In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om naturalisatie van eiser, die zijn aanvraag had ingediend op 13 februari 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het verzoek afgewezen op 13 oktober 2020, en dit besluit is in een later bezwaar ongegrond verklaard. De afwijzing was gebaseerd op het vermoeden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt, vanwege eerdere veroordelingen voor huiselijk geweld en rijden onder invloed. Eiser had een taakstraf opgelegd gekregen en een strafbeschikking ontvangen, en de rehabilitatietermijn van vijf jaar was nog niet verstreken. Eiser voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die zijn verzoek tot naturalisatie zouden moeten rechtvaardigen, zoals de integratie van zijn kinderen in Nederland en zijn persoonlijke veranderingen na de veroordelingen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op goede gronden had overwogen dat er ernstige vermoedens bestonden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en oordeelde dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet als bijzonder konden worden aangemerkt. Eiser kan na het verstrijken van de rehabilitatietermijn een nieuw verzoek indienen.