ECLI:NL:RBROT:2021:11122

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
KTN-8969432_04112021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en gebreken bij verbouwingswerkzaamheden met betrekking tot badkamer en elektra-installatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen [eiser 1], h.o.d.n. [handelsnaam], en [gedaagde] over de uitvoering van verbouwingswerkzaamheden aan een woning. De procedure begon met een dagvaarding op 21 december 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis van 11 maart 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 juni 2021. De kern van het geschil draait om de vraag of [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en of [eiser 1] recht heeft op betaling voor de verrichte werkzaamheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser 1] diverse werkzaamheden heeft uitgevoerd, waaronder het betegelen van de badkamer en het aanleggen van een elektra-installatie. [gedaagde] heeft echter gesteld dat er gebreken zijn in de uitvoering van deze werkzaamheden, wat heeft geleid tot schade. De rechter heeft de feiten en omstandigheden rondom de uitvoering van de werkzaamheden onderzocht, inclusief de communicatie tussen partijen en de rapportages van deskundigen.

In het vonnis is geoordeeld dat [gedaagde] aan [eiser 1] een bedrag van € 7.078,- verschuldigd is voor de aanneemsom, en daarnaast een bedrag van € 14.060,- voor meerwerk. De rechter heeft echter ook de vorderingen van [gedaagde] in reconventie beoordeeld, waarbij [gedaagde] schadevergoeding eiste wegens gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door [eiser 1]. De rechter heeft de verdere beslissing aangehouden, waarbij [eiser 2] in de gelegenheid is gesteld bewijs te leveren van de gestelde schade.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8969432 \ CV EXPL 21-195
uitspraak: 4 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
[eiser 1], h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. W. Boeters,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. T.C. Splinter.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser 1]” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 21 december 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 11 maart 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de aantekening dat op 21 juni 2021 de mondelinge behandeling is gehouden.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
[eiser 1] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diverse verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd in zijn woning zoals nader omschreven in de offertes van 9 juli 2019.
Op 15 juli 2019 zijn de werkzaamheden gestart. [gedaagde] heeft gedurende de periode dat de werkzaamheden werden verricht aanvullende opdrachten verstrekt aan [eiser 1]. Deze zijn niet schriftelijk vastgelegd.
Op 16 juli en 29 juli 2019 heeft [gedaagde] de eerste en de tweede deelfactuur voldaan van elk € 4.961,- inclusief btw.
Op 16, 17 en 18 september 2019 hebben partijen via WhatsApp contact gehad over vermeende gebreken.
Op 18 september 2019 heeft [eiser 1] voor het laatst werkzaamheden uitgevoerd in de woning aan de groepenkast voor de keuken.
Op 21 januari 2020 heeft [eiser 1] [gedaagde] een bedrag van € 34.454,67 gefactureerd.
[naam bedrijf 1] heeft in opdracht van [gedaagde] op 27 januari 2021 een onderzoek verricht naar de oorzaak, de omstandigheden en de omvang van gebreken in de woning van [gedaagde] en de vraag tegen welke kosten herstel plaats kan vinden. In haar rapport van 9 maart 2021 is het volgende opgenomen:

1. Scheuren in de troffelvloer […]

Wij constateren dat de troffelvloer in de hal is losgeraakt, omdat de door wederpartij aangebrachte egalinelaag is gescheurd en is losgebroken van de vloer. […]
De oorzaak van het losbreken en scheuren van de egaline is ons inziens gelegen in dat de egaline niet deugdelijk is aangebracht en mogelijk de verkeerde samenstelling egaline is toegepast. […]
Vanwege het toepassen van de onjuiste samenstelling egaline, en aannemelijk vanwege het niet toepassen van de hechtprimer, is de egaline in de hal losgebroken en gescheurd.
