In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een advocaat (eiser) en zijn cliënt (gedaagde) over onbetaalde facturen. De eiser, handelend onder de naam van zijn advocatenkantoor, vorderde een bedrag van € 3.417,79 aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden, waarbij de eiser meerdere facturen aan de gedaagde had gestuurd. De partijen waren overeengekomen dat de gedaagde een betalingsregeling zou treffen voor de openstaande declaraties, maar de gedaagde was in gebreke gebleven met de betaling.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand was gekomen en dat de gedaagde ondanks aanmaningen niet had voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. De eiser had de openstaande bedragen berekend en de gedaagde had erkend dat hij na ontvangst van de einddeclaratie bedragen had overgemaakt, maar deze waren niet specifiek voor de openstaande facturen bestemd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde naast de openstaande bedragen ook de einddeclaratie diende te voldoen, en dat de eiser recht had op de gevorderde hoofdsom en wettelijke rente.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en communicatie tussen partijen in het kader van overeenkomsten en betalingsverplichtingen.