ECLI:NL:RBROT:2021:11128

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
C/10/626615 / KG ZA 21-867
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de totstandkoming van een mondelinge koopovereenkomst van aandelen en de verplichtingen van de partijen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [naam eiseres] en Entrpnr Group B.V. en Entrpnr Finance B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of er een mondelinge koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de aandelen in Tbena B.V. tussen [naam eiseres] en Entrpnr Finance. De eiseres stelt dat er een overeenkomst is gesloten, terwijl de gedaagden dit betwisten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er een mondelinge overeenkomst is ontstaan, ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. De rechter heeft geoordeeld dat Entrpnr Finance verplicht is om de aandelen van [naam eiseres] af te nemen en een deel van de koopprijs te betalen. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval Entrpnr Finance niet aan deze verplichtingen voldoet. In reconventie heeft de rechter de vorderingen van Entrpnr c.s. afgewezen, waaronder de vordering tot opheffing van het conservatoire beslag, omdat er geen koopovereenkomst met Entrpnr Group tot stand is gekomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/626615 / KG ZA 21-867
Vonnis in kort geding van 16 november 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P. Quist te Naaldwijk,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENTRPNR GROUP B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENTRPNR FINANCE B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
3.
[naam gedaagde 1],
wonende te [woonplaats gedaagde 1],
4.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. E. van Es te Hilversum.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en Entrpnr c.s. genoemd worden.
Entrpnr c.s. worden hierna afzonderlijk Entrpnr Group, Entrpnr Finance, [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 oktober 2021;
  • de 31 producties van [naam eiseres];
  • de conclusie van antwoord en voorwaardelijke eis in reconventie, tevens reconventioneel verzoek tot opheffen beslag;
  • de 40 producties van Entrpnr c.s.;
  • de mondelinge behandeling op 2 november 2021;
  • de pleitnota van [naam eiseres];
  • de pleitnota van Entrpnr c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] en Li Holding B.V. houden 75% respectievelijk 25% van de aandelen in Tbena B.V. (hierna: Tbena), een administratie- en belastingadvieskantoor.
[naam] (hierna: [naam]) is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam eiseres].
2.2.
Entrpnr Finance drijft ook een administratie- en belastingadvieskantoor. Entrpnr Group is enig aandeelhouder en bestuurder van Entrpnr Finance. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] zijn de gezamenlijk bevoegde bestuurders van Entrpnr Group.
2.3.
In de zomer van 2020 heeft [naam gedaagde 1] [naam] benaderd om te praten over een overname van Tbena. Op 18 september 2020 heeft [naam eiseres] met Entrpnr Group een ‘intentieverklaring’ (hierna: de intentieovereenkomst) met betrekking tot het overnemen van de aandelen in Tbena gesloten. In de intentieovereenkomst is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
Datum overname:
Tezamen met U streven wij ernaar de koopovereenkomst te tekenen en de notariële levering van de Aandelen te laten plaatsvinden per 1 januari 2021. (…)
1. Koopprijs.
De koopprijs voor de volledige onbezwaarde eigendom van alle geplaatste aandelen in wordt gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
  • een geboekte omzet over het boekjaar 2020 van tenminste € 450.000,00
  • alle fiscale verplichtingen binnen de entiteit staan per koopdatum op € 0,00
  • zowel het debiteuren- als het crediteurensaldo staan per koopdatum op € 0,00
  • een overnameovereenkomst bevattende de voor dit soort transacties gebruikelijke voorwaarden en garanties.
Volgens de nu aan ons verstrekte gegevens leiden de onder 1. bedoelde uitgangspunten tot een koopprijs van € 300.000,00 (bij 75%) of € 400.000,00 (bij 100%). Wij gaan er daarbij van uit dat de door u aan ons verstrekte gegevens juist en volledig zijn en dat de levering uiterlijk op 1 januari 2021 is geëffectueerd.