Uit de foto’s valt ook op te maken dat wederpartij de leidingen van de vloerverwarming niet diep genoeg heeft ingefreesd. Dit is aannemelijk een gevolg van dat de leidingen met de hand zijn gefreesd in plaats van met een machine, zoals was overeen gekomen. […]
De vloerverwarming functioneert hierdoor niet voldoende, voor een deugdelijke werking moeten de leidingen circa 20 mm dekking hebben.
Zo mogelijk ernstiger is dat de troffelvloer direct contact heeft met de leidingen. Dc troffelvloer wordt hierdoor plaatselijk heeft waardoor thermische werking ontstaat, waardoor er spanningen in de troffelvloer komen met scheurvorming en onthechting tot gevolg.
2. Afwerking van de betegeling in de badkamer.3. Betegeling / voegen badkamer. […]
Wij constateren dat het tegelwerk niet is uitgevoerd volgens de van toepassing zijnde uitvoeringsrichtlijn voor het aanbrengen van wand- en vloertegelwerk, de URL 35-101. Volgens artikel 6.8, “dilataties en overige voegvullingen”, moeten alle inwendige hoeken voldoende worden vrijgehouden, zodat de wandtegels kunnen expanderen. Deze dilataties moeten worden afgekit met een blijvend elastische kit. Wij constateren dat de inwendige hoeken niet gedilateerd zijn aangebracht, maar strak aansluiten […]
De wandtegels zijn niet afgewerkt langs de kozijnen en het plafond, zie foto 8 en 9. De tegels onder het gevelkozijn zijn nog niet gevoegd […]
In de douchehoek zijn forse delen van de mozaïektegels losgedrukt van de wanden. Wij meten een bolling tot circa 20 mm. De tegels breken los van de muur, zie foto 11 en 12. Ons inziens zijn deze gebreken ontstaan vanwege het ontbreken van de dilataties in de inwendige hoeken. De wanden kunnen op deze wijze geen thermische werking opvangen. Omdat er geen expansie mogelijk was, zijn de mozaïektegels losgedrukt van de wanden. Omdat deze situatie in de douchehoek plaatsvindt, is water achter de tegels gekomen. Vanwege dit water is de gipsmuur achter de tegels vochtig geworden en gaan verzepen. Dit heeft het uitbreken van de tegels verergerd. Wij hebben vochtmetingen uitgevoerd op de wanden met een elektronische vocht-indicator Gann Hydromette compactB [….]
Wij constateren een vochtpercentage van 92 digit […]. Dit is als verzadigd nat te beoordelen.
Vanwege de vochtintreding en het gebrek aan expansie zijn niet alleen de mozaïektegels van de muur gedrukt, maar is de plint van de troffelvloer eveneens weggedrukt en ontzet geraakt. Plaatselijk herstel van de douchewanden is niet mogelijk. De tegels moeten verwijderd worden, de achterwand moet worden gerepareerd en na droging moeten nieuwe tegels worden aangebracht. […]
4. Lekkage dakraam.Uw cliënt verklaart ons dat na de plaatsing van het dakraam aan de voorzijde van de woning er lekkages hebben plaatsgevonden. Omdat lekkages door intredend regenwater momentopnames betreffen, hebben wij tijdens ons onderzoek deze lekkage niet waargenomen. Wel constateren wij dat diverse dakpannen rondom het dakraam niet strak aansluiten, onderling keperen in hoogte verschillen vanwege de te hoog aangebrachte verholen goot rondom-het dakraam. Vanwege deze gebreken kunnen wij lekkages niet uitsluiten. Op foto 14 en 15, die wij van uw cliënt hebben ontvangen, zijn leksporen aan de onderzijde van het dakraam zichtbaar. […]

