ECLI:NL:RBROT:2021:11026

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
C/10/604306 / HA ZA 20-895
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen Vereniging van Eigenaren en appartementseigenaar over naleving van splitsingsreglement en huishoudelijk reglement

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een geschil met een lid van de VvE, [gedaagde], over de naleving van bepalingen in het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement. De VvE vordert onder andere dat [gedaagde] zijn tuin onderhoudt, de klimop die tegen de buitengevel groeit verwijdert, en dat hij geen goederen op de oprit van de nooduitgang plaatst. De VvE heeft ook boetes opgelegd aan [gedaagde] voor het niet naleven van deze regels en voor het niet betalen van maandelijkse bijdragen. De rechtbank heeft op 10 november 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] in meerdere opzichten in strijd heeft gehandeld met de reglementen van de VvE. De rechtbank heeft de vorderingen van de VvE grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van boetes en de verplichting om de tuin te onderhouden. De rechtbank heeft ook bepaald dat [gedaagde] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de opgelegde boetes en achterstallige bijdragen moet betalen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/604306 / HA ZA 20-895
Vonnis van 10 november 2021
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN [naam VvE] TE [plaats],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H.J.G. Braakhuis te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. T.F.W. Bijloo te ’sGravenhage.
Partijen zullen hierna de VvE en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 23 december 2020 van deze rechtbank met de daaraan ten grondslag liggende stukken,
  • de oproepingsbrieven van deze rechtbank van 4 februari 2021 voor de mondelinge behandeling op 28 juni 2021,
  • de brief van 3 juni 2021 van mr. E. de Jongh, de voormalig advocaat van [gedaagde] , met het verzoek om de mondelinge behandeling op 28 juni 2021 te verplaatsen,
- de brief van 7 juni 2021 van mr. Braakhuis,
  • de brieven van de rechtbank van 9 juni 2021, met daarin de mededeling dat de mondelinge behandeling doorgang zal vinden met tevens een zittingsagenda,
  • de akte overleggen producties tevens akte wijziging van de eis van de VVE van de zijde van de VvE, met producties 26a tot en met 45,
  • het e-mailbericht van 17 juni 2021 van de zijde van de VvE, met productie 5,
  • het B2-formulier en het e-mailbericht van mr. De Jonge van 22 juni 2021, met daarin de mededeling dat hij zich als advocaat van [gedaagde] heeft onttrokken,
  • de brief van mr. Braakhuis van 22 juni 2021,
  • het e-mailbericht van de rechtbank van 24 juni 2021 aan partijen waarin is meegedeeld dat de mondelinge behandeling op 28 juni 2021 geen doorgang vindt,
  • de oproepingsbrieven van 19 juli 2021 voor de mondelinge behandeling op 14 september 2021,
- de mondelinge behandeling op 14 september 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Het complex ‘ [naam complex] ’ aan de [adres 1] te [plaats] is bij akte van 15 mei 1975 gesplitst in appartementsrechten. Op die dag is tevens de VvE opgericht.
2.2.
Sinds de akte houdende wijziging van de splitsing van 15 november 1993 omvat de splitsing 116 appartementsrechten. In de wijzigingsakte is het splitsingsreglement vastgelegd. In het splitsingsreglement is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Artikel 4:
(…)
2. Op grond van de vastgestelde exploitatierekening worden de definitieve bijdragen van de eigenaars door het bestuur met inachtneming van de verhouding als is bepaald in artikel 2 derde lid vastgesteld, met dien verstande dat de definitieve bijdragen in de plaats treden van de in artikel 5 tweede lid bedoelde voorschotbijdragen en dat hetgeen als voorschotbijdragen is betaald in mindering wordt gebracht.
Artikel 5:
1. Van de gezamenlijke schulden en kosten - waaronder begrepen een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de te begroten kosten als bedoeld in artikel 4 eerste lid - wordt jaarlijks door het bestuur een begroting voor het aangevangen of het komende boekjaar ontworpen en aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd. Deze vergadering stelt de begroting vast.
2. Bij het vaststellen van de begroting bepaalt de vergadering tevens het bedrag, dat bij wijze van voorschotbijdragen door de eigenaars verschuldigd is, alsmede het aandeel van iedere eigenaar daarin, vastgesteld met inachtneming van de verhouding als is bepaald in artikel 2 derde lid. De eigenaars zijn verplicht met ingang van een door het bestuur te bepalen datum maandelijks één/twaalfde van het bedoelde aandeel aan de vereniging te voldoen.
Artikel 6:
1. Indien een eigenaar het ingevolge artikel 4 en/of artikel 5 door hem aan de vereniging verschuldigde bedrag niet binnen een maand, nadat het bedrag opeisbaar is geworden, aan de vereniging heeft voldaan, is hij zonder dat enige ingebrekestelling is vereist in verzuim en is hij over dat bedrag, van de datum van opeisbaarheid af, een rente verschuldigd, berekend op basis van de wettelijke rente ten tijde van de dag van opeisbaarheid, verhoogd met vier punten, met een minimum van vijfentwintig gulden
( f25,--) per maand of zoveel meer als de vergadering mocht vaststellen. Het bestuur is bevoegd dit bedrag te matigen.
(…)
Artikel 11:
Iedere eigenaar en gebruiker heeft het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken volgens de bestemming daarvan. Hij moet daarbij inachtnemen het reglement, het eventuele huishoudelijk reglement en de eventuele regels als bedoeld in artikel 5:128 van het Burgerlijk Wetboek. Hij mag geen inbreuk maken op het recht van medegebruik van de andere eigenaars en gebruikers.
(…)
Artikel 16:
Iedere eigenaar en gebruiker is tegenover de andere eigenaars en gebruikers aansprakelijk voor de schade toegebracht aan de gemeenschappelijke gedeelten en/of gemeenschappelijke zaken en voor onredelijke hinder voor zover deze schade of hinder veroorzaakt is door de schuld van hemzelf of van zijn huisgenoten of zijn personeel en hij is verplicht voor zover dit redelijk is maatregelen te nemen of te dulden, die de strekking hebben bedoelde schade te voorkomen.
(…)
Artikel 22:
Iedere eigenaar en gebruiker die recht heeft op het gebruik van een privé gedeelte, voor zover bestemd tot tuin, is verplicht deze voor zijn rekening als tuin aan te leggen en te onderhouden met inachtneming van de besluiten van de vergadering en van het bepaalde in het huishoudelijk reglement. (…)
Het is niet geoorloofd zonder toestemming van de vergadering opgaand hout in de tuin te hebben, waardoor het uitzicht van de andere eigenaars of gebruikers en het ontvangen van licht en lucht door de ramen en openingen van het gebouw zouden worden belemmerd. (…)
4. Het is evenmin zonder toestemming van de vergadering geoorloofd tegen de muren planten of heesters te laten opgroeien tot voorbij vijftig centimeter beneden het laagste raamkozijn van de eerste verdieping van het gebouw.
