Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schuld van verzoeker ten aanzien van de schulden bij de Belastingdienst en de gemeente Maassluis. Verzoeker heeft ter terechtzitting aangegeven dat deze schulden zijn ontstaan nadat verzoeker van de ene op de andere dag naar het buitenland vertrok. Verzoeker is naar eigen zeggen “gevlucht” naar het buitenland toen het niet goed met hem ging en hij bang was dat hij weer zou terugvallen in zijn drugsverslaving. Na zijn vertrek is verzoeker zijn baan bij de gemeente Maassluis verloren. Verzoeker heeft zijn zaken voorafgaand aan zijn vertrek niet goed afgehandeld, waardoor het loon ten onrechte enige tijd is doorbetaald. Ook de Belastingschuld is in de daaropvolgende periode ontstaan. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan en staan daarom in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoeker heeft aangegeven sinds 2006 niet meer te gebruiken. In zoverre heeft hij zijn verslaving al geruime tijd onder controle. Hij heeft ter zitting aangegeven dat hij zich na zijn verblijf in het buitenland gerealiseerd heeft, dat hij zijn zaken anders moet aanpakken. Hij heeft hulp gezocht voor zijn schulden en laat zich ondersteunen door een budgetbeheerder. Dit verloopt goed en hij houdt zich goed aan de afspraken met schuldhulpverlening. Verzoeker heeft contact gezocht met zijn huisarts en zal een doorverwijzing naar een therapeut krijgen indien dat gewenst is om hem te ondersteunen bij het abstinent blijven. Meneer is bijna zevenenzestig en inmiddels met (vervroegd) pensioen. Hij heeft daardoor ook minder verplichtingen die een belasting voor hem zouden kunnen vormen. Door bovenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoekster de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.