6. Vlekken op de stenen.

Op het tuinpad aan de voorzijde van de woning zijn vlekken op de stenen aanwezig, zie foto 16. Zover wij kunnen beoordelen zijn dat egalineresten die met het mixen van de egaline op de straat zijn gekomen. De egaline kan niet worden verwijderd, de vloeibare egaline is in de stenen getrokken. Voor het herstel kunnen de aangetaste klinkers mogelijk worden uitgenomen en omgekeerd (met de schone onderzijde) worden teruggeplaatst. […]
7. Elektrische installatie.De wederpartij heeft aanpassingen en een uitbreiding aan de elektra-installatie verricht. Zover te beoordelen zijn deze werkzaamheden verricht door niet daartoe gecertificeerde personen. Indien de werkzaamheden door een niet gecertificeerd persoon plaatsvinden, moet er een keuring plaatsvinden om te beoordelen of de installatie veilig is en voldoet aan NEN 1010. Om dat vast te stellen moet een gecertificeerd bedrijf een NEN 3140-keuring uitvoeren. Na overleg met u is daarvoor [naam bedrijf 2] geselecteerd. Op 5 februari 2021 is de keuring uitgevoerd. Kort samengevat ontbreekt de groepenverklaring en een schema, er zijn gebreken aan de aarding geconstateerd, er is sprake van losse bedrading op de vloer etc.

3..De vordering, de grondslag en het verweer

in conventie

3.1
[eiser 1] heeft – na vermindering van eis – gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan hem van in totaal € 25.000,- – zijnde € 24.532,67 aan hoofdsom, € 486,75 aan tot aan de datum van dagvaarding verschenen rente en € 1.234,60 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw, een en ander een bedrag van € 25.000,- niet te boven gaand – te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser 1] aan zijn eis het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is uit hoofde van de overeenkomst van opdracht tussen partijen gehouden tot betaling van de overeengekomen werkzaamheden en het nadien overeengekomen meerwerk.
[eiser 1] heeft zijn vordering als volgt gespecificeerd:
factuurnummer datum factuurbedrag voldaan resterend
212034 21-01-2020 € 654,61 - € 654,61
21220 21-01-2020 € 4.369,31 - € 4.369,31
21220 21-01-2020 € 6.864,25 - € 6.864,25
21219 21-01-2020 € 15.488,00
-16-07-2019 € 4.961,00
29-07-2019 € 4.961,00 € 5.566,00
21220 21-01-2020 € 3.025,00 - € 3.025,00
212211 21-01-2020 € 3.872,00 - € 3.872,00
21220 21-01-2020 € 181,50 - € 181,50 +TOTAAL: € 24.532,67
3.3
[eiser 2] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen hij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
in reconventie
3.4
[eiser 2] heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen tot betaling aan hem, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van € 24.154,30, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eiser 2] in de proceskosten en de nakosten.
3.5
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser 2] aan zijn eis het volgende ten grondslag gelegd. [verweerder] heeft een deel van de werkzaamheden gebrekkig uitgevoerd en is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. Veel van de gebreken zijn door [eiser 2] reeds ten tijde van de uitvoering aan [verweerder] gemeld. Bij brief van 16 december 2019, nogmaals verzonden op 6 januari 2020, heeft de gemachtigde van [eiser 2] [verweerder] aangeschreven en melding gemaakt van gebreken en hem de mogelijkheid geboden de gebreken te herstellen. [verweerder] is dan ook in verzuim. Voorts heeft [eiser 2] ook uit zowel de communicatie als de houding van [verweerder] mogen begrijpen dat hij geen nadere herstelwerkzaamheden meer zou uitvoeren. Een deel van de gebreken heeft [eiser 2] zelf hersteld. De overige gebreken zijn door [naam bedrijf 1] beoordeeld waarbij de herstelkosten door haar zijn begroot op een bedrag van € 21.940,- inclusief btw. Op grond van artikel 6:74 BW is [verweerder] gehouden de door [eiser 2] geleden schade te vergoeden. Daarnaast is [verweerder] op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW gehouden tot vergoeding van de kosten van het vaststellen van de schade.