(…)
Artikel 28:
Een appartementsrecht kan worden vervreemd. Onder vervreemding valt ook toedeling, alsmede vestiging van de beperkte rechten van vruchtgebruik, van gebruik en bewoning en van erfpacht.
De appartementsrechten bestemd tot garage of autobox kunnen uitsluitend worden vervreemd aan een eigenaar van een appartementsrecht dat (mede) bestemd is tot woning.
Artikel 29:
Bij overtreding of niet-nakoming van een der bepalingen van de wet, van het reglement of van het eventuele huishoudelijk reglement, hetzij door een eigenaar, hetzij door een gebruiker, zal het bestuur de betrokkene een schriftelijke waarschuwing doen toekomen per aangetekende brief en hem wijzen op de overtreding of niet nakoming.
Indien de betrokkene binnen een maand geen gevolg geeft aan de waarschuwing kan het bestuur hem een boete opleggen van ten hoogste een bedrag dat door de vergadering voor zodanige overtredingen of niet-nakoming is bepaald voor elke overtreding of niet-nakoming, onverminderd de gehoudenheid van de betrokkene tot schadevergoeding, zo daartoe termen aanwezig zijn, en onverminderd de andere maatregelen, welke de vergadering kan nemen krachtens de wet of het reglement.
De te verbeuren boeten komen ten bate van de vereniging.”
2.3.
[gedaagde] is sinds 5 september 2008 de gerechtigde tot het appartementsrecht met appartementsindex [indexnummer 1] ; een appartement gelegen aan de [adres 2] te Den Haag. Het appartement is gelegen op de begane grond aan de buitenzijde van het complex. [gedaagde] is als appartementseigenaar van rechtswege lid van de VvE.
2.4.
Op 17 april 2018 is in de vergadering van eigenaars een huishoudelijk reglement vastgesteld. In dit huishoudelijk reglement is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Artikel A12:
Bij overtreding door een eigenaar en/of gebruiker van één van de overige bepalingen van de Wet, van de splitsingsakte waarin begrepen het aan dit Huishoudelijk Reglement ten grondslag liggende Reglement, zal het bestuur de betrokkene een schriftelijke waarschuwing doen toekomen overeenkomstig het bepaalde in art. 29, lid 1, van het Reglement.
Indien de betrokkene geen gevolg geeft aan de waarschuwing kan, op voorstel van het bestuur, de vergadering hem een boete opleggen van maximaal € 100,00 per dag voor elke dag dat de overtreding voortduurt.
(…)
Artikel B2 lid 2:
(…) De aan de buitenzijde van het complex gelegen gronden/tuinen dienen zodanig te worden onderhouden - voor zover onderhoud aan de buitenmuur daarvan krachtens de splitsingsakte niet voor rekening en verantwoording van de VVE komt dat geen afbreuk wordt gedaan aan de aard en het aanzien van het complex. Het bestuur is bevoegd ter zake aanwijzingen te geven.”
2.5.
[gedaagde] maakt gebruik van de garages met de appartementsindices [indexnummer 2] en [indexnummer 3] . De garages staan op naam van de met ingang van 4 juni 2014 ontbonden vennootschap [naam vennootschap] . [gedaagde] is enig bestuurder van de vennootschap.
2.6.
Het bestuur van de VvE heeft in september 2019 de tuinman opdracht gegeven het (overhangend) groen in de tuin van [gedaagde] te snoeien.
2.7.
Op 22 oktober 2019 is door de voorzitter van VvE, de heer. [persoon A] (hierna: de heer [persoon A] ), aangeschreven. In de waarschuwingsbrief als bedoeld in artikel 29 van het splitsingsreglement is – onder meer – het volgende opgenomen:
"Vereniging van Eigenaars Flatgebouw [naam complex] , [adres 2] te [plaats] " (de VvE) is gebleken is dat u diverse bepalingen uit de akte van splitsing van 15 november 1993 (de akte) overtreedt. Daarop bent u reeds meerdere malen aangesproken en aangemaand, zowel mondeling als per e-mailbericht, echter heeft dit er niet toe mogen leiden dat u de overtredingen heeft
beëindigd. Ik wijs u (nogmaals) op de volgende overtredingen:
- U laat na uw tuin (met inbegrip van de pergola en het zonnescherm) te onderhouden, waarmee u aan de overige eigenaars en bewoners - met name uw bovenbuurvrouw wier balkon door uw planten wordt overwoekerd - onredelijke hinder toebrengt. Zulks in strijd met de artikelen 17 lid 1, 22 leden 1 en 3 van de akte en artikel B2 lid 2 van het huishoudelijk reglement.
- U laat klimop tegen de gemeenschappelijke buitengevel groeien, hetgeen in strijd is met de artikelen 22 leden 3 en 4 van de akte. Door Brooks Bouwkundig Adviesburo is aan de VvE bevestigd dat de aanwezigheid van klimop kan leiden tot vorstschade, aangezien het voegwerk door de wortels wordt aangetast en de gevel minder snel droogt. Tegenover andere eigenaars en gebruikers bent u krachtens artikel 16 van de akte aansprakelijk voor door uw schuld veroorzaakte schade aan de gemeenschappelijke gedeelten (in dit geval de gevel) en bent u verplicht maatregelen te nemen of te dulden die de strekking hebben bedoelde schade te voorkomen. Evenwel laat u ondanks verzoeken en sommaties daartoe na de klimop te verwijderen en verhindert u zelf dat de tuinman daartoe overgaat.
- U blokkeert - in strijd met artikel 11 van de akte - de nooduitgang door het daarop gedurende lange tijd deponeren van uw tuinafval, het (doen) stallen van fietsen en het daarop opslaan van tuingoederen, planten en stenen; door dit laatste gebruikt U ten onrechte de gemeenschappelijke borstwering als toegang tot Uw tuin.
- U schoffeert, beledigt en intimideert (oud)bestuursleden en zelfs de tuinman. Het moge duidelijk zijn dat dergelijk handelen in strijd is met artikel 2:8 BW, dat bepaalt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkander moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
- U heeft uw appartement verhuurd/in gebruik gegeven. Dit is op grond van artikel 24 van de akte slechts toegestaan indien u ervoor zorgdraagt dat diegene het gebruik slechts verkrijgt na ondertekening en afgifte van een ondertekende verklaring waarin de huurder/gebruiker verklaart de bepalingen van het reglement, het huishoudelijk reglement alsmede regels als bedoeld in artikel 5:128 BW te zullen naleven.
- Het moet er voor worden gehouden, dat - vermoedelijk vanwege het feit dat de elektriciteit in uw appartement is afgesloten - u gebruik maakt van een uit een van uw garages getrokken leiding om te voorzien in enige elektriciteitsvoorziening. Dit betreft een gemeenschappelijke leiding, waarmee u - naar moet worden aangenomen - illegaal elektriciteit aftapt en bovendien een brandgevaarlijke situatie creëert. Nog afgezien van strafrechtelijke bepalingen - waarover de VvE zich nader zal laten informeren - is dit in strijd met artikel 9 lid 2 van de akte, op grond waarvan u zonder toestemming van de vergadering van eigenaars geen veranderingen in de gemeenschappelijke gedeelten en zaken mag aanbrengen; niet aan de gemeenschappelijke leiding, niet aan gemeenschappelijke vloeren, fundering, gevel en/of muren, waar de leiding klaarblijkelijk doorheen is getrokken.
