ECLI:NL:RBROT:2021:11112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
C/10/622796 / KG ZA 21-643
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van veroordeling tot afgifte van stukken voor de berekening van legitieme porties in een kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die in de hoedanigheid van executeurs en erfgenamen van de nalatenschap van erflater en erflaatster optreden. De vordering van eiseres betreft de nakoming van een eerder vonnis waarin gedaagden zijn veroordeeld om bepaalde documenten te verstrekken die nodig zijn voor de berekening van de legitieme porties. Eiseres stelt dat gedaagden zich onvoldoende hebben ingespannen om de gevraagde stukken te verkrijgen, ondanks de eerdere veroordeling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagden niet aan hun verplichtingen hebben voldaan en heeft hen veroordeeld om binnen vier weken de gevraagde documenten te overleggen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden hier niet aan voldoen. Eiseres is gemachtigd om op kosten van gedaagden bij de bank de benodigde bankafschriften op te vragen. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagden, die als in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622796 / KG ZA 21-643
Vonnis in kort geding van 21 oktober 2021
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
advocaat mr. M.C.G. Stut te Rotterdam,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

in de hoedanigheid van executeur en/of afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [naam erflater],
2.
[naam gedaagde 2],
pro se en in de hoedanigheid van erfgenaam, executeur en/of afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [naam erflater] en pro se en in de hoedanigheid van erfgenaam van de nalatenschap van [naam erflaatster],
3.
[naam gedaagde 3],
pro se en in de hoedanigheid van erfgenaam van de nalatenschappen van [naam erflater] en [naam erflaatster],
allen wonende te [woonplaats gedaagden],
gedaagden,
advocaat mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht.
Partijen worden hierna [naam eiseres], [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 juli 2021, met producties 1 tot en met 11,
  • de producties 1 en 2 van gedaagden,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 23 september 2021,
  • de pleitnotities van mr. Stut.
1.2.
Partijen hebben de voorzieningenrechter verzocht om de zaak aan te houden in verband met onderhandelingen over een regeling. Bij e-mail van 7 oktober 2021 heeft mr. Stut verzocht om vonnis te wijzen. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Op 6 januari 2015 is [naam erflater] (hierna: erflater) overleden. Erflater was bij leven gehuwd met [naam erflaatster] (hierna ook: erflaatster). Erflaatster is op 10 oktober 2017 overleden.
2.2.
Uit het huwelijk van erflaters zijn drie dochters geboren, [naam gedaagde 2], [naam gedaagde 3] en [naam 1]. Laatstgenoemde dochter is de moeder van [naam eiseres] en haar broer, [naam 2], en is op 26 september 1995 overleden.
2.3.
Bij testament van 27 mei 2004 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt. Hierbij heeft hij zijn echtgenote, [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] tot erfgenamen benoemd en [naam eiseres] en haar broer onterfd. Daarnaast heeft erflater zijn echtgenote en, als zij die functie niet kan of wil uitoefenen, [naam gedaagde 2] en haar echtgenoot, [naam gedaagde 1], tot executeur benoemd. Erflaatster, [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] hebben de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard. [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 1] (hierna ook: de executeurs) hebben de benoeming tot executeur aanvaard.
2.4.
Ook erflaatster heeft bij testament van 27 mei 2004 over haar nalatenschap beschikt. Hierbij heeft zij [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] tot erfgenamen benoemd voor gelijke delen voor het resterende deel van de nalatenschap en [naam eiseres] en haar broer onterfd. [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] hebben de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaard.
2.5.
[naam eiseres] en haar broer zijn in beide nalatenschappen legitimaris.
2.6.
In de zomer van 2020 heeft [naam eiseres] bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kort geding tegen [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] aanhangig gemaakt. Daarin heeft [naam eiseres] de verstrekking van bescheiden gevorderd om de legitieme porties in de twee nalatenschappen te kunnen berekenen. [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] hebben verweer gevoerd.