[eiser 2] heeft zijn vordering als volgt gespecificeerd:
schadeposten (inclusief btw) bedrag
egalinevloer en leidingen van de vloerverwarming € 13.340,00
betegeling van de badkamer € 6.400,00
dakramen € 1.500,00
egalinevlekken op de stenen € 200,00
elektriciteit € 500,00 +€ 21.940,00
rapport [naam bedrijf 1] € 2.214,30 +
TOTAAL: € 24.154,30
3.6
[eiser 1] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen hij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling van het geschil

in conventie:

4.1
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij zijn overeengekomen dat alle offertes, als opgenomen in bijlage 1 bij productie 6 bij dagvaarding, zouden worden uitgevoerd voor een bedrag van € 17.000,- inclusief btw, zodat daarvan in rechte zal worden
uitgegaan. Na aftrek van de twee reeds door hem betaalde facturen van in totaal € 9.922,- is [gedaagde] aan [eiser 1] dan ook nog een bedrag van € 7.078,- verschuldigd.
4.2
Volgens [eiser 1] is voorts sprake geweest van meerwerk, allereerst bestaande uit het trekken van de cv-leiding naar de vloerverwarmingspomp, de zolder en de eerste etage en de hal en het aansluiten van de thermostaatkraan bij de badkamervloer. Volgens [gedaagde] betreft dit geen meerwerk en waren deze werkzaamheden in de offerte inbegrepen, waarbij hij verwijst naar regel 5 tot en met 8 op de offerte van 9 juli 2019. [eiser 1] heeft hiertegen aangevoerd dat wel degelijk sprake is geweest van meerwerk buiten de offerte, aangezien het noodzakelijk was nieuwe leidingen (om) te leggen vanaf de cv-ketel die door drie verdiepingsvloeren van beton heen geboord moesten worden naar de hal, zolder en badkamer, waarbij een geheel nieuwe pvc-afvoer is aangelegd met aansluiting op het riool in de kelder en de oude leidingen moesten worden verwijderd. Voorts heeft [eiser 1] gesteld dat in de badkamer een duurdere thermostaatkraan is ingebouwd. [eiser 1] heeft daarmee voldoende onderbouwd dat deze werkzaamheden niet in de offerte van 9 juli 2019 waren opgenomen en door [gedaagde] is onvoldoende betwist dat deze werkzaamheden zijn verricht en dat een andere thermostaatkraan is ingebouwd. Dit meerwerk is dan ook komen vast te staan. [eiser 1] begroot deze meerwerkkosten op € 2.000,- tot 2.500,- exclusief btw, hetgeen door [gedaagde] qua hoogte niet is betwist. De kantonrechter stelt de kosten op basis van het gemiddelde vast op € 2.250,- exclusief btw, zijnde € 2.722,50 inclusief btw.
Het bedrag van € 1.430,- ter zake van het badkamerleidingwerk en het plaatsen van de inbouwkranen zat al in de offerte en betreft derhalve geen meerwerk.
4.3
Ten aanzien van het door [eiser 1] gestelde 12 m² stucwerk in de badkamer heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling niet betwist dat sprake is van meerwerk dat hij dient te betalen. [gedaagde] heeft echter het door [eiser 1] berekende uurloon van € 35,- exclusief btw betwist en aangevoerd dat partijen een uurloon van € 16,- inclusief btw per m² zijn overeengekomen. [eiser 1] heeft erkend dat dit bedrag is genoemd, maar gemotiveerd gesteld dat dit zag op het aanbrengen van een dunne laag die onvoldoende is voor een badkamer omdat daar voor de wanden dikker stucwerk nodig is en deze laag extra glad moet zijn. Dit is door [gedaagde] vervolgens onvoldoende weersproken. Uit het door [gedaagde] als productie 11 overgelegde tekstbericht kan niet worden afgeleid dat voor het stucwerk in de badkamer een uurloon is overeengekomen van € 16,-. Het door [eiser 1] gerekende uurloon van € 35,- exclusief btw komt de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat de post van € 420,- ex btw, zijnde € 508,- inclusief btw, op basis van 12 m² terecht in rekening is gebracht.