Vanwege bovenvermelde overtredingen ontvangt u hierbij een waarschuwing in de zin van artikel 29 van de akte. Indien u bovenstaande overtredingen niet (…)
uiterlijk 19 november 2019, althans binnen één maandna heden heeft beëindigd, dan wel deze nogmaals plaatsvinden, wordt aan u per overtreding een boete opgelegd.
Tevens wordt in dat geval een (kort geding) procedure gestart waarin beëindiging van de overtredingen alsmede betaling van de boetes zal worden afgedwongen. Het procesbesluit daartoe zal in de aankomende vergadering van eigenaars - te houden op dinsdag 19 november 2019 te 20.00 uur - worden genomen, waarbij het bestuur er niet aan ontkomt een toelichting op de ontwikkelingen in uw zaken te geven aan de hand van een memo.
Voorts stel ik u er alvast van in kennis dat on deze vergadering op voordracht van het bestuur een waarschuwing in de zin van artikel 27 kan worden gegeven dat de vergadering bij het nogmaals verrichten dan wel voortzetten van de genoemde overtredingen (alsmede het stelselmatig niet voldoen aan uw financiële verplichtingen) kan besluiten u het gebruik van uw privégedeelte alsmede het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken te ontzeggen. Een uitnodiging om terzake in de vergadering te worden gehoord, kunt u op korte termijn tegemoet zien.”
2.8.
Op 19 november 2019 heeft een vergadering van eigenaars van de VvE plaatsgevonden. Voorafgaand aan de vergadering is een memo aan de eigenaars gezonden. In dit memo vraagt het bestuur van de VvE om in de vergadering van eigenaars bij besluit:
“(…)
 te bevestigen de door het bestuur bij brief d.d. 22 oktober 2019 aan [initialen gedaagde] (
[gedaagde] , rechtbank)gegeven waarschuwing in de zin van artikel 29 van het reglement.
 te bepalen, dat [initialen gedaagde] de in zijn tuin opgroeiende klimop uiterlijk op 24 november 2019 verwijderd zal hebben, alsmede dat hij alsdan gerestaureerd, dan wel verwijderd zal hebben de in het ongerede geraakte pergola in zijn tuin en dat indien alsdan niet aan beide bevelen voldaan zal blijken te zijn, hij vanaf 25 november 2019 een boete verschuldigd zal zijn van Euro 10,00 per kalenderdag tot de dag dat aan dit bevel geheel voldaan zal zijn,
 te bepalen, dat [initialen gedaagde] de voor een van de ramen van zijn appartement aanwezige vernielde zonwering uiterlijk op 24 november 2019 zal verwijderen en/of restaureren en dat indien alsdan niet aan dit bevel voldaan zal blijken te zijn, hij vanaf 25 november 2019 een boete verschuldigd zal zijn van Euro 10,00 per kalenderdag tot de dag dat aan dit bevel voldaan zal zijn,
 te bepalen, dat [initialen gedaagde] uiterlijk op 24 november 2019 verwijderd zal hebben en verwijderd zal houden, al hetgeen door hem is neergezet en/of achtergelaten op het gemeenschappelijk gedeelte voor de nooduitgang aan de zijde van de [straatnaam] (op het moment van schrijven van dit memo met name de als trapje gebruikte flagstones, de kliko, plant en tuinafval) en dat indien alsdan niet integraal aan dit bevel voldaan al blijken te zijn hij vanaf 25 november2019 een (additionele) boete verschuldigd zal zijn van Euro 10,00 per kalenderdag tot de dag dat aan dit bevel voldaan zal zijn,
 te bepalen, dat [initialen gedaagde] uiterlijk op 24 november 2019 aan het bestuur van de VvE zal hebben afgegeven de ondertekende verklaring waarin de huurder/gebruiker van het appartement van [initialen gedaagde] verklaart de bepalingen van het Reglement, het huishoudelijk reglement alsmede regels als bedoeld in artikel 5 :128 BW te zullen naleven en dat indien alsdan niet aan dit bevel voldaan zal blijken te zijn, hij vanaf 25 november 2019 een (additionele) boete verschuldigd zal zijn van Euro 10.00 per kalenderdag tot de dag dat aan dit bevel voldaan zal zijn,
 te verbieden dat [initialen gedaagde] de buitenmuur van het complex van de VVE ter hoogte van het gemeenschappelijke gedeelte aan de [straatnaam] als toegang tot zijn appartement zal gebruiken op straffe van een boete van Euro 25,00 voor elke keer, dat hij dit verbod overtreedt,
 te bepalen, dat [initialen gedaagde] uitdrukkelijk schriftelijk toestemming geeft, dat het bestuur van de VVE uiterlijk op 24 november 2019 onderzoek kan laten doen door een door het bestuur in te schakelen deskundige naar het gebruik van de uit de garage van [initialen gedaagde] lopende elektriciteitsleiding en dat indien alsdan niet aan dit bevel voldaan zal blijken te zijn, hij vanaf 25 november 2019 een additionele boete zal zijn verschuldigd van Euro 10,00 per kalenderdag tot de dag dat aan dit bevel voldaan zal zijn, met bepaling tevens, dat indien mocht blijken, dat sprake is van onrechtmatige stroomafname de kosten daarvan (daaronder begrepen de onderzoekskosten) voor rekening van [initialen gedaagde] zullen zijn.
 Het bestuur van de VVE ten slotte te machtigen tot het entameren van een Kort Geding, waarbij in de eerste plaats bij voorlopige voorziening een rechterlijk bevel zal worden uitgelokt tot nakoming van de verplichtingen als hiervoor omschreven, subsidiair een machtiging zal worden gevorderd de noodzakelijke werkzaamheden door het bestuur te laten uitvoeren op kosten van [initialen gedaagde] , in de tweede plaats betaling van de eventueel verbeurde boetes zal worden gevorderd en overigens die vorderingen zullen worden geformuleerd, die het bestuur bij de zich dan voordoende omstandigheden na overleg met zijn adviseurs geraden zal oordelen.
(…)”
2.9.
Uit de notulen van de vergadering op 19 november 2019 volgt dat de vergadering unaniem akkoord is gegaan met de onder 2.8 genoemde voorstellen van het bestuur.
2.10.
De gemachtigde van de VvE heeft op 18 december 2019 [gedaagde] aangeschreven en hem verzocht de overtredingen te staken en gestaakt te houden alsmede gesommeerd de door de vergadering van eigenaars opgelegde boetes te voldoen.
2.11.
[gedaagde] heeft in de loop van 2020 op de gemeenschappelijk oprit een container en een stapel tegels geplaatst, die hij gebruikte om via de gemeenschappelijke borstwerking/ buitenmuur van het pand in zijn tuin te komen. De VvE heeft op 12 maart 2021 de container en de tegels verwijderd.