2.7.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 28 september 2020 (zaaknummer C/10/602134 / KG ZA 20-275), hierna: het vonnis, heeft de voorzieningenrechter [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van het vonnis (voor zover voorhanden) afschrift van de volgende bescheiden aan [naam eiseres] te verstrekken:
  • kopieën van de bankafschriften van alle bankrekeningen betreffende de laatste vijf jaar voorafgaand aan het overlijden van erflater,
  • kopieën van de bankafschriften van alle bankrekeningen betreffende de periode vanaf het overlijden van erflater tot en met het overlijden van erflaatster,
  • een onderbouwde opgave van alle giften door erflaters tijdens hun leven gedaan aan gedaagden, althans aan [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3],
  • de akte huwelijkse voorwaarden van erflaters,
  • de polissen van de verzekeringen/lijfrentes die vermeld staan op het overzicht van de nalatenschap van erflaatster,
  • bescheiden van de giften die staan vermeld op de door de executeurs opgestelde berekening van de legitieme portie,
  • bescheiden van het ontstaan en de voldoening van de schulden van erflater en/of erflaatster aan [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] en van [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] aan erflater en/of erflaatster betreffende de periode vanaf 2000 tot en met 2015,
  • de aangiftes en aanslagen inkomstenbelasting 2016 en 2017,
  • de aanslag erfbelasting nalatenschap erflater, en
  • de aangifte en aanslag erfbelasting nalatenschap erflaatster.
Daarbij heeft de voorzieningenrechter in 4.8. van het vonnis overwogen dat indien [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] bepaalde stukken niet aan [naam eiseres] kunnen verstrekken, zij aan [naam eiseres] moeten uitleggen waarom dit niet kan. Verder is overwogen dat zij zich daaraan voorafgaand dienen in te spannen om de betreffende stukken te verkrijgen.
2.8.
Op 6 oktober 2020 heeft [naam eiseres] het vonnis aan [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] doen betekenen.
2.9.
[naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] hebben hoger beroep tegen het vonnis ingesteld (zaaknummer 200.286.694). [naam eiseres] heeft incidenteel appel tegen het vonnis ingesteld. Het pleidooi in het hoger beroep vindt plaats op 12 november 2021.
2.10.
Op 22 december 2020, 9 januari 2021 en bij memorie van grieven van 2 februari 2021 hebben gedaagden afschriften van bescheiden aan [naam eiseres] verstrekt. Volgens [naam eiseres] ontbreekt thans de volgende informatie:
a. kopieën van de bankafschriften van de bankrekeningen:
  • 82.22.83.392 ten name van erflaatster,
  • 97.30.07.869 ten name van erflater,
  • 84.57.67.372 ten name van erflater,
betreffende de laatste vijf jaar voorafgaand aan het overlijden van erflater en/of erflaatster,
bescheiden van een gift van erflater en/of erflaatster aan [naam gedaagde 3] van fl. 98.377,00,
bescheiden van het ontstaan en de voldoening van de schulden van erflater en/of erflaatster aan [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] en van [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] aan erflater en/of erflaatster betreffende de periode vanaf 2000 tot en met 2015.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert – verkort weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1.
primair:
gedaagden, althans een of meerdere van gedaagden, veroordeelt tot nakoming van de uit het vonnis voor hen voortvloeiende verplichtingen, door overlegging van:
a. kopieën van de bankafschriften van de bankrekeningen:
  • 82.22.83.392 ten name van erflaatster,
  • 97.30.07.869 ten name van erflater,
  • 84.57.67.372 ten name van erflater,
betreffende de laatste vijf jaar voorafgaand aan het overlijden van erflater en/of erflaatster,
bescheiden van een gift van erflater en/of erflaatster aan [naam gedaagde 3] van fl. 98.377,00,
bescheiden van het ontstaan en de voldoening van de schulden van erflater en/of erflaatster aan [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] en van [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] aan erflater en/of erflaatster betreffende de periode vanaf 2000 tot en met 2015,
bescheiden die de voorzieningenrechter juist acht,
binnen acht dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,00 voor elke dag of elk dagdeel, met een maximum van € 50.000,00, althans een in goede justitie te bepalen termijn bedrag,
subsidiair:
gedaagden, althans een of meerdere van gedaagden, veroordeelt tot nakoming van de uit het vonnis voor hen voortvloeiende verplichtingen, binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of elk dagdeel, met een maximum van € 50.000,00, althans een in goede justitie te bepalen termijn en bedrag,
2.