4.4
Ten aanzien van de post ‘vloer op afschot storten’ ad € 121,- exclusief btw heeft [gedaagde] terecht aangevoerd dat deze zowel in de offerte van 9 juli 2019 als in de factuur van 21 januari 2020 is vermeld en daarmee dubbel in rekening wordt gebracht. Daarmee is onvoldoende gebleken dat sprake is van meerwerk. Dit bedrag zal dan ook worden afgewezen.
4.5
Met betrekking tot de werkzaamheden aan de elektra heeft [eiser 1] in de offerte ten behoeve van extra stopcontacten een post opgenomen van € 125,- exclusief btw per stuk. Partijen zijn het erover eens dat er in elk geval 14 extra stopcontacten zijn geplaatst. Volgens [eiser 1] is echter sprake van 17 extra geplaatste stopcontacten. Dit aantal is door hem echter niet onderbouwd. Op basis van het onbetwiste meerwerk van 14 stopcontacten, is [gedaagde] dan ook een bedrag verschuldigd van € 1.750,- exclusief btw (14 x € 125,-), zijnde € 2.117,50 inclusief btw.
4.6
Ter zake van de in de factuur van 21 januari 2020 opgenomen extra werkzaamheden, bestaande uit twee extra groepen ten behoeve van wasmachine en droger ad € 250,-, het vervangen van oude stopcontacten ad € 300,-, het verwijderen van de oude stroomvoorziening van keuken tot aan de groepenkast, het uitzoeken van de losgetrokken stroomdraden begane grond ad € 400,- en het opnieuw aansluiten van het stroomnetwerk op de bovenetage ad € 400,-, heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd en tijdens de mondelinge behandeling ook erkend dat er extra werkzaamheden zijn verricht op de eerste verdieping.
Deze posten van in totaal € 1.350,- exclusief btw, zijnde € 1.633,50 inclusief btw, is [gedaagde] dan ook verschuldigd.
4.7
Met betrekking tot het egaliseren van de vloer is niet in geschil dat de offerte is gegeven op basis van een oppervlakte van 100 m2, tegen een prijs van € 12,50 per m². Partijen zijn het erover eens dat uiteindelijk alleen de benedenvloer van 50 m² is geëgaliseerd. [eiser 1] heeft echter gesteld dat egaliseren het aanbrengen van een dun laagje betreft en dat er meer werkzaamheden aan de vloer zijn verricht. Hij heeft voorts verwezen naar de factuur met nummer 212211 van 21 januari 2020 waarin is opgenomen dat er twee keer egaline is gestort. Dit is door [gedaagde] vervolgens niet gemotiveerd weersproken. Het gevorderde bedrag van € 3.200,- exclusief btw, zijnde € 3.872,- inclusief btw, aan meerwerk is hij dan ook aan [eiser 1] verschuldigd.
4.8
Ten aanzien van de twee geplaatste dakramen heeft [gedaagde] aangevoerd dat is besproken dat een dakraam in aanschaf € 500,- inclusief btw per stuk zou kosten en € 300,- inclusief btw per persoon voor het installeren van het dakraam, waarbij tevens is afgesproken dat als [gedaagde] of zijn schoonvader zou assisteren de kosten € 800,- zouden zijn. [eiser 1] heeft dit betwist en gesteld dat is overeengekomen dat hij de dakramen tegen marktconforme prijzen zou plaatsen. Hij stelt dat hij iets onder het marktconforme tarief heeft kunnen gaan zitten omdat de schoonvader van [gedaagde] een paar uur heeft meegewerkt. Hij erkent dat hij inderdaad aan [gedaagde] heeft laten zien dat een dakraam gemiddeld € 500,- tot € 550,- kost en een bedrag van € 300,- per dakraam aan manuren ongeveer klopt, maar dat hierbij nog geen rekening is gehouden met het vervoer van de ramen. De door [gedaagde] gestelde lagere prijsafspraak is door hem onvoldoende onderbouwd. [eiser 1] heeft een bedrag van € 1.000,- exclusief btw, inclusief plaatsen en reiskosten, per dakraam in rekening gebracht en € 250,- per raam voor de aftimmering met gips. Dit bedrag van in totaal € 2.500,- exclusief btw, zijnde € 3.025,- inclusief btw, komt niet onredelijk voor en is [gedaagde] dan ook aan [eiser 1] verschuldigd.
