ECLI:NL:RBROT:2021:11307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
FT EA 21.1060
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende controle over verslaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die op 19 augustus 2021 een verzoekschrift indiende, ontving inkomsten uit een WW-uitkering en had een schuldenlast van € 35.954,88. Tijdens de zitting op 7 oktober 2021 werd verzoeker gehoord over zijn situatie en de redenen voor zijn verzoek.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als aannemelijk is dat de verzoeker zijn verplichtingen kan nakomen en zich inspant om baten voor de boedel te verwerven. In dit geval was de rechtbank van mening dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat zijn verslaving onder controle was. De rechtbank verwees naar de landelijke beoordelingscriteria voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, waarin staat dat een verzoeker met verslavingsproblemen alleen kan worden toegelaten als de verslaving al enige tijd onder controle is, wat in beginsel één jaar dient te zijn.

Verzoeker had een verklaring overgelegd van Brijder verslavingszorg, waaruit bleek dat hij in het verleden een detoxbehandeling had ondergaan, maar er was geen bevestiging dat zijn verslaving sindsdien onder controle was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat verzoeker zijn verslaving had overwonnen en dat hij zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zou kunnen nakomen. Daarom werd het verzoek afgewezen, met de mogelijkheid voor verzoeker om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen als hij kan aantonen dat zijn situatie is verbeterd.

De rechtbank besloot het verzoek af te wijzen, en dit vonnis werd openbaar uitgesproken door rechter C.G.E. Prenger, in aanwezigheid van griffier J.J.A. Regeer. Verzoeker heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 4 november 2021
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 19 augustus 2021 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van
7 oktober 2021.

2..De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit WW-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 35.954,88.

3..De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
Gedurende de schuldsaneringsregeling rusten op een schuldenaar voortdurend zware verplichtingen en van hem worden in deze periode forse inspanningen gevergd. Met deze verplichtingen en beperkingen verdraagt zich niet dat een schuldenaar verslaafd is, of dat sprake is van een reële kans op een terugval in een zeer onlangs overwonnen verslaving. In de landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling, zoals opgenomen in Bijlage IV van het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, is hierover het volgende bepaald:
“Toelating tot de schuldsaneringsregeling ingeval van verslavingsproblematiek
Een verzoeker met verslavingsproblemen wordt in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat de verslaving al enige tijd onder controle is, in die zin dat de verzoeker al enige tijd geen drugs of alcohol meer gebruikt en/of al enige tijd niet meer gokt. De periode waarover de verslaving onder controle dient te zijn bedraagt in beginsel één jaar. Deze periode kan korter of langer zijn afhankelijk van, onder meer, de ernst en de duur van de verslaving. Dat de verslaving onder controle is, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.”
Verzoeker heeft een verklaring overgelegd van Brijder verslavingszorg, van 20 april 2021. Hieruit blijkt dat verzoeker in de periode van januari 2021 tot en met maart 2021 bij die instelling een klinische opname heeft gehad voor een detoxbehandeling. Uit de verklaring blijkt ook dat verzoeker eerder een dergelijke behandeling heeft ondergaan bij die instelling, waarna hij weer een terugval heeft gehad. Uit de verklaring blijkt voorts dat verzoeker na de detox medicijnen voorgeschreven heeft gekregen en zich voor afbouw daarvan weer zou kunnen melden bij Brijder.
Verzoeker heeft verklaard dat hij veertien jaar drugs gebruikt heeft, maar dat hij sinds de laatste opname abstinent is, in die zin dat hij geen drugs meer gebruikt. Hij gebruikt wel nog medicijnen, die hij ontvangt via de huisarts. Voor afbouw van die medicijnen zou hij opnieuw naar een verslavingsarts moeten.
Verzoeker heeft voorts verklaard dat hij na zijn opname in een safehouse is geplaatst voor een nabehandeling, maar dat dat traject vervroegd is gestaakt vanwege een incident met een medebewoner. Daarna is verzoeker beschermd gaan wonen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de overgelegde verklaring en het verhandelde ter zitting onvoldoende, dat de situatie van verzoeker al enige tijd en voldoende onder controle is. Verzoeker heeft positieve stappen gezet, door zich te melden voor een detoxbehandeling en door zich op financieel vlak te laten ondersteunen door zijn onlangs benoemde beschermingsbewindvoerder. Deze ontwikkelingen hebben zich echter pas redelijk recent voorgedaan. Ook ontbreekt bevestiging door een verslavingsarts of behandelaar dat de verslaving sinds de detoxbehandeling inderdaad onder controle is. Dat er geen nabehandeling of gecontroleerde afbouw van medicatie onder begeleiding van een verslavingsarts heeft plaatsgevonden, duidt er bovendien op dat de behandeling van verzoeker voor zijn verslaving nog niet is afgerond.
Derhalve bestaat bij de rechtbank gegronde vrees dat verzoeker zijn verplichtingen van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen.
Zodra verzoeker met een verklaring van zijn behandelaar kan aantonen dat zijn behandeling is afgerond en zijn verslaving onder controle is geraakt (en gedurende een periode van omstreeks een jaar onder controle is gebleven), kan hij een nieuw verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling indienen, welk verzoek dan mogelijk meer kans van slagen heeft.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4..De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van J.J.A. Regeer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 november 2021. [1]