2.12.
[gedaagde] woont – nadat het appartement lange tijd werd bewoond door derden – sinds 14 juli 2021 weer zelf in het appartement.

3..Het geschil

3.1.
De VvE vordert – na vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] veroordeelt zijn tuin te onderhouden en te blijven onderhouden, meer
specifiek door het snoeien en gesnoeid houden van hoog opschietende en/of
lichtbelemmerende, dan wel overhangende struiken/bomen, subsidiair te gehengen en gedogen, dat zulks op kosten van [gedaagde] door de tuinman van de VvE zal worden uitgevoerd, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
[gedaagde] veroordeelt de klimop die tegen de buitengevel groeit te verwijderen en
verwijderd te houden, subsidiair te gehengen en gedogen dat zulks op kosten van [gedaagde]
door de tuinman van de VvE zal worden uitgevoerd, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
[gedaagde] veroordeelt de scheef staande pergola te verwijderen, subsidiair te gehengen en gedogen dat zulks op kosten van [gedaagde] door een door de VvE ingeschakelde deskundige zal geschieden, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
[gedaagde] veroordeelt het kapotte zonnescherm te repareren dan wel verwijderen,
subsidiair te gehengen en gedogen dat dat zonnescherm op kosten van [gedaagde] door een door de VvE ingeschakelde deskundige zal worden verwijderd, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
[gedaagde] verbiedt goederen op te (doen) slaan op de oprit van de nooduitgang, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
[gedaagde] verbiedt de gemeenschappelijke borstwering/buitenmuur als toegang tot zijn tuin te gebruiken, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
[gedaagde] gebiedt zich te onthouden van het intimideren, schofferen en/of
beledigen van (oud)bestuursleden en degenen die bij de VvE zijn betrokken, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
[gedaagde] verbiedt zijn privégedeelte aan een derde in gebruik te geven, indien
geen ondertekende gebruikersverklaring is overgelegd, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
i. [gedaagde] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het in de
hoofdzaak te wijzen vonnis de garages die op naam van zijn opgeheven/ontbonden
B.V. staan, op zijn eigen naam te (laten) zetten, op straffe van een dwangsom van
€ 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,-;
[gedaagde] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het in de
hoofdzaak te wijzen vonnis aan de VvE te betalen de opgelegde boetes ter hoogte van € 21.496,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagde] veroordeelt binnen veertien dagen na betekening van het in de hoofdzaak te wijzen vonnis aan de VvE te betalen een bedrag van € 8.520,39, te vermeerderen met de contractuele rente, dan wel de wettelijke rente over een bedrag van
€ 7.289,83,vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagde] veroordeelt in de (na)kosten van de procedure, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen deze termijn plaatsvindt vermeerderd met kosten voor betekening van het vonnis, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 225,13 per maand aan nog te vervallen (voorschot-) bijdragen voor de woning, te vermeerderen met de eventuele door de VvE vast te stellen maandelijkse verhoging en de contractuele dan wel de wettelijke rente, alsmede met ingang van juni 2021 tot aan het einde van het ten tijde van de akte van eiswijziging lopende boekjaar, zijnde december 2021;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 77,60 per maand aan nog te
vervallen (voorschot-) bijdragen voorde garages, te vermeerderen met de eventuele door de VvE vast te stellen maandelijkse verhoging en de contractuele dan wel de wettelijke rente, alsmede met ingang van juni 2021 tot aan het einde van het ten tijde van de akte van eiswijziging lopende boekjaar, zijnde december 2021.
3.2.
De VvE legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] gedurende lange tijd verschillende bepalingen uit zowel het splitsingsreglement als het huishoudelijk reglement overtreedt. [gedaagde] is als lid van de VvE gebonden aan deze bepalingen. Op grond van de besluiten van de vergadering van de VvE is [gedaagde] dan ook reeds meerdere boetes verschuldigd. [gedaagde] heeft daarnaast gedurende lange tijd zijn maandelijkse (voorschot) bijdragen niet voldaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer strekkende tot niet-toewijzing van de vorderingen van VvE, met veroordeling van VvE in de kosten van de procedure.
3.4.
[gedaagde] betwist de door de VvE gestelde overtredingen van het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement en voert tegen de vordering tot betaling van de maandelijkse bijdragen verweer door een beroep te doen op een opschortingsrecht ter zake niet uitgekeerde schadevergoeding als gevolg van waterschade in de garage.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft zich niet verzet tegen de vermeerdering van eis. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding deze in strijd met de eisen van een goede procesorde te oordelen, zodat de wijziging wordt toegelaten en recht wordt gedaan op de gewijzigde eis.
4.2.
De materiële vorderingen in deze procedure zijn – samengevat – i) nakoming door [gedaagde] van de door hem overtreden bepalingen uit het splitsingsreglement en het huishoudelijk regelement, ieder op straffe van een dwangsom, ii) betaling door [gedaagde] van de door het bestuur aan hem opgelegde boetes, iii) betaling door [gedaagde] van de reeds verschuldigde maandelijkse bijdragen en iv) betaling door [gedaagde] van de toekomstige maandelijkse bijdragen.
i.
Nakoming bepalingen
4.3.
In beginsel geldt dat [gedaagde] als appartementseigenaar en lid van de VvE is gebonden aan de bepalingen in het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] enkele van de bepalingen uit het splitsingsreglement en/of het huishoudelijk reglement al dan niet is nagekomen. De VvE heeft [gedaagde] in rechte betrokken om nakoming van die specifieke bepalingen af te dwingen.
4.4.
De VvE is met in achtneming van artikel 29 van het splitsingsreglement en artikel 12 van het huishoudelijk reglement bevoegd nakoming van de betreffende bepalingen af te dwingen in het geval sprake is van een overtreding. In dat kader is niet in geschil dat de VvE op 22 oktober 2019 een waarschuwingsbrief aan [gedaagde] heeft verzonden (zie 2.7) en dat tijdens de vergadering van de VvE op 19 november 2019 besloten is om nadere maatregelen te treffen om [gedaagde] tot nakoming te dwingen (zie 2.8 en 2.9).
4.5.
De rechtbank zal de betreffende bepalingen hierna afzonderlijk behandelen.
a. Onderhoud tuin
4.6.
De VvE heeft onder a. gevorderd dat [gedaagde] zijn tuin moet onderhouden en blijven onderhouden, meer specifiek door het snoeien en gesnoeid houden van hoog opschietende en/of lichtbelemmerende, dan wel overhangende struiken en bomen, op straffe van een dwangsom. Volgens de VvE laat [gedaagde] het na om zijn tuin te onderhouden en is als gevolg daarvan een wildgroei aan struiken en bomen ontstaan. [gedaagde] heeft betwist dat hij geen tuinonderhoud aan zijn tuin pleegt, maar voert aan dat hij voorstander is van een ‘groene tuin’.
4.7.
