangt nu hulp bij zelfzorg en huishoudelijke taken, en er is geen sprake meer van een aanzienlijk risico op brand. De rechtbank concludeerde dat er geen (dreigend) ernstig nadeel meer was dat een gedwongen opname rechtvaardigde. De rechter benadrukte het belang van het toelaten van ambulante zorg door de cliënt en dat er geen brandgevaar meer was. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A. Buizer en schriftelijk uitgewerkt door griffier L.C.M. van Gils.