ECLI:NL:RBROT:2021:11316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
FT EA 21/1137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gokverslaving en onterecht ontvangen uitkeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die op 6 september 2021 een verzoekschrift indiende, heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 34.445,69, waaronder fraudeschulden aan de gemeente Rotterdam en een schuld aan de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet te goeder trouw is geweest in het ontstaan van zijn schulden, aangezien hij bijstandsuitkeringen heeft ontvangen terwijl hij daar geen recht op had, en dit niet heeft gemeld aan de uitkeringsinstantie. Bovendien heeft de verzoeker zijn leefgeld gebruikt om te gokken, wat in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank oordeelt dat er gegronde vrees bestaat dat de verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zal nakomen, vooral gezien zijn gokverslaving. Ondanks dat de verzoeker heeft aangegeven dat hij een behandeling voor zijn verslaving krijgt, blijkt uit de zitting dat hij niet onder behandeling staat. De rechtbank concludeert dat onvoldoende is aangetoond dat de gokverslaving onder controle is, en dat de verzoeker niet in staat is om zijn verplichtingen na te komen. Daarom wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

De rechtbank merkt op dat de verzoeker, zodra hij kan aantonen dat zijn gokverslaving onder controle is, een nieuw verzoek kan indienen, wat mogelijk meer kans van slagen heeft. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 21 oktober 2021
[verzoeker],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 6 september 2021 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 7 oktober 2021.

2..De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit arbeid. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 34.445,69.

3..De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
Op de schuldenlijst van verzoeker staan fraudeschulden aan de gemeente Rotterdam, afdeling Werk & Inkomen, van in totaal € 5.032,49. Het betreft schulden met een ontstaansdatum in 2018. Het gaat om bijstandsuitkering die verzoeker heeft ontvangen terwijl hij daar geen recht op had. Verzoeker heeft verklaard dat het gaat om terugvorderingen over het jaar 2016 en 2017, in welke periode hij meedeed aan een online pokerspel. Volgens verzoeker is de terugvordering onterecht, omdat hij niet alleen geld heeft gewonnen maar ook heeft verloren. Verzoeker geeft aan dat hij dit ook tijdens de hoorzitting over deze schulden naar voren heeft gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is het echter de verantwoordelijkheid van verzoeker om er voor zorg te dragen dat de uitkeringsinstantie juist en volledig is geïnformeerd. Verzoeker heeft dit niet gedaan, door de opbrengsten die hij kennelijk (ook) uit het online gokken heeft genoten, niet te melden. Dat hij ook geld heeft verloren, doet daar niet aan af. Dat verzoeker de afdeling Werk & Inkomen niet voldoende heeft geïnformeerd, valt verzoeker te verwijten. Voorts valt het verzoeker te verwijten dat het bedrag waarop geen recht bestond na ontvangst niet is gereserveerd zodat dit terugbetaald had kunnen worden. Aldus is deze schuld niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten.
Verzoeker heeft bovendien een schuld aan de Belastingdienst van € 4.574,- . Volgens verzoeker heeft deze schuld betrekking op ten onrechte ontvangen toeslagen over het jaar 2018. Naar het oordeel van de rechtbank is het de verantwoordelijkheid van verzoeker om er voor zorg te dragen dat de Belastingdienst juist en volledig is geïnformeerd. Verzoeker geeft aan dat hij wel gemeld heeft dat hij een baan had gevonden, maar dat de Belastingdienst de voorschotten daarop niet heeft gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank valt het verzoeker te verwijten dat het bedrag waarop geen recht bestond na ontvangst niet is gereserveerd zodat dit terugbetaald had kunnen worden.
Daarnaast moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen. Gedurende de schuldsaneringsregeling rusten op een schuldenaar voortdurend zware verplichtingen en van hem worden in deze periode forse inspanningen gevergd. Met deze verplichtingen en beperkingen verdraagt zich niet dat een schuldenaar gokverslaafd is, of dat sprake is van een reële kans op een terugval in een zeer onlangs overwonnen gokverslaving.
Verzoeker heeft aangegeven dat hij recent nog zijn leefgeld heeft gebruikt om te gokken, wat zorgelijk is, mede gelet op de het ontstaan van de schulden bij gemeente Rotterdam, afdeling Werk & Inkomen en de verplichtingen binnen de wettelijke schuldsanering. In de rapportage van de schuldbemiddelaar is vermeld dat verzoeker een behandeling krijgt voor zijn verslaving. Ter zitting heeft verzoeker echter aangegeven dat hij niet onder behandeling staat en ook in het verleden geen behandeling heeft ondergaan.
Gezien het voorgaande stelt de rechtbank vast dat onvoldoende is aangetoond dat de gokverslaving van verzoeker al enige tijd onder controle is. Derhalve bestaat bij de rechtbank de gegronde vrees dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen.
Zodra verzoeker met een verklaring van een behandelaar kan aantonen dat en sinds wanneer zijn gokverslaving onder controle is, kan hij een nieuw verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling indienen, welk verzoek dan mogelijk meer kans van slagen heeft.
Feiten of omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden. De rechtbank merkt op dat het een goede ontwikkeling is dat verzoeker opnieuw een baan heeft gevonden. Deze ontwikkeling geeft op zichzelf onvoldoende waarborgen om te kunnen spreken van een (persoonlijke) ontwikkeling waaruit blijkt dat schuldenaar greep heeft gekregen op de omstandigheden die hem in financiële problemen hebben gebracht en dat schuldenaar zijn verplichtingen zal nakomen. Dit mede gelet op de vaststelling dat onvoldoende is gebleken dat verzoeker zijn gokproblematiek onder controle heeft gekregen.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4..De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van J.J.A. Regeer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021. [1]