primair:
[naam eiseres] op de voet van artikel 3:299 BW machtigt om op kosten van gedaagden althans de nalatenschappen van erflater en/of erflaatster althans op eigen kosten, bij de ABN Amro Bank op te vragen alle bankproducten vanaf 5 januari 2010 tot en met 10 oktober 2017 in de administratie bekend op naam van (de erven) erflater en/of (de erven) erflaatster, althans een in goede justitie te bepalen machtiging,
subsidiair:
gedaagden, althans een of meerdere van gedaagden, veroordeelt aan [naam eiseres] een machtiging te verstrekken om op kosten van gedaagden althans de nalatenschappen van erflater en/of erflaatster althans op eigen kosten, met betrekking tot de nalatenschappen van erflater en erflaatster bij de ABN Amro Bank bankafschriften op te vragen voor de periode van 5 januari 2010 tot en met 10 oktober 2017, althans een in goede justitie te bepalen machtiging, binnen acht dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of elk dagdeel, met een maximum van
€ 50.000,00, althans een in goede justitie te bepalen termijn en bedrag,
3. gedaagden, althans een of meerdere gedaagden, veroordeelt in de kosten van de procedure en de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Gedaagden betwisten dat [naam eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Zij menen dat [naam eiseres] sinds het overlijden van erflater en erflaatster voldoende tijd heeft gehad om een bodemprocedure aanhangig te maken en daarin afgifte van stukken te vorderen. Ook stellen zij dat [naam eiseres] dit in hoger beroep had kunnen doen. Anders dan [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] betogen, heeft [naam eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij haar vorderingen. De omstandigheid dat voor een deel van de gevraagde gegevens, zoals bankafschriften, een beperkte bewaarplicht geldt, brengt, mede gelet op de overlijdensdata van erflaters, een spoedeisend belang met zich. Dit maakt dat de uitkomst van een (eventuele) bodemprocedure en het hoger beroep kan niet worden afgewacht. Daarbij is nog van belang dat (nog) niet bekend is wanneer het gerechtshof Den Haag in het hoger beroep arrest zal wijzen.
4.2.
[naam eiseres] vordert in dit kort geding nakoming van het vonnis door overlegging door gedaagden van bescheiden.
[naam eiseres] stelt in de eerste plaats dat uit aan haar verstrekte bankafschriften blijkt dat in 2010 en 2012 bijschrijvingen zijn gedaan van een tweetal, voor [naam eiseres] onbekende, bankrekeningen van erflaatster en van een, eveneens voor [naam eiseres] onbekende, bankrekening van erflater. [naam eiseres] heeft aan gedaagden gevraagd om afschriften van deze rekeningen vanaf 2010 tot en met de opheffing daarvan aan haar te verstrekken. Volgens [naam eiseres] hebben [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] daar niet aan voldaan.
Daarnaast stelt [naam eiseres] dat uit een door de executeurs opgesteld overzicht blijkt dat in 1997 twee schenkingen zijn gedaan; een schenking aan [naam gedaagde 2] van fl. 98.377,00 en een schenking aan [naam gedaagde 3] van fl. 98.377,00. Gedaagden hebben met betrekking tot de schenking aan [naam gedaagde 2] een akte houdende kwijtschelding van 2 januari 1997 aan [naam eiseres] verstrekt, maar geen akte van schenking van hetzelfde bedrag aan [naam gedaagde 3] aan [naam eiseres] overhandigd.
Ten slotte stelt [naam eiseres] dat gedaagden geen bescheiden aan haar hebben verstrekt van het ontstaan en de voldoening van de schulden van erflater en/of erflaatster aan [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] en van [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] aan erflater en/of erflaatster betreffende de periode vanaf 2000 tot en met 2015. Ook daarmee is volgens [naam eiseres] niet aan het vonnis voldaan.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak in beginsel dient te worden nagekomen. Gedaagden weerspreken dit niet. Zij menen echter dat de door [naam eiseres] opgevraagde informatie er niet is en dat zij alle, voor de berekening van de legitieme porties van belang zijnde stukken hebben verstrekt.
4.4.
Gedaagden stellen dat zij de drie, door [naam eiseres] genoemde bankrekeningen ook niet kennen. In de administratie van gedaagden is volgens hen geen informatie over deze bankrekeningen aangetroffen. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de toelichting van gedaagden niet volgt dat zij zich in voldoende mate hebben ingespannen om de betreffende stukken dan wel nadere informatie daarover te verkrijgen. Zo hebben gedaagden nagelaten om navraag te doen bij de bank waar de rekeningen werden aangehouden. Dat gedaagden niet weten welke bank zij hadden moeten aanschrijven, maakt dit niet anders. Zij hadden ook bij meerdere banken navraag kunnen doen, zoals bij de door [naam eiseres] genoemde ABN Amro Bank en SNS Bank. In zoverre hebben gedaagden niet aan het vonnis voldaan.
4.5.
