ECLI:NL:RBROT:2021:11306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
FT EA 21-247
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met hardheidsclausule in het kader van verslaving en budgetbeheer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die in een moeilijke financiële situatie verkeert, heeft een verzoekschrift ingediend waarin hij vraagt om de schuldsaneringsregeling toe te passen. Tijdens de zitting is de verzoeker gehoord en zijn de omstandigheden van zijn schulden besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in de afgelopen vijf jaar niet te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden, met name ten aanzien van zijn schulden bij de Belastingdienst en de gemeente Maassluis. Deze schulden zijn ontstaan nadat de verzoeker naar het buitenland was vertrokken, wat hij zelf als een vlucht beschrijft vanwege zijn drugsverslaving. Ondanks het ontbreken van goede trouw, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoeker zijn verslaving onder controle heeft gekregen en dat hij zich actief inzet voor zijn schuldenproblematiek door hulp te zoeken en budgetbeheer in te schakelen. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen, met inachtneming van de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan van de schulden. De rechtbank heeft mr. C.G.E. Prenger benoemd tot rechter-commissaris en heeft de bewindvoerder de opdracht gegeven om de nodige stappen te ondernemen in het kader van de schuldsaneringsregeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 14 oktober 2021
[verzoeker],
[ardes],
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 14 oktober 2021.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schuld van verzoeker ten aanzien van de schulden bij de Belastingdienst en de gemeente Maassluis. Verzoeker heeft ter terechtzitting aangegeven dat deze schulden zijn ontstaan nadat verzoeker van de ene op de andere dag naar het buitenland vertrok. Verzoeker is naar eigen zeggen “gevlucht” naar het buitenland toen het niet goed met hem ging en hij bang was dat hij weer zou terugvallen in zijn drugsverslaving. Na zijn vertrek is verzoeker zijn baan bij de gemeente Maassluis verloren. Verzoeker heeft zijn zaken voorafgaand aan zijn vertrek niet goed afgehandeld, waardoor het loon ten onrechte enige tijd is doorbetaald. Ook de Belastingschuld is in de daaropvolgende periode ontstaan. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan en staan daarom in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoeker heeft aangegeven sinds 2006 niet meer te gebruiken. In zoverre heeft hij zijn verslaving al geruime tijd onder controle. Hij heeft ter zitting aangegeven dat hij zich na zijn verblijf in het buitenland gerealiseerd heeft, dat hij zijn zaken anders moet aanpakken. Hij heeft hulp gezocht voor zijn schulden en laat zich ondersteunen door een budgetbeheerder. Dit verloopt goed en hij houdt zich goed aan de afspraken met schuldhulpverlening. Verzoeker heeft contact gezocht met zijn huisarts en zal een doorverwijzing naar een therapeut krijgen indien dat gewenst is om hem te ondersteunen bij het abstinent blijven. Meneer is bijna zevenenzestig en inmiddels met (vervroegd) pensioen. Hij heeft daardoor ook minder verplichtingen die een belasting voor hem zouden kunnen vormen. Door bovenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoekster de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3..De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [ardes], [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger
en tot bewindvoerder T.P.F. Eisses,
gevestigd te Postbus 187,
3330 AD Zwijndrecht;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van J.J.A. Regeer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021.