Op 5 oktober 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2007. De kinderrechter heeft een voorwaardelijke machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp en een machtiging tot uithuisplaatsing. De verzoeken zijn ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die betrokken is bij de jeugdzorg van de minderjarige. De minderjarige verblijft momenteel op een open groep van ASVZ, Pand 8, en heeft eerder te maken gehad met ernstige gedragsproblemen, waarvoor hij onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de minderjarige, de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De vader was afwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien zijn problematiek en de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. De kinderrechter heeft ook geoordeeld dat de voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De minderjarige heeft aangegeven de jeugdhulp te aanvaarden en er is overeenstemming over de plaatsing bij S2C, waar hij dagbesteding zal krijgen. De kinderrechter heeft de machtigingen verleend voor respectievelijk zes maanden en een jaar, met de voorwaarden zoals opgenomen in het hulpverleningsplan.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en is schriftelijk vastgesteld op 19 oktober 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.