ECLI:NL:RBROT:2021:11321
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WIA vervolguitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WIA vervolguitkering. Eiser, die eerder een WIA-uitkering had ontvangen, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om zijn loonaanvullende uitkering om te zetten in een vervolguitkering. Eiser was van mening dat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage was onderschat en dat hij recht had op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA-uitkering).
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 24 maart 2020 64,30% arbeidsongeschikt was, wat niet voldeed aan de criteria voor een IVA-uitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapportage geconcludeerd dat er geen aanleiding was om aanvullende beperkingen aan te nemen en dat de geduide functies passend waren voor eiser. Eiser had echter aangevoerd dat zijn beperkingen door het UWV waren onderschat, en dat hij niet in staat was om de geduide functies te verrichten vanwege zijn fysieke en psychische klachten.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd hadden dat eiser in staat was om de geduide functies te vervullen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser niet tussen de 80% en 100% arbeidsongeschikt was en dat de beslissing om geen IVA-uitkering toe te kennen rechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.