Artikel 5:44 BW geeft aan de nabuur het recht om zijn buurman aan te manen de overhangende beplanting af te snoeien tot aan de erfgrens. Uit dit artikel vloeit voort dat het overhangen van beplanting op zichzelf reeds onrechtmatig is. [gedaagde] is dan ook verplicht de overhangende beplanting te snoeien. Op grond van artikel 22 lid 1 van het splitsingsreglement en artikel B2 lid 2 van het huishoudelijk reglement is [gedaagde] verder verplicht om zijn tuin zodanig te onderhouden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de aard en het aanzien van het complex.
4.8.
Door [gedaagde] is niet betwist dat sprake is (geweest) van overhangende beplanting. [gedaagde] heeft enkel aangevoerd dat hij voorstander is van een ‘groene tuin’. [gedaagde] is echter verplicht om de overhangende beplanting te snoeien, hetgeen hij nalaat. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen. Een dwangsom van € 1.000,-, voor elk kalenderjaar waarin de snoeiwerkzaamheden van de overhangende beplanting niet hebben plaatsgevonden acht de rechtbank passend met het oog op de na te komen verplichting. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 5.000,-.
4.9.
De vordering wordt voor het overige afgewezen. Naast het feit dat niet is komen vast te staan in hoeverre voor het overige sprake is van achterstallig onderhoud in de tuin waar de VvE door zou zijn benadeeld, is de vordering tot “onderhoud” van de tuin in algemene zin naar het oordeel van de rechtbank te onbepaald en daarmee niet toewijsbaar.
b. Beplanting tegen de gevel
4.10.
De VvE heeft onder b. gevorderd dat [gedaagde] de klimop die tegen de buitengevel groeit moet verwijderen en verwijderd houden, op straffe van een dwangsom. Volgens de VvE laat [gedaagde] klimop tegen de gemeenschappelijke buitengevel van het complex groeien. De begroeiing is zelfs zodanig, dat het balkon van het appartement gelegen boven de woning van [gedaagde] is overwoekerd. [gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat niet is gebleken dat hij met op dit punt een bepaling heeft overtreden. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog het verweer gevoerd dat hij destijds met de bovenbuurvrouw afspraken heeft gemaakt en dat zij toestemming heeft gegeven voor de opgroeiende blauweregen.
4.11.
Op grond van artikel 22 lid 4 van het splitsingsreglement is het niet geoorloofd om zonder toestemming van de vergadering tegen de muren planten of heesters te laten opgroeien tot voorbij vijftig centimeter beneden het laagste raamkozijn van de eerste verdieping van het gebouw.
4.12.
Alhoewel de VvE de tegen de gevel opgroeiende beplanting als klimop aanduidt en [gedaagde] als blauweregen, doelen partijen op dezelfde opgroeiende beplanting. [gedaagde] heeft niet betwist dat deze beplanting voorbij de grens is gegroeid van vijftig centimeter beneden het laagste raamkozijn van de eerste verdieping. Het is niet gebleken dat [gedaagde] hiervoor toestemming had van de vergadering. Het verweer van [gedaagde] dat de bovenbuurvrouw hiervoor toestemming had verleend is door de VvE weersproken. Nog los van de vraag of die toestemming de opgroeiende beplanting gelet op de bepaling in het splitsingsreglement rechtvaardigt, heeft [gedaagde] in het licht van de betwisting van de VvE zijn verweer onvoldoende gemotiveerd. De vordering van de VvE wordt dan ook toegewezen in die zin dat alle tegen de gevel opgroeiende beplanting voorbij vijftig centimeter beneden het laagste raamkozijn van de eerste verdieping moet verwijderen. Een dwangsom van € 1.000,- ineens en vervolgens € 50,- per dag dat de verplichting niet wordt nagekomen, acht de rechtbank passend. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 5.000,-.
c. Pergola
4.13.
De VvE vordert onder c. dat [gedaagde] de scheef staande pergola moet verwijderen, op straffe van een dwangsom. De VvE stelt dat [gedaagde] als lid van de VvE zijn tuin moet onderhouden en in het kader daarvan de scheefgezakte pergola moet verwijderen. [gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat de pergola zijn privé-eigendom is en het daarom aan hem is of en wanneer de pergola wordt verwijderd.
4.14.
De VvE heeft de vordering tot verwijdering van de pergola gebaseerd op de artikelen in het splitsingsreglement en huishoudelijk reglement die betrekking hebben op het onderhoud van de tuin. Het is niet gebleken dat de pergola onvoldoende onderhouden is. Dat de pergola is scheefgezakt, is op zichzelf geen reden om van [gedaagde] te eisen dat de pergola wordt verwijderd. Immers, de pergola staat in de privétuin van [gedaagde] en bovendien is niet gebleken dat de pergola op dit moment een gevaar vormt voor de (leden van de) VvE. De vordering wordt dan ook afgewezen.
d. Zonnescherm
4.15.
De VvE vordert onder d. dat [gedaagde] het kapotte zonnescherm moet verwijderen, op straffe van een dwangsom. De VvE stelt dat [gedaagde] als lid van de VvE zijn tuin moet onderhouden en in het kader daarvan het kapotte zonnescherm moet verwijderen. [gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat het zonnescherm zijn privé-eigendom is en het daarom aan hem is of en wanneer het zonnescherm wordt verwijderd.
4.16.
De VvE heeft de vordering tot verwijdering van het zonnescherm gebaseerd op de artikelen in het splitsingsreglement en huishoudelijk reglement die betrekking hebben op het onderhoud van de tuin. Het zonnescherm is aan de buitengevel van het appartement van [gedaagde] gemonteerd. De rechtbank is van oordeel dat het zonnescherm als zodanig geen onderdeel uitmaakt van de tuin. De vordering wordt dan ook afgewezen.
e. Blokkeren nooduitgang
4.17.
De VvE vordert onder e. om [gedaagde] te verbieden goederen op te (doen) slaan op de oprit van de nooduitgang, op straffe van een dwangsom. De VvE stelt dat [gedaagde] allerlei goederen had opgeslagen, waaronder een stapel stenen en een container. Volgens de VvE weigerde [gedaagde] deze goederen te verwijderen, waarna de VvE vervolgens op 12 maart 2021 zelf de goederen heeft verwijderd. De VvE stelt dat [gedaagde] sindsdien een tafeltje op de oprit heeft geplaatst. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat de goederen op de oprit van de nooduitgang hebben gestaan en dat hij daarvoor verantwoordelijk was.
4.18.
Op grond van artikel 11 van het splitsingsreglement heeft [gedaagde] recht op het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten van het pand, waaronder de nooduitgang. [gedaagde] is echter op grond van hetzelfde artikel ook verplicht om geen inbreuk te maken op het recht van medegebruik van de andere eigenaars en gebruikers. Dit brengt met zich mee dat [gedaagde] niet onnodig goederen mag opslaan op de gemeenschappelijk oprit. [gedaagde] heeft erkend dat de goederen op de oprit van de nooduitgang hebben gestaan. [gedaagde] heeft voorts niet betwist dat er na 12 maart 2021 een tafeltje heeft gestaan om zich de toegang tot zijn appartement te verschaffen. [gedaagde] handelt hiermee in strijd met artikel 11 van het splitsingsreglement. De rechtbank wijst de vordering dan ook toe, inclusief de gevorderde dwangsom.
f. Gebruik borstwering/buitenmuur
4.19.