4.9
Met betrekking tot de kosten van de houten wand aan de dakkapel en afwerking met gipsplaatsen van € 150,- exclusief btw ofwel € 181,50 inclusief btw, is door [gedaagde] erkend dat hij opdracht heeft gegeven voor een nieuwe plaat onder de dakkapel op zolder als meerwerk. De berekende kosten komen de kantonrechter niet onredelijk voor en is [gedaagde] aan [eiser 1] verschuldigd.
4.1
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is [gedaagde] aan [eiser 1] verschuldigd de resterende aanneemsom van € 7.7078,- inclusief btw, alsmede het bedrag van € 14.060,- inclusief btw aan meerwerk. Dit bedrag van in totaal € 21.138,- inclusief btw
is derhalve in beginsel toewijsbaar. Nu [gedaagde] zich beroept op verrekening met door hem in reconventie gevorderde schade wegens door [eiser 1] gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden, zal eerst beoordeeld moeten worden of daarvan sprake is.
4.11
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.
in (voorwaardelijke) reconventie:
4.12
Beoordeeld dient te worden of [verweerder] is tekortgeschoten in de uitvoering van zijn werkzaamheden en aansprakelijk is voor de door [eiser 2] gestelde als gevolg hiervan door hem geleden schade.
4.13
Ten aanzien van de stelling van [eiser 2] dat de egalinelaag in combinatie met de leiding niet diep genoeg zou zijn ingefreesd, heeft [verweerder] betwist dat sprake is van schade. [verweerder] heeft onweersproken aangevoerd dat de als productie 13 bij de conclusie van antwoord/eis in reconventie overgelegde foto’s van de vloer genomen zijn tijdens de werkzaamheden na het aanbrengen van de eerste laag en dat dit geen beeld geeft van de eindsituatie en dat [naam bedrijf 1] niet uit eigen waarneming heeft kunnen zien dat de werkzaamheden niet goed zouden zijn uitgevoerd, omdat de gestelde gebreken niet zichtbaar zijn en door deze partij geen destructief onderzoek is verricht. Daarnaast heeft [verweerder] betwist dat de werkzaamheden die hebben geleid tot deze vermeende schade door hem zijn verricht, aangezien met [eiser 2] de afspraak is gemaakt dat [eiser 2] zelf nog 6mm egaline zou opvullen voordat de troffelvloer eroverheen gelegd zou worden en de vloer is gelegd door een derde partij. Gelet op deze omstandigheden is nog niet komen vast te staan dat sprake is van schade aan de vloer en dat de vermeende schade samenhangt met de door [verweerder] uitgevoerde werkzaamheden. Op [eiser 2] die zich op het rechtsgevolg beroept, rust de bewijslast van zijn stelling dat daarvan sprake is. Hij zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld dit bewijs te leveren.
4.14
Voorts heeft [eiser 2] gesteld dat het tegelwerk en de dilataties in de badkamer niet correct door [verweerder] zijn uitgevoerd. [verweerder] heeft dit betwist en aangevoerd dat de gebruikte tegelmatten zijn ontworpen op zodanige wijze dat zij zijn gedilateerd, zodat hier wel degelijk rekening mee is gehouden. Hij stelt dat de schade voortvloeit uit gebrekkig kitwerk dat door (de schoonvader van) [eiser 2] is aangebracht, hetgeen niet aan [verweerder] kan worden toegerekend. Gelet op deze betwisting rust op [eiser 2], die zich op het rechtsgevolg beroept, de bewijslast van zijn stelling dat het tegelwerk en de dilataties in de badkamer niet correct door [verweerder] zijn uitgevoerd. Hij zal in de gelegenheid worden gesteld tot het leveren van dit bewijs.