Indien de in 1. bedoelde uitgangspunten zodanig onjuist blijken te zijn dat dit naar ons oordeel de waarde van de Aandelen negatief beïnvloedt, heeft Koper tot 1 november 2020 het recht om de overeenkomst te ontbinden, tenzij alsnog overeenstemming wordt bereikt over een aangepaste koopprijs.
De jaarrekening van de Vennootschap over 2020 zal worden opgemaakt en vastgesteld op basis van de tot en met 2019 bij de Vennootschap toegepaste waarderingsgrondslagen. De waarderingsgrondslagen in 2019 en voorafgaande jaren zijn op consistente wijze toegepast. De jaarrekening 2020 zal worden opgemaakt door dezelfde accountant, die in de drie voorafgaande jaren de jaarrekening heeft opgemaakt.
2. Ontbindende voorwaarden
De op te stellen koopovereenkomst zal in ieder geval de clausule bevatten dat de koopovereenkomst door ieder der partijen ontbonden kan worden indien:
(…)
Op deze voorwaarden kan uiterlijk tot 1 december 2020 een beroep worden gedaan. Daarna schept deze koopovereenkomst onvoorwaardelijke verplichtingen tot levering en afneming van de Aandelen.
3. Betaling van de koopprijs.
Indien tussen ons een overeenkomst tot stand komt, zal de Koopprijs worden voldaan in 3 tranches.
Bij levering van de aandelen: € 150.000,00 (75%) // € 200.000,00 (100%)
6 maanden na levering: € 100.000,00 (75%) // 134.000,00 (100%)
12 maanden na levering: € 50.000,00 (75%) // € 66.000,00 (100%)
4. Overeenkomst/garanties.
Partijen zullen te goeder trouw onderhandelen over de tekst van een overnameovereenkomst bevattende de voor dit soort transacties gebruikelijke voorwaarden en garanties. De garanties betreffen tenminste de volgende onderwerpen:
(…)
volledigheid en getrouwheid jaarstukken met een goedkeurende verklaring van de accountant en overige financiële verslaggeving over de afgelopen drie jaren:
(…)
activa, voorraden en onderhanden werk;
(…)
5. Uitkeringen.
(…) Partijen zullen in de loop van december 2020 tezamen in goed overleg een balans van de Vennootschap per 1 januari 2021 opstellen, waar de debiteuren en crediteuren en het onderhanden werk uit blijkt. 75% van het saldo van (i) De totale som van debiteuren (anders dan dubieuze debiteuren van meer dan 12 maanden oud) (ii) minus de crediteuren per 1 januari 2021, te vermeerderen met (iii) de waarde van het Onderhanden werk per 1 januari 2021, zal aan Verkoper worden betaald door Koper, in aanvulling op de Koopprijs. De debiteuren zullen vervolgens door de Vennootschap voor eigen rekening worden geïnd.
(…)
2.4.
Bij e-mail van 4 december 2020 heeft [naam eiseres] gegevens verstrekt aan de notaris ten behoeve van het opstellen van de concept-koopovereenkomst. In dat bericht heeft zij medegedeeld dat Entrpnr Finance de aandelen in Tbena gaat overnemen.
Op 16 december 2020 heeft [naam eiseres] een eerste ontwerp van de koopovereenkomst ontvangen van de notaris. Dit heeft zij doorgestuurd aan [naam gedaagde 1].
2.5.
Op 11 december 2020 zijn alle activa van Tbena en de cliëntendossiers feitelijk overgedragen aan en is het personeel van Tbena verhuisd naar de vestiging van Entrpnr Finance. Met ingang van 1 januari 2021 heeft Entrpnr de exploitatie van Tbena operationeel overgenomen, dat wil zeggen dat het personeel van Tbena in dienst is gegaan bij Entrpnr Finance en dat Entrpnr Finance de facturatie aan de klanten van Tbena alsook het gebruik van de boekhoudsoftware (Yuki) heeft overgenomen. Eind januari 2021 zijn de klanten van Tbena geïnformeerd over de overname van Tbena door de Entrpnr-groep.
2.6.