De VvE vordert onder f. om [gedaagde] te verbieden de gemeenschappelijke borstwering/buitenmuur als toegang tot zijn tuin te gebruiken, op straffe van een dwangsom. Volgens de VvE gebruikte [gedaagde] de stapel stenen (zoals genoemd onder 4.17) om via de borstwering/buitenmuur zich de toegang tot zijn appartement te verschaffen. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de goederen op de oprit van de nooduitgang heeft gebruikt om in zijn tuin te komen.
4.20.
De VvE baseert de vordering onder f. eveneens op grond van artikel 11 van het splitsingsreglement. Nu [gedaagde] niet heeft betwist dat de goederen op de oprit van de nooduitgang hebben gestaan en deze heeft gebruikt om zich de toegang tot zijn appartement te verschaffen, wordt de vordering toegewezen, inclusief de gevorderde dwangsom.
g. Schofferen, intimideren en beledigen (oud)bestuursleden en de tuinman
4.21.
De VvE vordert onder g. om [gedaagde] te gebieden zich te onthouden van het intimideren, schofferen en/of beledigen van (oud)bestuursleden en degenen die bij de VvE zijn betrokken, op straffe van een dwangsom. De VvE stelt dat [gedaagde] in september 2019 zowel de tuinman als een bestuurslid intimiderend heeft behandeld. Verder laat [gedaagde] zich in correspondentie beledigend en schofferend uit over de bestuursleden, aldus de VvE. [gedaagde] heeft betwist dat hij zich als zodanig heeft gedragen.
4.22.
De VvE baseert de vordering op grond van artikel 5:124 BW in samenhang met artikel 2:8 BW. Nog los van de vraag of [gedaagde] zich daadwerkelijk zodanig heeft gedragen jegens de betreffende personen, is niet gebleken welk belang de VvE, optredend namens zichzelf, heeft bij deze vordering. De VvE heeft niet gemotiveerd waarom toewijzing van de vordering strekt ter bescherming van de belangen van de VvE, noch heeft zij gesteld namens de betreffende personen op te komen. De vordering wordt dan ook op grond van artikel 3:303 BW bij gebrek aan eigen belang van de eiseres afgewezen.
h. Verhuur/in gebruik geven privégedeelte zonder afgifte gebruikersverklaring
4.23.
De VvE vordert onder h. om [gedaagde] te verbieden zijn privégedeelte aan een derde in gebruik te geven, indien geen ondertekende gebruikersverklaring is overgelegd, op straffe van een dwangsom. De VvE stelt dat [gedaagde] zijn appartement heeft verhuurd dan wel in gebruik gegeven aan een derde, maar is daarbij geen gebruikersverklaring overlegd. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zijn appartement lange tijd is bewoond door een derde en dat hij sinds 14 juli 2021 weer zelf woont in het appartement.
4.24.
Op grond van artikel 24 lid 1 van het splitsingsreglement is [gedaagde] bevoegd zijn appartement aan een ander in gebruik te geven, mits hij zorgdraagt dat die ander het gebruik slechts verkrijgt na ondertekening en afgifte van de gebruikersverklaring. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij gedurende lange tijd zijn appartement aan een derde in gebruik heeft gegeven en dat daarbij nooit een gebruikersverklaring is afgegeven. [gedaagde] heeft hiermee lange tijd in strijd met artikel 24 lid 1 van het splitsingsreglement gehandeld. Alhoewel [gedaagde] sinds kort weer zelf woont in het appartement en in zoverre op dit moment niet in strijd met artikel 24 handelt, is onduidelijk voor hoe lang hij daar woont. Gelet op die onzekerheid en de lange tijd dat [gedaagde] bewust de betreffende voorschriften niet heeft nageleefd wijst de rechtbank de vordering toe, inclusief de gevorderde dwangsom.
i. Garages op naam B.V.
4.25.
De VvE vordert onder i. om [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de garages met de appartementsindices [indexnummer 2] en [indexnummer 3] die op naam van zijn ontbonden vennootschap [naam vennootschap] . staan, op zijn eigen naam te (laten) zetten, op straffe van een dwangsom. Volgens de VvE staan de garages in strijd met artikel 28 lid 2 van het splitsingsreglement op naam van de ontbonden vennootschap. [gedaagde] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de VvE heeft nagelaten om te motiveren waarom [gedaagde] gehouden is om de twee onroerende zaken van de ontbonden vennootschap op zijn naam moet zetten.
4.26.
Op grond van artikel 28 lid 2 van het splitsingsreglement kunnen de appartementsrechten bestemd tot garage of autobox uitsluitend worden vervreemd aan een eigenaar van een appartementsrecht dat (mede) bestemd is tot woning.
4.27.
Het is aan de VvE om te stellen dat [gedaagde] onrechtmatig jegens de VvE heeft gedragen. Voor zover dat in de stellingen van de VvE kan worden gelezen, is door de VvE niet gemotiveerd wat die onrechtmatige daad behelst. Niet in geschil is dat de garages op naam staan van de inmiddels ontbonden vennootschap van [gedaagde] . Op grond van artikel 28 lid 2 van het splitsingsreglement is niet zo zeer het eigendom van die garages onrechtmatig, maar kan de overdracht aan de vennootschap onrechtmatig zijn geweest. Om dat vast te kunnen stellen is van belang op welk moment de overdracht heeft plaatsgevonden en wie de appartementsrechten aan de vennootschap heeft overgedragen. Hierover ontbreekt zelfs de meest basale informatie. Reeds daarom kan niet worden vastgesteld of sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde] . De VvE heeft zich niet op andere grondslagen beroepen. De vordering wordt afgewezen.
ii. Betaling boetes
4.28.
VvE heeft onder j. gevorderd [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VvE te betalen de opgelegde boetes ter hoogte van € 21.496,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, alles tot aan datum van algehele voldoening.
4.29.
De VvE vordert in deze procedure betaling van de aan [gedaagde] opgelegde boetes voor a) het nalaten van het tuinonderhoud, b) het laten opgroeien van klimop tegen de gemeenschappelijke buitengevel, c) het blokkeren van de nooduitgang, d) het verhuren van de woning zonder gebruikersverklaring en e) het trekken van elektriciteitskabels naar de garages.
4.30.
De VvE heeft tijdens de vergadering van de VvE op 19 november 2019 met inachtneming van artikel 29 van het splitsingsreglement – na een eerdere waarschuwingsbrief – besloten om nadere maatregelen te treffen om [gedaagde] tot nakoming te dwingen, waaronder het opleggen van een boete van € 10,- per dag per specifieke overtreding. Het vast dat [gedaagde] geen vernietiging van het vergaderbesluit van 19 november 2019 heeft verzocht.
