In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 29 september 2021 een verzoek ingediend om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is gedaan omdat de ouders, ondanks jarenlange hulpverlening, niet in staat zijn om neutraal met elkaar te communiceren over [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, vader, stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al jarenlang instabiliteit is in de gezinssituatie van [voornaam minderjarige]. De ouders zijn gescheiden en hebben moeite om in het belang van hun kind met elkaar te communiceren. Dit heeft geleid tot een loyaliteitsconflict voor [voornaam minderjarige], die zich zorgen maakt over zaken die niet leeftijdsadequaat zijn. De Raad heeft zorgen geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die moeite heeft met het uiten van zijn emoties en last heeft van tics wanneer hij stress ervaart.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en het gebrek aan resultaat van de hulpverlening in het vrijwillig kader, een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland, met ingang van 3 november 2021 tot 3 mei 2022. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.