ECLI:NL:RBROT:2021:11374

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
C/10/625180 /JE RK 21-2437 en C/10/625198 / JE RK 21-2439
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en machtiging tot uithuisplaatsing voor minderjarige

Op 5 oktober 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2007. De kinderrechter heeft een voorwaardelijke machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp en een machtiging tot uithuisplaatsing. De verzoeken zijn ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die betrokken is bij de jeugdzorg van de minderjarige. De minderjarige verblijft momenteel op een open groep van ASVZ, Pand 8, en heeft eerder te maken gehad met ernstige gedragsproblemen, waarvoor hij onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de minderjarige, de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De vader was afwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien zijn problematiek en de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. De kinderrechter heeft ook geoordeeld dat de voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De minderjarige heeft aangegeven de jeugdhulp te aanvaarden en er is overeenstemming over de plaatsing bij S2C, waar hij dagbesteding zal krijgen. De kinderrechter heeft de machtigingen verleend voor respectievelijk zes maanden en een jaar, met de voorwaarden zoals opgenomen in het hulpverleningsplan.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en is schriftelijk vastgesteld op 19 oktober 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/625180 / JE RK 21-2437 en C/10/625198 / JE RK 21-2439
Datum uitspraak: 5 oktober 2021
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2007 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] ,
advocaat: mr. M. Mook, te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 september 2021, ingekomen bij de griffie op 9 september 2021;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 9 september 2021, ingekomen bij de griffie op 10 september 2021;
- de verklaring d.d. 6 september 2021 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 7 september 2021 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 5 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaken met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, bijgestaan door mr. M.
Mook;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader, met bericht van afwezigheid.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft op een open groep van ASVZ, Pand 8.
Bij beschikking van 6 oktober 2017 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 6 oktober 2022.
Bij beschikking van 25 mei 2021 is een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend tot 6 oktober 2021.

De verzoeken

De GI verzoekt een voorwaardelijke machtiging om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is de jeugdige op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname. [voornaam minderjarige] zal 4 oktober 2021 starten bij School2Care (S2C).
Daarnaast verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar.
De GI heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is fijn dat [voornaam minderjarige] weg kan van de gesloten groep. Hij werd daar vaak getriggerd en kon dan agressief reageren. Hij zit nu op een open groep, te weten Pand 8, van ASVZ. Een voorwaarde bij deze plaatsing is dat [voornaam minderjarige] dagbesteding heeft. [voornaam minderjarige] gaat daarom nu naar S2C en kan vanaf januari 2022 terecht op het kinderdagcentrum van ASVZ. [voornaam minderjarige] zal dan op hetzelfde terrein dagbesteding en school hebben. De voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is nodig voor een plaatsing bij S2C en is niet bedoeld om [voornaam minderjarige] weer terug op een gesloten groep te plaatsen.

Het standpunt van [voornaam minderjarige]

heeft ter zitting aangegeven dat het goed met hem gaat. [voornaam minderjarige] wil het liefst terug naar huis, maar begrijpt dat dit niet mogelijk is. De eerste indruk van de nieuwe groep Pand 8 is positief. De dagen bij S2C zijn wel lang. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] nu dagbesteding heeft bij S2C en vervolgens naar het kinderdagcentrum van ASVZ gaat. De advocaat van [voornaam minderjarige] refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het eens met de verzoeken. ASVZ is al vanaf februari 2021 bezig om te zorgen dat [voornaam minderjarige] bij hun opgenomen kan worden, zodat hij aan een goede toekomst kan werken. De moeder vindt het jammer dat een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is voor S2C. Er zal daar wel gekeken worden of de dagen korter gemaakt kunnen worden. De hulpverlening is betrokken bij [voornaam minderjarige] . De moeder ziet hoe hard [voornaam minderjarige] heeft gewerkt en al veel heeft bereikt. Zij heeft er vertrouwen in dat [voornaam minderjarige] ver gaat komen.

De beoordeling

Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing (C/10/625198):
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
[voornaam minderjarige] verblijft al geruime tijd op een gesloten groep vanwege ernstige zorgen over zijn gedrag en ontwikkeling. Hij heeft vaak last van woede-uitbarstingen, voortkomend vanuit zijn hechting- en traumaproblematiek. De afgelopen periode heeft [voornaam minderjarige] een positieve ontwikkeling doorgemaakt en hij is toe aan een volgende stap. Op 2 oktober 2021 is [voornaam minderjarige] overgeplaatst naar de open behandelgroep Pand 8 van ASVZ. Binnen ASVZ zijn er mogelijkheden om [voornaam minderjarige] behandeling te bieden voor zijn problematiek. Ter zitting heeft [voornaam minderjarige] aan de kinderrechter verteld dat hij een eerste positieve indruk heeft van de groep en gemotiveerd is om mee te werken. De kinderrechter is van oordeel dat [voornaam minderjarige] gebaat is bij de overstap naar Pand 8 en zal een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp (C/10/625180):
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, eerste lid, Jeugdwet kan een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan sprake is.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds 2 oktober 2021 bij Pand 8 van ASVZ. Een voorwaarde voor deze plaatsing is dat [voornaam minderjarige] een dagbesteding heeft. Vanaf januari 2022 kan [voornaam minderjarige] naar een kinderdagcentrum van ASVZ. Tot die tijd is het van belang dat [voornaam minderjarige] zal deelnemen aan S2C. Hiervoor is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk.
[voornaam minderjarige] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan. mw. [persoon A] is de medewerker van S2C die bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.
Iedereen is het met elkaar eens dat dit het meest in het belang van [voornaam minderjarige] is. De kinderrechter zal de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de periode van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een voorwaardelijke machtiging om [voornaam minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 oktober 2021 tot
5 april 2022, onder de voorwaarden welke aan [voornaam minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 oktober 2021 tot 5 oktober 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.