4.31.
[gedaagde] heeft weliswaar niet om vernietiging van het vergaderbesluit verzocht, maar betwist dat hij in overtreding zou zijn geweest.
4.32.
De rechtbank zal de boetes hierna afzonderlijk behandelen.
a) Nalaten tuinonderhoud
4.33.
De VvE vordert voor het nalaten van het tuinonderhoud door [gedaagde] van hem betaling van een boete van € 10,- per dag over de periode 25 november 2019 tot en met 17 juni 2021, in totaal een bedrag van € 5.600,-.
4.34.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde boete voor het nalaten van het tuinonderhoud moet worden afgewezen. De VvE heeft tijdens de vergadering op 19 november 2019 expliciet besloten om aan [gedaagde] een boete van € 10,- per dag op te leggen in het geval op 25 november 2019 de opgroeiende klimop niet gesnoeid is en de pergola niet gerenoveerd of verwijderd is. De VvE heeft in deze procedure voor de opgroeiende klimop een aparte boete gevorderd (zie hierna onder 4.35). Zoals onder 4.13 is overwogen is de rechtbank voorts van oordeel dat het niet gebleken dat de pergola onvoldoende onderhouden is. Voor overig nalatig tuinonderhoud heeft de VvE geen besluit voor het opleggen van een boete genomen, zodat voor toewijzing van de vordering geen grondslag bestaat.
b) Klimop
4.35.
De VvE vordert voor het laten opgroeien van klimop tegen de gemeenschappelijke buitengevel een boete van € 10,- per dag over de periode 25 november 2020 tot en met 17 juni 2021, in totaal een bedrag van € 5.600,-.
4.36.
De rechtbank heeft onder 4.12 geoordeeld dat [gedaagde] de opgroeiende beplanting in strijd met het splitsingsreglement heeft laten groeien voorbij vijftig centimeter beneden het laagste raamkozijn van de eerste verdieping te verwijderen. De VvE was dan ook gerechtigd om [gedaagde] tot nakoming te dwingen en met in achtneming van artikel 29 van het splitsingsreglement aan hem een boete op te leggen. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij in de periode 25 november 2020 tot en met 17 juni 2021 de klimop niet heeft gesnoeid. De rechtbank wijst de gevorderde boete dan ook volledig toe.
c) Blokkeren nooduitgang
4.37.
De VvE vordert voor het blokkeren van de nooduitgang een boete van € 10,- per dag over de periode 25 november 2019 tot en met 12 maart 2021, in totaal een bedrag van
€ 4.630,-.
4.38.
De rechtbank heeft onder 4.18 geoordeeld dat de [gedaagde] in strijd met het splitsingsreglement meerdere goederen op de gemeenschappelijke oprit heeft geplaatst. De VvE was dan ook gerechtigd om [gedaagde] tot nakoming te dwingen en met in achtneming van artikel 29 van het splitsingsreglement aan hem een boete op te leggen. De VvE heeft de goederen op 12 maart 2021 heeft verwijderd. Niet gebleken is dat [gedaagde] in tussentijd de goederen (tijdelijk) zou hebben verwijderd. De rechtbank wijst de gevorderde boete dan ook volledig toe.
d) Geen gebruikersverklaring
4.39.
De VvE vordert voor het niet overleggen van een gebruikersverklaring een boete van € 10,- per dag over de periode 25 november 2019 tot en met 17 juni 2021, in totaal een bedrag van € 5.600,-.
4.40.
De rechtbank heeft reeds onder 4.24 geoordeeld dat [gedaagde] in strijd met het splitsingsreglement heeft gehandeld door langdurig zijn appartement in gebruik te geven aan een derde zonder een gebruikersverklaring af te geven. De VvE was dan ook gerechtigd om [gedaagde] tot nakoming te dwingen en met in achtneming van artikel 29 van het splitsingsreglement aan hem een boete op te leggen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij sinds 14 juli 2021 weer zelf woont in het appartement. Het lag op de weg van [gedaagde] om te motiveren wanneer het gebruik door een derde is beëindigd. Niet is gebleken dat dit vóór 17 juni 2021 het geval was. De rechtbank wijst de vordering dan ook volledig toe.
e) Elektriciteit
4.41.
De VvE vordert een boete voor het trekken van een leiding uit een van de garages van € 10,- per dag over de periode 25 november 2019 tot en met 17 december 2019, in totaal een bedrag van € 240,-.
4.42.
De VvE stelt dat [gedaagde] een kabel heeft getrokken uit een van de garages en op die manier elektriciteit heeft afgetapt. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat er een elektriciteitskabel loopt van de garage naar het appartement, maar heeft daarbij aangevoerd dat hij daarvoor toestemming heeft gekregen van de huismeester en dat hem voorts onduidelijk is wat hij verkeerd zou hebben gedaan.
4.43.
In het licht van de betwisting lag het op de weg van de VvE om haar stelling te motiveren, hetgeen zij heeft nagelaten. Weliswaar is door [gedaagde] erkend dat er een kabel loopt van de garage naar het appartement, maar door de VvE niet is onderbouwd in hoeverre [gedaagde] hiermee onrechtmatig heeft gehandeld. Basale informatie over de aanleg en het gebruik ontbreekt. De vordering wordt dan ook afgewezen.
f) Wettelijke rente
4.44.
De VvE heeft voorts wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van dagvaarding tot aan datum van algehele voldoening. Op het moment van dagvaarding was [gedaagde] een boetebedrag van € 4.260,00 verschuldigd, zodat over dit bedrag wettelijke rente vanaf datum dagvaarding wordt toegewezen. Voor het overige wordt wettelijke rente toegewezen met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
iii. Maandelijkse bijdragen
4.45.
De VvE heeft onder k. gevorderd om [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VvE te betalen de somma van € 8.520,39, te vermeerderen met de contractuele rente dan wel de wettelijke rente over een bedrag van € 7.289,83, vanaf de dag van de dagvaarding tot aan dag van algehele voldoening.
4.46.
[gedaagde] heeft zich de betaling verweerd. [gedaagde] voert aan dat hij gerechtigd is om zijn betalingsverplichting jegens VvE (deels) op te schorten.
4.47.
Op grond van artikel 6:52 BW is de schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen de vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen.
4.48.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zich in één van de garages een waterlekkage heeft voorgedaan en dat hij recht heeft op een vergoeding van de VvE. [gedaagde] stelt dat de heer [persoon A] namens de VvE in een e-mailbericht heeft toegezegd dat er een bouwkundig adviseur zou komen op de schade in zowel de garage van de [gedaagde] als de aangrenzende garage van de heer [persoon B] vast te stellen. De VvE heeft betwist dat een dergelijke afspraak zou zijn gemaakt.
4.49.