In februari 2021 is tussen partijen een discussie ontstaan over de post ‘onderhanden werk’ binnen Tbena. Bij e-mail van 29 maart 2021 heeft de toenmalige advocaat van [naam eiseres] aan de advocaat van Entrpnr c.s. medegedeeld dat hij wacht met het verstrekken van een nieuwe versie van de koopovereenkomst totdat partijen eerst overeenstemming bereiken over wat te doen met de post ‘negatief onderhanden werk’.
2.7.
Bij e-mail van 9 juni 2021 heeft de advocaat van [naam eiseres] de advocaat van Entrpnr c.s. gesommeerd gaaf en onvoorwaardelijk te verklaren dat Entrpnr Group dan wel Entrpnr Finance de aandelen van Tbena alsnog afneemt tegen de overeengekomen prijs.
2.8.
Op 21 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland aan [naam eiseres] verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken en onder derden (waaronder repeterend beslag onder banken) ten laste van Entrpnr Group en Entrpnr Finance. De vordering van [naam eiseres] is daarbij begroot op
€ 390.000,00. [naam eiseres] heeft op basis van het gegeven verlof de daarin genoemde conservatoire beslagen gelegd.
2.9.
Bij dagvaarding van 24 augustus 2021 heeft [naam eiseres] bij de rechtbank Midden-Nederland een bodemprocedure aanhangig gemaakt, waarin zij vordert Entrpnr Group en Entrpnr Finance hoofdelijk te veroordelen om aan [naam eiseres] te voldoen een bedrag van € 451.574,91 (aan koopsom en schadevergoeding) en om de aandelen in Tbena van [naam eiseres] af te nemen.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Entrpnr Group en Entrpnr Finance ieder voor zich hoofdelijk:
1. te veroordelen om binnen twee werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [naam eiseres] te voldoen de somma € 400.000,- ter zake van de koopsom en schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente met ingang van 1 januari 2021 althans 9 juni 2021 althans met ingang van datum dagvaarding over de somma van € 300.000,-, subsidiair een bedrag dat de voorzieningenrechter ten titel van voorschot op de schade naast de gemelde € 300.000,- zijnde koopsom voor de aandelen passend acht;
2. te veroordelen om de door [naam eiseres] gehouden aandelen af te nemen conform de tussen partijen gesloten overeenkomst, door op een door [naam eiseres] te bepalen tijdstip, dat niet later dan twee weken na betekening van het te wijzen vonnis door [naam eiseres] zal worden bepaald, nadat de koopsom voor de aandelen aan [naam eiseres] is voldaan, te verschijnen ten kantore van een door [naam eiseres] gekozen notaris, en aldaar over te gaan tot ondertekening van een notariële akte strekkende tot overdracht en levering van de door [naam eiseres] gehouden aandelen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel zolang Entrpnr Group en Entrpnr Finance hiermee in gebreke blijven;
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] ieder voor zich hoofdelijk:
3. te veroordelen om, terstond na betekening van het te wijzen vonnis, al het nodige te verrichten opdat Entrpnr Group of Entrpnr Finance de door [naam eiseres] gehouden aandelen afneemt conform de tussen partijen gesloten overeenkomst, door op een door [naam eiseres] te bepalen tijdstip, dat niet later dan twee weken na betekening van het te wijzen vonnis door [naam eiseres] zal worden bepaald, nadat de koopsom voor de aandelen door Entrpnr Group of Entrpnr Finance aan [naam eiseres] is voldaan, te verschijnen ten kantore van een door [naam eiseres] gekozen notaris, en aldaar over te gaan tot ondertekening van een notariële akte strekkende tot overdracht en levering van de door [naam eiseres] gehouden aandelen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel zolang [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hiermee in gebreke blijven;
4. te veroordelen naast Entrpnr Group en Entrpnr Finance tot betaling van de somma van € 400.000,- indien Entrpnr Group en/of Entrpnr Finance gedurende vijf werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijven uitvoering te geven aan het petitum onder sub 1.;
5. met veroordeling van Entrpnr c.s. in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Entrpnr c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
Entrpnr c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
in reconventie:
I. [naam verweerster] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting primair het conservatoir derdenbeslag, dat zij heeft doen leggen ten laste van Entrpnr Group en Entrpnr Finance binnen twee dagen na de betekening van het te wijzen vonnis in kort geding op te heffen, subsidiair het conservatoir derdenbeslag, dat zij heeft doen leggen ten laste van Entrpnr Finance binnen twee dagen na de betekening van het te wijzen vonnis in kort geding op te heffen;
II. [naam verweerster] te verplichten de onderhandelingen voort te zetten teneinde tot een koopovereenkomst te komen en met onmiddellijke ingang voort te zetten, een en ander op straffe van een dwangsom van € 15.000,- per dag;
III. [naam verweerster] te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente;
in voorwaardelijke reconventie, indien de voorzieningenrechter de vordering van [naam verweerster] (gedeeltelijk) toewijst:
primair:
I. [naam verweerster] te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling aan Entrpnr c.s. het bedrag van € 318.131,63 exclusief btw althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
II. [naam verweerster] te veroordelen tot verrekening van het bedrag van € 318.131,63 exclusief btw, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag met de door de voorzieningenrechter toegewezen vordering van [naam];
III. [naam verweerster] te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
4.2.
[naam verweerster] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
Ten aanzien van het spoedeisend belang heeft [naam eiseres] gesteld dat zij te maken heeft met doorlopende verplichtingen van Tbena, terwijl die vennootschap geen inkomsten meer ontvangt. De klanten van Tbena zijn in december 2020 overgeheveld naar Entrpnr Finance, maar de aandelen in Tbena zijn daarbij niet overgedragen. De doorlopende verplichtingen zijn door [naam eiseres] niet meer te dragen en worden thans aangezuiverd door [naam] in privé. Daarmee is het spoedeisend belang van [naam eiseres] bij haar vorderingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gegeven. Dat partijen, zoals Entrpnr c.s. naar voren hebben gebracht, al sinds medio 2020 in onderhandeling zijn, doet niet af aan het spoedeisende karakter van de vorderingen.
5.2.
In geschil is de vraag of er een koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen in Tbena tot stand is gekomen en tussen welke partijen.
Bij de beoordeling daarvan stelt de voorzieningenrechter voorop dat voor de totstandkoming van een overeenkomst niet steeds vereist is dat sprake is van aanbod en aanvaarding in de zin van artikel 6:217 lid 1 BW. Als het gaat om een overeenkomst waarbij bij de totstandkoming een aantal onderling samenhangende verbintenissen moet worden geregeld en overeenstemming bestaat omtrent een of meer onderdelen terwijl over andere onderdelen nog geen overeenstemming bestaat, is de vraag of moet worden aangenomen dat een overeenkomst is ontstaan afhankelijk van (i) de bedoeling van partijen zoals blijkt uit de betekenis van wat wel en niet geregeld is, (ii) het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en (iii) de verdere omstandigheden van het geval (HR 2 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9771).
5.3.
Vaststaat dat [naam eiseres] op 18 september 2020 een intentieovereenkomst heeft gesloten met Entrpnr Group, waarin deze twee partijen hebben vastgelegd op welke wijze en onder welke voorwaarden zij tot een koopovereenkomst wensen te komen voor de koop van de aandelen in Tbena. Onjuist is het standpunt van [naam eiseres] dat de uitgesproken intenties tussen de twee partijen per 1 december 2020 bindende afspraken zijn geworden omdat Entrpnr Group geen gebruik heeft gemaakt van de ontbindende voorwaarden in artikel 1 en 2 van de intentieovereenkomst. Dit door [naam eiseres] gestelde rechtsgevolg kan niet uit de ontbindende voorwaarden worden afgeleid. De ontbindende voorwaarde in artikel 1 heeft enkel betrekking op de overeengekomen uitgangspunten bij de vaststelling van de koopprijs. De in artikel 2 omschreven ontbindende voorwaarden zijn bedoeld om in de tot stand te brengen schriftelijke koopovereenkomst op te nemen. Van een schriftelijke koopovereenkomst is het niet gekomen, laat staan dat Entrpnr Group daarbij partij is geworden.