4.15
[eiser 2] heeft gesteld dat bij het dakraam sprake is geweest van een door hem zelf verholpen lekkage en waterschade. Dat sprake is geweest van een lekkage is door [verweerder] betwist en heeft [naam bedrijf 1] niet kunnen vaststellen. Deze schade, alsmede de door hem gestelde gevolgschade, is door [eiser 2] onvoldoende onderbouwd. Het in dit kader gevorderde bedrag van € 1.500,- inclusief btw zal dan ook worden afgewezen.
4.16
De aanwezigheid van de vlekken op de stenen bestrating is door [verweerder] niet betwist en daarmee komen vast te staan. Ten aanzien van de schade heeft [verweerder] weliswaar aangevoerd dat het slechts een aanname betreft dat het gaat om egaline en dat het herstel tegen lagere kosten kan plaatsvinden, maar in de gegeven omstandigheden acht de kantonrechter deze schade op basis van de door [eiser 2] als productie 13 bij zijn conclusie van antwoord/eis in reconventie overgelegde foto 16 voldoende aangetoond. Het in dit kader gevorderde schadebedrag van € 200,- komt in hoogte niet onredelijk voor en zal dan ook worden toegewezen.
4.17
De gevorderde schade als gevolg van onjuist aangelegde aarding is door [verweerder] betwist. Uit het rapport van [naam bedrijf 1] blijkt dat ook [eiser 2] een elektricien heeft ingeschakeld en werkzaamheden heeft laten verrichten aan de installatie, zodat nog niet is komen vast te staan dat sprake is van de door hem gestelde schade en dat deze het gevolg is van de werkzaamheden van [verweerder]. Op [eiser 2], die zich op het rechtsgevolg beroept, rust de bewijslast van zijn stelling dat [verweerder] de aarding niet op correcte wijze heeft aangelegd en dat dit tot de gestelde schade heeft geleid. Hij zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld dit bewijs te leveren.
4.18
De door [eiser 2] gevorderde kosten van € 380,- exclusief btw voor het ontbrekende keuringsrapport van de elektra-installatie komen niet voor toewijzing in aanmerking, aangezien de [eiser 2] tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend dat niet met [verweerder] was overeengekomen dat hij deze zou verstrekken en de kosten daarvan ook niet door [verweerder] in rekening zijn gebracht.
4.19
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in reconventie:
alvorens verder te beslissen,
laat [eiser 2] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt:
  • dat sprake is van schade aan de vloer en dat de vermeende schade samenhangt met de door [verweerder] uitgevoerde werkzaamheden;
  • dat het tegelwerk en de dilataties in de badkamer niet correct door [verweerder] zijn uitgevoerd;
  • dat [verweerder] de aarding niet op correcte wijze heeft aangelegd en dat dit tot de gestelde schade heeft geleid;
bepaalt dat [eiser 2] ter rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank van donderdag 2 december 2021 om 10:00 uur
schriftelijkmoet meedelen of en, zo ja, op welke wijze van de bewijsmogelijkheid gebruik zal worden gemaakt;
wijst [eiser 2] erop dat de schriftelijke reactie
in tweevouddient te worden ingestuurd en dat deze
uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uurter griffie ontvangen moet zijn;
bepaalt dat [eiser 2], indien hij getuigen wenst te horen, bij die gelegenheid het aantal en de namen van eventueel te horen getuigen zal mogen opgeven – in welk geval hij tevens opgave dient te doen van haar verhinderdata alsmede die van de wederpartij en de getuigen voor de maanden februari tot en met april 2020 – en op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden in het geding mag brengen;
[eiser 2] wordt erop gewezen dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen ten minste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor
schriftelijkaan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Dordrecht aan het Steegoversloot 36, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter.
in conventie en in reconventie:
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van de procedure aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590