ECLI:NL:RBROT:2021:11217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
9057659 CV EXPL 21-968
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en bevrijdende betaling na verstekvonnis

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de ontbinding van een koopovereenkomst. [eiseres] vorderde ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding, omdat [gedaagde] zijn verplichtingen niet was nagekomen. De procedure volgde op een eerder verstekvonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij [gedaagde] was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiseres]. De deurwaarder had namens [gedaagde] beslag gelegd onder de Belastingdienst, maar [gedaagde] betwistte dat [eiseres] bevrijdend had betaald, omdat hij geen betaling had ontvangen.

De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] op redelijke gronden mocht aannemen dat de deurwaarder bevoegd was om de betalingen te ontvangen. De rechter concludeerde dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis dezelfde rechtsgevolgen heeft als vrijwillige nakoming, waardoor [eiseres] bevrijdend had betaald. Aangezien [gedaagde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet was nagekomen door de tafelpoten niet te leveren, was er sprake van een tekortkoming aan zijn zijde. De kantonrechter heeft de koopovereenkomst ontbonden en [gedaagde] veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs van € 730,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van [eiseres] tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat deze niet voldeed aan de eisen voor vergoeding. [gedaagde] werd als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is gedaan door mr. R.R. Roukema en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9057659 \ CV EXPL 21-968
uitspraak: 11 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.J. Skála te Groningen,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [naam bedrijf] ,
zaakdoende te [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.J. op ’t Ende te Strijen.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .

1..Verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. het exploot van dagvaarding van 19 februari 2021;
2. de conclusie van antwoord;
3. het tussenvonnis van 27 mei 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
4. de overgelegde producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 oktober 2021 plaatsgevonden overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven. Daaraan hebben deelgenomen [eiseres] , bijgestaan door mr. Skála voornoemd en [gedaagde] , bijgestaan door mr. Op ’t Ende voornoemd.

2..De vaststaande feiten

2.1
[eiseres] is voormalig vennoot van een vennootschap onder firma. Ten behoeve van die vof zijn in 2015 tafelpoten besteld bij [gedaagde] . De vof is inmiddels ontbonden. Aangezien niet volledig voor de tafelpoten werd betaald is [gedaagde] een gerechtelijke procedure gestart bij de rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Assen, onder kenmerk 5652261 CV EXPL 17-436. Deze procedure heeft geleid tot een verstekvonnis van 14 februari 2017. Op basis van dit vonnis zijn de vof en haar vennoten, waaronder [eiseres] , hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 665,85, vermeerderd met handelsrente en proceskosten.
2.2
[gedaagde] , althans diens gemachtigde, heeft voor de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis opdracht gegeven aan de deurwaarder Deurwaarderwijzer. Deze deurwaarder heeft executoriaal beslag laten leggen onder de Belastingdienst. Omdat er al beslagen waren gelegd is deurwaarder Janssen&Janssen als coördinerend deurwaarder opgetreden.
2.3
Bij brief van 16 augustus 2019 heeft Janssen&Janssen het volgende bericht aan [eiseres] :

Voor de volledigheid geef ik u nog een overzicht van uw betalingen:
hoofdsom € 1720,93
ambtelijke kosten € 75,91
rente€ 3,28
saldo € 1800,12
af: betalingen
bij ons€ 1.584,49
€ 1584,49
Totaal te voldoen € 215,63

3..De vordering

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] te ontbinden;
II [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 923,02, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 765,85 te berekenen vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
III [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder de nakosten, indien en voor zover [gedaagde] niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een in redelijk geachte termijn, na betekening van dit vonnis daaraan heeft voldaan.
Aan de eis heeft [eiseres] – kort samengevat - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2
Door het gelegde beslag onder de Belastingdienst heeft [eiseres] de door haar op grond van de overeenkomst verschuldigde bedragen inmiddels betaald. De incasso is beëindigd en opgeheven. [gedaagde] weigert echter, ook na sommatie, zijn deel van de overeenkomst na te komen, te weten levering van de tafelpoten. Dit levert een tekortkoming van de zijde van [gedaagde] op en [eiseres] vordert daarom ontbinding van de overeenkomst en vergoeding van de schade die zij door de tekortkoming heeft geleden. De schade bestaat uit de door haar betaalde koopprijs van € 765,85.
3.3
[eiseres] vordert ook een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 142,72 incl. btw en wettelijke rente vanaf 1 november 2019.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] verzoekt [eiseres] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar die vorderingen te ontzeggen als ongegrond en onbewezen en [eiseres] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande tien dagen na betekening van dit vonnis, indien voldoening alsdan zal zijn uitgebleven.
Hij motiveert zijn verweer – samengevat – als volgt.
4.2
[gedaagde] heeft geen betaling van de tafelpoten ontvangen. De voormalige gemachtigde van [gedaagde] , Invorderingsbedrijf B.V., heeft op 5 juli 2017 bericht dat de gelegde beslagen zijn doorgehaald. Daarmee was door die gemachtigde ingeschakelde deurwaarder, Deurwaarderwijzer, niet meer bevoegd om de vordering te incasseren. [eiseres] en haar gemachtigde waren hiervan op de hoogte. [eiseres] mocht daarom niet op redelijke gronden aannemen dat Deurwaarderwijzer nog gerechtigd was om te incasseren. Dat dit toch is gebeurd komt voor rekening en risico van [eiseres] . [gedaagde] is niet gebonden aan de onbevoegde vertegenwoordiging door Deurwaarderwijzer. De betaling van [eiseres] aan Deurwaarderwijzer is een onverschuldigde betaling. [gedaagde] kan niet worden beschouwd als de ontvanger van die betaling.
4.3
[gedaagde] is altijd bereid geweest om de tafelpoten te leveren. [eiseres] heeft niet bevrijdend betaald en is daarmee haar eigen verplichtingen uit de overeenkomst niet nagekomen. Ontbinding en schadevergoeding kan zij daarom niet vorderen.
4.4
[gedaagde] betwist de omvang van de gestelde schade.

