In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 18 oktober 2019 en was verlengd tot 18 oktober 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 23 augustus 2021 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders van de minderjarigen, de moeder bijgestaan door haar advocaat mr. M. Verkijk, en vertegenwoordigers van de GI verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedsituatie bij de vader van de kinderen veilig en stabiel is, en dat er al geruime tijd hulpverlening betrokken is. De moeder heeft haar zorgen geuit over de contactregeling met de kinderen, maar heeft aangegeven het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling te steunen. De vader daarentegen heeft aangegeven dat hij de ondertoezichtstelling zo lang mogelijk wil laten voortduren, tot de 18e verjaardag van de kinderen, en heeft geen vertrouwen in het wijkteam dat betrokken zal worden bij de zorg voor de kinderen.
Na beoordeling van de feiten en de standpunten van de betrokken partijen, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 18 april 2022, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 19 oktober 2021.