5.4.
Na de totstandkoming van de intentieovereenkomst heeft [naam gedaagde 1] aan [naam] medegedeeld dat de aandelen in Tbena zouden worden overgenomen door Entpnr Finance in plaats van Entrpnr Group. [naam eiseres] stelt dat zij daarmee niet heeft ingestemd, maar dat is niet aannemelijk, nu zij zelf op 4 december 2020 aan de notaris in het kader van het opstellen van de concept-koopovereenkomst heeft medegedeeld dat Entrpnr Finance de aandelen in Tbena gaat overnemen (zie productie 8 van Entrpnr c.s.). Ook in latere e-mailcorrespondentie tussen [naam] en [naam gedaagde 1] is Entrpnr Finance steeds genoemd als de koper.
5.5.
Niet in geschil is verder dat, terwijl [naam eiseres] en Entrpnr Finance in feite nog aan het onderhandelen waren over een op schrift te stellen koopovereenkomst voor de levering van aandelen, de exploitatie van Tbena alvast is overgenomen door Entrpnr Finance. In december 2020 zijn alle activa van Tbena, de cliëntendossiers en het personeel van Tbena verhuisd naar de vestiging van Entrpnr Finance. Met ingang van 1 januari 2021 heeft Entrpnr Finance het personeel van Tbena in dienst genomen en heeft zij de facturatie aan de klanten van Tbena alsook het gebruik van de boekhoudsoftware (Yuki) overgenomen. Eind januari 2021 zijn de klanten van Tbena geïnformeerd over de overname van Tbena door de Entrpnr-groep.
5.6.
Duidelijk is dat [naam eiseres] en Entrpnr Finance ten aanzien van de koopprijs voor de aandelen uitgaan van wat daarover is bepaald in de intentieovereenkomst. Dat blijkt uit de e-mail van [naam gedaagde 1] van 23 januari 2021 (productie 12 van [naam eiseres]), waarin hij aan [naam] meedeelt dat hij “uiteraard” voornemens is hem de bedragen te betalen zoals in de intentieovereenkomst is opgenomen. In artikel 1 van de intentieovereenkomst zijn de uitgangspunten, op basis waarvan de koopprijs concreet kan worden vastgesteld, opgenomen. In artikel 3 is bepaald wanneer de koopprijs moet worden betaald. En in artikel 5 is bepaald dat de posten debiteuren, crediteuren en onderhanden werk ertoe kunnen leiden dat de koper nog een bedrag betaalt aan de verkoper, in aanvulling op de koopprijs. Daarmee is de koopprijs en wat partijen elkaar zijn verschuldigd in het kader van de koop voldoende bepaalbaar.
5.7.
Gelet op de in 5.4. tot en met 5.6. weergegeven omstandigheden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat tussen [naam eiseres] en Entrpnr Finance mondeling een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Dat er geen schriftelijke koopovereenkomst is aangegaan omdat partijen nog aan het onderhandelen zijn over bepaalde punten, waaronder een non-concurrentiebeding, doet er niet aan af dat over de essentialia van de koopovereenkomst (levering van bepaalde aandelen tegen een bepaalde koopprijs) overeenstemming is bereikt.
5.8.
Op grond van de mondelinge koopovereenkomst dient [naam eiseres] zijn aandelen in Tbena te leveren aan Entrpnr Finance en is Entrpnr Finance verplicht die aandelen van [naam eiseres] af te nemen en daarvoor de overeengekomen (koop)prijs te betalen. In februari 2021 is echter een discussie ontstaan over de post onderhanden werk, als gevolg waarvan partijen van mening verschillen over de hoogte van het bedrag dat Entrpnr Finance uiteindelijk moet betalen aan [naam eiseres] voor het verkrijgen van de aandelen in Tbena.