5..Beoordeling van het geschil

5.1
In deze zaak gaat het om de vraag of er gronden aanwezig te zijn om de koopovereenkomst te ontbinden. Om een overeenkomst te kunnen ontbinden is nodig dat een van de partijen een verbintenis uit die overeenkomst niet is nagekomen en te dien aanzien in verzuim is (artikel 6:265 BW).
5.2
Vooropgesteld wordt dat [eiseres] als contractspartij van [gedaagde] moet worden beschouwd, omdat zij vennoot was van de vof ten behoeve waarvan is gecontracteerd (zie bijvoorbeeld de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:649).
5.3
[eiseres] stelt dat haar wederpartij, [gedaagde] , tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de overeenkomst, namelijk het leveren van de tafelpoten. Deze tekortkoming levert een grond voor ontbinding op volgens [eiseres] . [gedaagde] betwist dat gemotiveerd.
5.4
Vast staat dat tussen partijen reeds een gerechtelijke procedure is gevoerd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde] in die procedure nakoming van de overeenkomst heeft gevorderd, te weten het betalen van het restant van de overeengekomen koopprijs. Met het in die procedure gewezen (verstek)vonnis heeft [gedaagde] een executoriale titel verkregen. Hij, althans zijn toenmalige gemachtigde, heeft de deurwaarder opdracht gegeven tot het verrichten van de executie. De deurwaarder heeft vervolgens (derden)beslag gelegd onder de Belastingdienst. Partijen zijn het erover eens dat de executie van het vonnis inmiddels is voltooid.
5.5
Op grond van het bepaalde in artikel 3:297 BW heeft de tenuitvoerlegging van een vonnis, dus een afgedwongen prestatie, dezelfde rechtsgevolgen als die van vrijwillige nakoming.
Volgens [gedaagde] is [eiseres] ook met de tenuitvoerlegging van het vonnis de overeenkomst niet nagekomen, omdat hij geen betaling van haar heeft ontvangen. [gedaagde] heeft de opdracht aan zijn gemachtigde namelijk ingetrokken en de executie laten schorsen. Dat de deurwaarders desondanks het beslag heeft doorgezet en de geïnde bedragen heeft betaald aan de voormalige gemachtigde van [gedaagde] , komt niet voor zijn risico, aldus [gedaagde] .
5.6
Vast staat dat Deurwaarderwijzer en Invorderingsbedrijf in ieder geval in aanvang bevoegd waren om de (afgedwongen) betalingen namens [gedaagde] te ontvangen. In het kader van de verzetprocedure heeft zich vervolgens een nieuwe gemachtigde voor [gedaagde] gesteld. Uit de enkele mededeling van die gemachtigde aan de gemachtigde van [eiseres] dat de gelegde beslagen zouden worden opgeheven hangende het verzet (zie productie 4 aan de zijde van [gedaagde] ) hoefde [eiseres] echter niet af te leiden dat Deurwaarderwijzer en/of Invorderingsbedrijf ná de verzetprocedure niet bevoegd waren om namens [gedaagde] de executie voort te zetten. Dit betekent dat [eiseres] op redelijke gronden heeft mogen aannemen dat de deurwaarder zijn wettelijke taak uitoefende en bleef uitoefenen en dat de (gedwongen) betaling aan de deurwaarder c.q. Invorderingsbedrijf moest plaatsvinden. Deze gedwongen prestatie betreft dus op grond van het bepaalde in artikel 6:34 BW een bevrijdende betaling.
5.7
Nu [eiseres] bevrijdend heeft betaald is zij haar verplichtingen uit de overeenkomst nagekomen. Vast staat dat [gedaagde] de tafelpoten niet heeft geleverd. Aan zijn zijde is dus thans sprake van een tekortkoming. Nu ook na ingebrekestelling (zie productie 4 aan de zijde van [eiseres] ) niet is geleverd, is sprake van verzuim. Daarmee is aan de voorwaarden voor ontbinding, zoals hiervoor omschreven, voldaan. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
5.8
De ontbinding van de overeenkomst leidt tot het ontstaan van verbintenissen tot ongedaanmaking (artikel 6:271 BW). Voor [gedaagde] betekent dit dat hij de betaalde koopprijs terug moet betalen. [eiseres] stelt dat de prijs € 765,85 bedroeg, maar dit is door [gedaagde] betwist. [eiseres] heeft deze stelling niet nader onderbouwd en uit de stukken blijkt slechts een koopprijs van € 730,-. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
5.9
Over het hiervoor genoemde bedrag is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd, zoals hierna vermeld.
5.1
[eiseres] vordert ook een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Zij baseert die vordering op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn moet daarom worden getoetst aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Dat betekent dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Uit de overgelegde producties moet worden afgeleid dat daarvan geen sprake is. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten moet daarom worden afgewezen.
5.11
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] ;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 730,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 355,90 aan verschotten en € 248,- aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783