Gedaagden erkennen de schenking aan [naam gedaagde 3]. [naam gedaagde 3] stelt echter dat zij de akte die op de schenking betrekking heeft niet in haar administratie heeft. Volgens gedaagden kan [naam eiseres] ervan uitgaan dat het om een zelfde soort schenking gaat als de schenking aan [naam gedaagde 2]. De voorzieningenrechter volgt gedaagden daar niet in. Het kan zijn dat aan [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] dezelfde soort schenkingen zijn gedaan, maar het is evengoed mogelijk dat de daartoe opgemaakte akten van elkaar verschillen. Nu gedaagden stellen dat er geen verschil is, ligt het, mede gelet op rechtsoverweging 4.8. van het vonnis, op hun weg om dit aan te tonen. Volgens gedaagden kan de betreffende akte door hen bij de notaris worden opgevraagd, zodat zij deze akte aan [naam eiseres] kunnen en dienen te verstrekken.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van gedaagden toegelicht dat de achtergrond van de mutaties over de periode 2000 tot en met 2015 is dat erflater [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] onderhield. Volgens gedaagden zijn de mutaties jaarlijks opgegeven bij het doen van de IB-aangifte. Voor het overige is er volgens gedaagden geen informatie. Uit de stukken noch uit de mondelinge behandeling kan worden afgeleid dat [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] de stukken die zij wel noemen aan [naam eiseres] hebben overgelegd. Als dat niet het geval is, moeten zij dat alsnog doen. Als dat wel zo is, dan valt, nu zij stellen dat zij op dit punt niet meer informatie aan [naam eiseres] kunnen verstrekken, de vordering, bij gebreke aan een concreet aanknopingspunt niet anders dan als een fishing expedition aan te merken.
4.7.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het primair gevorderde onder 1 wordt toegewezen op de in de beslissing te vermelden wijze, met uitzondering van de gevraagde bescheiden onder d. Dat onderdeel van de vordering is niet voldoende bepaald. Bovendien kan de voorzieningenrechter niet vaststellen welke gegevens nog nodig zijn voor het berekenen van de legitieme porties. De termijn voor het verstrekken van de bescheiden aan [naam eiseres] wordt bepaald op vier weken na betekening van het vonnis teneinde gedaagden in de gelegenheid te stellen om de stukken te verzamelen.
4.8.
Gelet op de weigerachtige houding van gedaagden om stukken aan [naam eiseres] te verstrekken, ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het opleggen van een dwangsom. Daarbij wordt opgemerkt dat voldoende duidelijk is op welke stukken de veroordeling ziet. Voor zover het de stukken als bedoeld in 4.6. betreft, verwijst de voorzieningenrechter naar het aldaar overwogen. De dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd op de in de beslissing te vermelden wijze.
4.9.
De primair onder 2 gevorderde machtiging wordt eveneens toegewezen. Niet gebleken is dat gedaagden zich in voldoende mate hebben ingespannen om bij ABN Amro Bank bankafschriften over de periode van 5 januari 2010 tot en met 10 oktober 2017 op te vragen. Daarmee heeft [naam eiseres] voldoende belang om de bank zelf te benaderen. Nu het op de weg van gedaagden had gelegen om contact met de bank te leggen, wordt [naam eiseres] gemachtigd om de bankproducten op kosten van gedaagden op te vragen.
4.10.
Gedaagden worden als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten veroordeeld. De kosten van [naam eiseres] worden begroot op € 1.806,67 (€ 123,67 aan kosten dagvaarding, € 667,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat). De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen als gevorderd.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden om binnen vier weken na betekening van het vonnis de volgende bescheiden [naam eiseres] te verstrekken:
a. kopieën van de bankafschriften van de bankrekeningen:
- 82.22.83.392 ten name van erflaatster,
- 97.30.07.869 ten name van erflater,
- 84.57.67.372 ten name van erflater,
betreffende de laatste vijf jaar voorafgaand aan het overlijden van erflater en/of erflaatster,
b. bescheiden van een gift van erflater en/of erflaatster aan [naam gedaagde 3] van fl. 98.377,00,
c. aangiften inkomstenbelasting voor zover daaruit blijkt van het ontstaan en de voldoening van de schulden van erflater en/of erflaatster aan [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] en van [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] aan erflater en/of erflaatster betreffende de periode vanaf 2000 tot en met 2015,
5.2.
veroordeelt gedaagden om aan [naam eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
machtigt [naam eiseres] om op kosten van gedaagden bij de ABN Amro Bank op te vragen alle bankproducten vanaf 5 januari 2010 tot en met 10 oktober 2017 in de administratie bekend op naam van (de erven) erflater en/of (de erven) erflaatster,
5.4.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiseres] tot op heden begroot op € 1.806,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt gedaagden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021.
[2971/2009]