5.9.
Voor het bepalen van het door Entrpnr Finance aan [naam eiseres] te betalen bedrag is zowel artikel 1 als artikel 5 van de intentieovereenkomst van belang. Niet in geschil is dat er is voldaan aan de in artikel 1 vermelde uitgangspunten voor het bepalen van de koopprijs, waaronder een geboekte omzet over het boekjaar 2020 van tenminste
€ 450.000,-, zodat wordt uitgegaan van een overeengekomen koopprijs van € 300.000,- voor de door [naam eiseres] gehouden aandelen in Tbena. Vervolgens is in artikel 5 bepaald dat de koper 75% van het saldo op 1 januari 2021 van de post debiteuren minus de post crediteuren plus de waarde van het onderhanden werk aan de verkoper betaalt, in aanvulling op de koopprijs. Gezien de formulering van dat artikel gingen partijen er kennelijk van uit dat de waarde van het onderhanden werk positief zou zijn. Voldoende gebleken is dat in plaats daarvan sprake is van een negatief saldo aan onderhanden werk. Met Entrpnr Finance is de voorzieningenrechter het eens dat in dat geval het bedrag aan negatieve onderhanden werk in mindering dient te komen op het in artikel 5 bedoelde saldo dan wel de koopprijs.
5.10.
Het beroep van [naam eiseres] op artikel 6:89 BW kan niet slagen. Dat geldt ook voor het standpunt van [naam eiseres] dat Entrpnr c.s. gedurende de due-diligence-fase hun onderzoeksplicht hebben verzaakt. Entrpnr Finance wist op zichzelf dat [naam eiseres] maandelijks vooraf factureerde aan haar klanten – dat blijkt uit e-mailcorrespondentie tussen [naam gedaagde 1] en [naam] van 22 december 2020 (productie 12 van Entrpnr c.s.) – en dat klanten een overeenkomst hadden met [naam eiseres] in de vorm van een abonnement (productie 6 van [naam eiseres]). Dat er nog werkzaamheden zouden moeten worden verricht waarvoor klanten al hadden betaald aan Tbena vóór de overdracht, kon voor Entrpnr Finance dan ook geen verrassing zijn. Entrpnr Finance stelt echter dat zij er pas in februari 2021 achter kwam dat er sprake was van een buitenproportionele achterstand in de administratiewerkzaamheden, welke werkzaamheden haar werknemers hebben moeten verrichten zonder dat dit gedeclareerd kan worden. Als wordt verondersteld dat de door Entrpnr Finance gestelde achterstand (waarop zo dadelijk wordt ingegaan) juist is, is die achterstand van een zodanige omvang dat Entrpnr Finance dat niet hoefde te verwachten en lag het op de weg van [naam eiseres], mede in het licht van artikel 5 van de intentieovereenkomst, om daarvan mededeling te doen aan Entrpnr Finance. [naam eiseres] kan in dat geval niet aan Entrpnr Finance tegenwerpen dat zij haar onderzoeksplicht op dit punt heeft verzaakt. Door eind februari/begin maart 2021 haar bevindingen over de volgens haar immense achterstand bij [naam eiseres] neer te leggen (productie 18 van Entrpnr c.s.), heeft Entrpnr Finance naar het oordeel van de voorzieningenrechter tijdig geklaagd.
5.11.