De rechtbank is van oordeel dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat [gedaagde] een opeisbare vordering op de VvE heeft. [gedaagde] heeft op geen enkele wijze concreet onderbouwd dat er waterschade is ontstaan. Hij heeft daarmee zijn stelplicht verzaakt. Nu niet is gebleken dat [gedaagde] een opeisbare vordering op de VvE heeft, komt hem geen beroep op opschorting toe.
4.50.
De vordering van de VvE ten aanzien van de maandelijkse bijdragen is opgebouwd uit a) een hoofdsom van € 7.740,68, b) contractuele rente van € 328,86 en c) incassokosten van € 450,85.
a. Hoofdsom € 7.740,68
4.51.
De VvE stelt dat [gedaagde] voor zijn appartement aan de VvE de maandelijkse (voorschot)bijdragen vanaf oktober 2019 tot en met mei 2021, de afrekening stookkosten van 2019 en 2020 en tweemaal een éénmalige bijdrage is verschuldigd. Verder is [gedaagde] ook voor de twee garages de maandelijkse (voorschot)bijdragen vanaf januari 2019 tot en met mei 2021 en tweemaal een éénmalige bijdrage verschuldigd, aldus de VvE.
4.52.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij de maandelijkse (voorschot)bijdragen aan de VvE is verschuldigd. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het eerder door [gedaagde] in genomen standpunt dat hij de bijdragen voor de garages niet zou zijn verschuldigd. De afrekening van de stookkosten en de eenmalige bijdragen zijn door [gedaagde] in het geheel niet betwist. De gevorderde hoofdsom wordt daarom toegewezen.
4.53.
[gedaagde] is overigens reeds bij verstekvonnis van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag in 2016 veroordeeld tot betaling van de toekomstige maandelijkse bijdragen van € 285,20 per maand vanaf 1 januari 2016. De rechtbank legt het vonnis van de kantonrechter echter zo uit dat het thans geen titel meer oplevert voor executie en er derhalve een belang is bij een nieuwe titel.
b. Rente 328,86
4.54.
De VvE vordert op grond van artikel 6 lid 1 van het splitsingsreglement contractuele rente vanaf 1 februari 2019 aangezien [gedaagde] de verschuldigde (voorschot) bijdragen niet binnen een maand nadat deze bedragen opeisbaar zijn geworden, aan de VvE heeft voldaan. De contractuele rente over de verschuldigde voorschotbijdragen aan de VvE wordt gelet op artikel 6 lid 1 van het splitsingsreglement berekend op basis van de wettelijke rente ten tijde van de dag van opeisbaarheid, verhoogd met vier punten, met een minimum van vijfentwintig gulden (€ 11,34) per maand. De VvE legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] heeft nagelaten reeds vanaf januari 2019 de voorschotbijdragen voor de garages te voldoen, zodat [gedaagde] in ieder geval vanaf 1 februari 2019 in verzuim is. De som van € 328,86 heeft betrekking op een periode van 29 maanden, te weten februari 2019 tot en met juni 2021. [gedaagde] heeft de gevorderde rente niet betwist. De voor deze periode gevorderde contractuele rente van € 328,86 wordt dan ook toegewezen.
4.55.
De overige gevorderde contractuele rente over de op grond van de splitsingsakte verschuldigde bijdragen van in totaal € 7.289,83 wordt toegewezen vanaf 1 juli 2021 tot aan de datum van algehele voldoening. Het is de rechtbank niet helemaal duidelijk waarom slechts over dit gedeelte van de hoofdsom rente wordt gevorderd vanaf 1 juli 2021, maar het is in elk geval een lager bedrag dan de openstaande hoofdsom die als grondslag zou kunnen worden gebruikt.
c. Incassokosten € 450,85
4.56.
De VvE maakt voorts aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 450,85. De VvE heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De VvE heeft op 21 februari 2020 aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag van € 450,85 zal daarom worden toegewezen.
iv. Toekomstige maandelijkse bijdragen
4.57.
De VvE heeft onder m. en n. gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 219,- per maand aan nog te vervallen (voorschot-)bijdragen voor de woning en € 78,- per maand aan nog te vervallen (voorschot-)bijdragen voor de garages, te vermeerderen met de eventuele door de VvE vast te stellen maandelijkse verhoging en de contractuele dan wel de wettelijke rente, alsmede met ingang van juni 2021 tot aan het einde van het ten tijde van akte van eiswijziging lopende boekjaar, oftewel tot en met december 2021.
4.58.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij de maandelijkse bijdragen als lid van de VvE is verschuldigd. De vorderingen onder m. en n. worden dan ook toegewezen.
4.59.
De gevorderde contractuele rente over de toekomstige maandelijkse bijdragen wordt toegewezen zoals in het dictum is bepaald.
Proceskosten
4.60.
De VvE heeft onder l. gevorderd om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten. In de gegeven omstandigheden dat elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, ziet de rechtbank aanleiding de kosten van de procedure te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om ten minste éénmaal per kalenderjaar de overhangende beplanting te snoeien, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per kalenderjaar dat hij daar niet aan voldoet, met een maximum van € 5.000,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening vonnis alle opgroeiende beplanting voorbij vijftig centimeter beneden het laagste raamkozijn van de eerste verdieping te verwijderen, op straffe van een dwangsom € 1.000,00 ineens en vervolgens € 50,00 voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.000,00;
5.3.
verbiedt [gedaagde] goederen op te (doen) slaan op de oprit van de nooduitgang, op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in strijd handelt, met een maximum van € 2.000,00;
5.4.
verbiedt [gedaagde] de gemeenschappelijke borstwering/buitenmuur als toegang tot zijn tuin te gebruiken, op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in strijd handelt, met een maximum van € 2.000,00;
5.5.
verbiedt [gedaagde] zijn privégedeelte aan een derde in gebruik te geven, indien geen ondertekende gebruikersverklaring is overgelegd, op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in strijd handelt, met een maximum van € 2.000,00;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de VvE te betalen de opgelegde boetes ter hoogte van € 15.830,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.260,00 vanaf de datum van dagvaarding en over € 11.570,00 met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de VvE te betalen een bedrag van € 8.520,39, te vermeerderen met de contractuele rente zoals omschreven in rechtsoverweging 4.54 over een bedrag van € 7.289,83 vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 225,13 per maand aan reeds vervallen of nog te vervallen (voorschot)bijdragen voor de woning over de periode juni 2021 tot en met december 2021, te vermeerderen met de eventuele door de VvE vast te stellen maandelijkse verhoging en, voor zover een maandbedrag niet wordt betaald binnen de reglementair vastgestelde termijn, de contractuele rente over dat maandbedrag als omschreven in rechtsoverweging 4.54;
5.9.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 77,60 per maand aan reeds vervallen of nog te vervallen (voorschot-) bijdragen voor de garages over de periode juni 2021 tot en met december 2021, te vermeerderen met de eventuele door de VvE vast te stellen maandelijkse verhoging en, voor zover een maandbedrag niet wordt betaald binnen de reglementair vastgestelde termijn, de contractuele rente over dat maandbedrag als omschreven in rechtsoverweging 4.54;
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.
[3070/1407]