ECLI:NL:RBROT:2021:11127

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
KTN-9275910_07102021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van aansluit- en transportkosten door netbeheerder Stedin

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. Stedin vorderde betaling van aansluit- en transportkosten ter hoogte van € 510,94, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering is gebaseerd op een aansluit- en transportovereenkomst die tussen Stedin en de gedaagde is gesloten voor de onderneming van de gedaagde. De gedaagde heeft betwist dat hij nog verantwoordelijk is voor de kosten, omdat hij zijn onderneming per 1 augustus 2020 heeft beëindigd en de overeenkomst met zijn energieleverancier Eneco per 14 december 2020 is beëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tot 14 december 2020 gehouden was tot betaling van de kosten, ongeacht het feit dat zijn onderneming was beëindigd. De gedaagde heeft ook bezwaar gemaakt tegen de door Stedin gehanteerde meterstanden, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde geen bewijs heeft geleverd dat de meterstanden onjuist waren. De kantonrechter heeft de vordering van Stedin toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9275910 \ CV EXPL 21-2583
uitspraak: 7 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde], voorheen handelend onder de naam [naam bedrijf 1],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als “Stedin” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 11 juni 2021, met één productie;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
1. Tussen Stedin en [gedaagde] is een aansluit- en transportovereenkomst tot stand gekomen ten behoeve van de onderneming [naam bedrijf 1] op het adres [adres] (hierna: het aansluitadres).
2. [naam] (hierna: [naam]) is vanaf april 2019 eigenaar van het aansluitadres.
3. De overeenkomst met Eneco is per 14 december 2020 beëindigd.

3..De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
Stedin heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van in totaal € 510,94 – zijnde € 422,20 aan
hoofdsom, € 1,21 aan tot aan de datum van dagvaarding verschenen rente en € 87,53 aan buitengerechtelijke kosten – te vermeerderen met de wettelijke rente over € 510,94 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Stedin aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is uit hoofde van de tussen hem en Stedin bestaande transportovereenkomst gehouden tot betaling van de aansluit- en transportkosten die via maandelijkse (voorschot)facturen en met een jaarlijkse eindafrekening aan hem in rekening worden gebracht.
Stedin heeft haar vordering als volgt gespecificeerd:
factuurnummer betreffende datum periode bedrag
502500320891 elektriciteit 7 december 2020 november 2020 € 57,66
500001473990 gas 15 december 2020 november 2020 € 233,20
597510111923 elektriciteit 30 december 2020 december 2020 € 26,02
597510112464 gas 26 januari 2021 december 2020 € 105,32 +
TOTAAL: € 422,20
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen hij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
[gedaagde] heeft niet weersproken dat tussen hem en Stedin sprake is van een aansluit- en transportovereenkomst en dat de opzegging van deze overeenkomst verloopt via zijn energieleverancier Eneco. Door hem is aangevoerd dat hij zijn onderneming [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) per 1 augustus 2020 heeft beëindigd en de sleutel van het gehuurde op deze datum bij de verhuurder heeft ingeleverd, zodat hij vanaf deze datum niet langer als gebruiker van het aansluitadres kan worden aangemerkt. Uit het door [gedaagde] overgelegde e-mailbericht van Eneco van 24 maart 2021 volgt dat de energieleveringsovereenkomst tussen hem en Eneco is beëindigd per 14 december 2020. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] de overeenkomst met Eneco op een eerder moment heeft opgezegd dan wel Eneco of Stedin op de hoogte had gesteld van de beëindiging van zijn bedrijf. Aangezien daarmee de aansluit- en transportovereenkomst eveneens tot 14 december 2020 heeft voortgeduurd, is [gedaagde] uit hoofde van deze overeenkomst tot deze datum gehouden tot betaling van de kosten voor aansluiting en het transport van gas en elektriciteit op het aansluitadres. Indien in de periode tussen het vertrek van [naam bedrijf 1] en 14 december 2020 sprake is geweest van een andere gebruiker op het aansluitadres, is het in beginsel aan [gedaagde] om deze persoon aan te spreken op betaling van het/de door hem of haar gebruikte gas en elektriciteit.
4.2
[gedaagde] heeft voorts bezwaar gemaakt tegen de door Stedin gehanteerde meterstanden. Stedin heeft gesteld dat de facturen zijn opgemaakt op basis van de door het meetbedrijf [naam bedrijf 2] opgenomen meterstanden ten tijde van het eindigen van de overeenkomst. [gedaagde] heeft aangevoerd dat sprake is van geschatte meterstanden die onmogelijk juist kunnen zijn aangezien de werkzaamheden van [naam bedrijf 1] vanaf maart 2020 praktisch stil zijn gelegd en [naam bedrijf 1] sinds 1 augustus 2020 niet meer in bedrijf was. [gedaagde] heeft ter onderbouwing een e-mailbericht overgelegd van [naam] van 9 juni 2021 waarin hij als eigenaar van het aansluitadres verklaart dat vanaf september 2020 via de meter geen gasafname meer heeft plaatsgevonden. Dit sluit echter niet uit dat eerdere facturen zijn gebaseerd op geschatte standen, waardoor eerder verbruikte energie mogelijk pas later door Eneco is geregistreerd en in rekening is gebracht in een periode waarin in werkelijkheid geen of minder energie is verbruikt. Door [gedaagde] zijn geen stukken overgelegd – bijvoorbeeld van een eigen opname van de meterstanden ten tijde van het eindigen van de overeenkomst, althans ten tijde van het door hem gestelde vertrek van het aansluitadres – op basis waarvan kan worden vastgesteld dat Eneco en Stedin zijn uitgegaan van te hoge meterstanden en hiervan heeft hij ook geen nader bewijs aangeboden. In rechte zal dan ook van de juistheid van deze standen worden uitgegaan.
4.3
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] de gevorderde aansluit- en transportkosten verschuldigd is. Dat er geen baten meer zouden zijn van [naam bedrijf 1], doet aan deze verplichting niet af. De gevorderde hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
4.4
Stedin maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
[gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij of de verhuurder van het aansluitadres nimmer een aanmaning heeft ontvangen. Aangezien sprake is van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW is hij echter op grond van artikel 6:96 lid 4 BW zonder aanmaning aan Stedin een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd van ten minste 40 euro, welk bedrag verschuldigd is vanaf de dag volgende op de dag waarop de wettelijke of overeengekomen uiterste dag van betaling is verstreken en waarvan niet ten nadele van de schuldeiser kan worden afgeweken. De gevorderde bedragen van € 47,53 en € 40,- zijn inhoudelijk niet weersproken en komen op basis van de gebruikelijke tarieven redelijk voor. Dit bedrag van € 87,53 aan buitengerechtelijke kosten zal dan ook worden toegewezen.
4.5
De onweersproken gebleven rente zal als op de wet gegrond worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten, aangezien niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding dan wel vóór de ingebrekestelling door Stedin aan de gemachtigde zijn betaald, alsmede de gevorderde rente op rente, aangezien niet duidelijk is welk gedeelte van het bedrag aan rente langer dan één jaar verschuldigd is.
4.6
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Stedin te betalen € 510,94 aan hoofdsom, verschenen rente en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over € 422,20 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 599,47 aan verschotten en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590