In dit kort geding kan niet worden vastgesteld op welke waarde de post onderhanden werk moet worden bepaald. Entrpnr Finance heeft berekend dat zij een verlies heeft geleden van € 318.131,63 ter zake van negatief onderhanden werk en wenst dat bedrag te verrekenen met de koopprijs. Ter onderbouwing heeft zij als productie 7 een overzicht van de opbouw van het verlies per klant overgelegd en als productie 25 de urenregistraties van de werknemers die met die werkzaamheden bezig zijn geweest. [naam eiseres] heeft de hoogte van dit bedrag aan onderhanden werk betwist. Uit e-mailcorrespondentie blijkt dat [naam eiseres] heeft aangeboden de nog uit te voeren werkzaamheden zelf op te pakken, maar niet duidelijk is of en in hoeverre daar gevolg aan is gegeven en in hoeverre [naam eiseres] daartoe in de gelegenheid is gesteld door Entrpnr Finance. Een complicerende factor daarbij is dat [naam] en [naam gedaagde 1] nog aan het onderhandelen zijn over een non-concurrentiebeding en het aangaan van een zogenaamde ‘commercial agreement’. Die vragen zullen in een bodemprocedure, waarin partijen in de gelegenheid zijn om nader bewijs te leveren, moeten worden beoordeeld. Op basis van de uitgebreide en gespecificeerde overzichten van Entrpnr Finance kan bij de huidige stand van zaken niet worden uitgesloten dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat er sprake is van een aanzienlijk bedrag aan negatief onderhanden werk, dat gelet op artikel 5 van de intentieovereenkomst in mindering dient te komen van c.q. wordt verrekend met de overeengekomen koopprijs.
5.12.
Het beroep van [naam eiseres] op onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking wordt afgewezen. Gezien de wijze waarop de onderhandelingen zijn gegaan – het was voor [naam eiseres] al in een vroeg stadium duidelijk dat Entrpnr Finance de koper zou worden – en de lopende discussie over het onderhanden werk, kan niet worden gezegd dat Entrpnr Finance of Entrpnr Group onrechtmatig jegens [naam eiseres] heeft gehandeld dan wel zich ten koste van [naam eiseres] heeft verrijkt.
5.13.
Het belang van [naam eiseres] zoals uiteengezet in 5.1. en de feitelijke situatie als bedoeld in 5.5. vergen dat op korte termijn uitvoering wordt gegeven aan de overdracht van de aandelen aan Entrpnr Finance. Het belang van Entrpnr Finance vergt echter dat bij gelegenheid van de levering van die aandelen niet meer wordt betaald dan bij de huidige stand van zaken op verantwoorde wijze kan worden vastgesteld. Hieraan staat niet in de weg dat het gevolg daarvan zal zijn dat de aandelen al uit het vermogen van [naam eiseres] verdwijnen zonder dat zij de volledige koopprijs ontvangt waarop zij meent recht te hebben. Dat is immers in lijn met de afspraak in artikel 3 van de intentieovereenkomst, waaruit ook volgt dat ten tijde van de levering nog slechts een deel van de koopprijs wordt voldaan. Een en ander leidt tot de volgende beslissingen.
5.14.
Entrpnr Finance zal worden veroordeeld om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de door [naam eiseres] gehouden aandelen in Tbena af te nemen door te verschijnen ten kantore van een door [naam eiseres] gekozen notaris en aldaar over te gaan tot ondertekening van een notariële akte tot overdracht en levering van die aandelen.
De medegevorderde dwangsom zal worden beperkt.
5.15.
Niet aannemelijk is dat Entrpnr Finance voor de levering van de aandelen de volledige koopprijs aan [naam eiseres] dient te betalen. Ter zitting heeft Entrpnr Finance gesteld dat na verrekening met de door haar berekende waarde aan negatieve onderhanden werk een bedrag aan koopsom resteert van € 61.401,-. Onder verwijzing naar de overwegingen in 5.11. zal Entrpnr Finance worden veroordeeld tot betaling van dit niet-betwiste gedeelte van de koopsom gelijktijdig met de levering van de aandelen. Het gaat hier om een betalingsverplichting die opeisbaar wordt op het moment waartegen overeenkomstig het overwogene in 5.14. de levering van de aandelen is aangezegd. Blijft betaling op dat moment achterwege, dan is Entrpnr Finance in verzuim. Om deze reden zal de voorzieningenrechter Entrpnr Finance veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente met ingang van die aangezegde leveringsdatum tot aan de dag van voldoening. Over het eventuele restant van de koopsom zullen partijen moeten procederen in de bodemprocedure.
5.16.
Het door [naam eiseres] gevorderde voorschot op schadevergoeding ad
€ 100.000,- wordt afgewezen, nu dit schadebedrag niet is onderbouwd.
5.17.
Ten aanzien van de vorderingen gericht tegen [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] heeft [naam eiseres] – met een beroep op het profiteren van de wanprestatie door Entrpnr Group en/of Entrpnr Finance, onrechtmatige daad in groepsverband ex artikel 6:166 BW en bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:11 BW – gesteld dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Deze vorderingen worden afgewezen. Voor zover Entrpnr Finance heeft gewanpresteerd jegens [naam eiseres] is niet gebleken dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] daarvan op onrechtmatige wijze hebben geprofiteerd. En gelet op de overwegingen in 5.12. kan er ook overigens geen sprake zijn van een onrechtmatig handelen door [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2].
5.18.
Aangezien partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
Uit de overwegingen in conventie volgt dat uit de intentieovereenkomst uiteindelijk een mondelinge koopovereenkomst tussen [naam verweerster] en Entrpnr Finance is ontstaan en dat Entrpnr Finance een deel van de overeengekomen koopprijs, als niet betwist, dient te betalen aan [naam verweerster] voor de levering van aandelen. In een bodemprocedure zal moeten worden geoordeeld of en, zo ja, welk bedrag Entrpnr Finance aan [naam verweerster] na verrekening van het negatieve onderhanden werk nog moet betalen. Het is mogelijk dat Entrpnr Finance, naast het bedrag waartoe zij in conventie wordt veroordeeld, nog moet bijbetalen. Bij deze stand van zaken is er geen aanleiding om de ten laste van Entrpnr Finance gelegde conservatoire beslagen op te heffen.
6.2.
[naam verweerster] zal wel worden veroordeeld om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis de ten laste van Entrpnr Group gelegde conservatoire beslagen op te heffen. Met Entrpnr Group is immers geen koopovereenkomst tot stand gekomen.
6.3.
De vordering tot het voortzetten van de onderhandelingen om te komen tot een koopovereenkomst, wordt bij gebrek aan een belang afgewezen, aangezien er al sprake is van een mondeling tot stand gekomen koopovereenkomst.
6.4.
Met de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen in conventie, wordt toegekomen aan de beoordeling van de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering. Primair is gevorderd [naam verweerster] te veroordelen tot betaling aan Entrpnr c.s. van een bedrag van € 318.131,63 exclusief btw. Dit bedrag is het door Entrpnr c.s. gestelde negatieve saldo aan onderhanden werk. Zoals al overwogen in conventie, kan in dit kort geding, mede gelet op de betwisting van [naam verweerster], niet worden vastgesteld tot welk bedrag aan Entrpnr Finance een beroep toekomt op verrekening en dient dat in een bodemprocedure te worden uitgezocht. Deze vordering wordt daarom afgewezen. Om dezelfde reden ligt de subsidiaire vordering tot verrekening van hetzelfde bedrag voor afwijzing gereed.
6.5.
Ook in reconventie worden de proceskosten gecompenseerd.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt Entrpnr Finance om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de door [naam eiseres] gehouden aandelen in Tbena af te nemen door te verschijnen ten kantore van een door [naam eiseres] gekozen notaris en aldaar over te gaan tot ondertekening van een notariële akte tot overdracht en levering van die aandelen;
7.2.
veroordeelt Entrpnr Finance om aan [naam eiseres] een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Entrpnr Finance niet aan de in 7.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt;
7.3.
veroordeelt Entrpnr Finance om gelijktijdig met de in 7.1. bedoelde levering van de aandelen het bedrag van € 61.401,- aan [naam eiseres] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover in de zin van artikel 6:119a BW met ingang van de dag waartegen de levering is aangezegd tot aan de dag van voldoening;
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.7.
veroordeelt [naam verweerster] om, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis, de ten laste van Entrpnr Group gelegde conservatoire beslagen op te heffen;
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.9.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
2091 / 1980