ECLI:NL:RBROT:2021:11474

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/10/622825 / KG ZA 21-646
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over beneficiaire aanvaarding van nalatenschap en vereffening

In deze zaak, die op 15 september 2021 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee dochters van de overledene [naam 1]. De eiseres, [naam eiseres 1], heeft de nalatenschap van haar moeder beneficiair aanvaard en is als vereffenaar aangesteld. De gedaagde, [naam gedaagde], is ook een dochter van [naam 1] en heeft recht op een geldlegaat gelijk aan haar legitieme portie. De eiseres vordert onder andere toestemming om de onroerende zaak, die deel uitmaakt van de nalatenschap, te verkopen. De gedaagde verzet zich hiertegen en vordert inzage in de stukken die nodig zijn voor de berekening van haar legitieme portie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiseres te vroeg zijn ingesteld, omdat eerst een objectieve vaststelling van de waarde van de nalatenschapsgoederen moet plaatsvinden. De vorderingen in conventie zijn afgewezen, terwijl de gedaagde in reconventie is veroordeeld om bepaalde documenten te verstrekken aan de eiseres, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622825 / KG ZA 21-646
Vonnis in kort geding van 15 september 2021
in de zaak van
[naam eiseres 1],
in haar hoedanigheden van:
1) vereffenaar in de nalatenschap van [naam 1] ,
2) erfgenaam in de nalatenschap van [naam 1] , en
3) in persoon,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.M. Peet te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.H.P.J. van de Ven te Zundert.
Partijen worden hierna [naam eiseres 1] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 augustus 2021 met producties 1 tot en met 12
  • producties 13 tot en met 17 van [naam eiseres 1]
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 4
  • de mondelinge behandeling gehouden op 1 september 2021
  • de pleitnota van [naam eiseres 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam 1] is op 17 mei 2021 te Krimpen aan den IJssel overleden (hierna: [naam 1] ). [naam eiseres 1] en [naam gedaagde] zijn de dochters van [naam 1] en [naam 2] . [naam 1] heeft laatstelijk bij testament van 20 oktober 2020 over haar nalatenschap beschikt. In haar testament heeft [naam 1] [naam eiseres 1] tot haar enig erfgenaam benoemd. Blijkens de notariële verklaring van erfrecht van 5 juli 2021 heeft [naam eiseres 1] de nalatenschap van haar moeder beneficiair aanvaard en is zij vereffenaar van die nalatenschap. Aan [naam gedaagde] heeft [naam 1] in haar testament een geldlegaat gelijk aan de aan [naam gedaagde] toekomende legitieme portie toegekend.
2.2.
[naam 1] was in gemeenschap van goederen gehuwd met [naam 2] . [naam 2] is op 8 april 1996 overleden. In zijn testament van 16 januari 1984 heeft [naam 2] zijn dochters tot enige erfgenamen benoemd. Aan zijn echtgenote heeft hij een keuzelegaat tegen inbreng toegekend en een vruchtgebruik legaat.
2.3.
Tot de door het vooroverlijden van [naam 2] ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van hem en [naam 1] behoorden de woning en de bijbehorende garage aan de [adres 1] en [adres 2] (hierna samen: de Onroerende Zaak).

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiseres 1] vordert om bij vonnis, voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad:
1. haar op grond van artikel 3:299 lid 1 BW, althans artikel 3:300 lid 1 BW, te machtigen om namens [naam gedaagde] alle (rechts)handelingen te verrichten om de Onroerende Zaak te verkopen en leveren via [naam makelaar] te [plaatsnaam] tegen een vraagprijs van € 375.000,00 en een verwachte verkoopprijs van tenminste
€ 350.000,00, waarbij [naam eiseres 1] de (verkoop)adviezen van de makelaar zal opvolgen;
2. haar op grond van artikel 3:299 lid 1 BW, althans artikel 3:300 lid 1 BW, te machtigen om de notaris bij wie de levering van de Onroerende Zaak plaatsvindt opdracht te geven om een bedrag van tenminste € 100.000,00 te voldoen op de bankrekening van de nalatenschap van [naam 1] met rekeningnummer [bankrekeningnummer] , althans een bedrag dat [de rechtbank, in plaats daarvan wordt begrepen dat is bedoeld:] de voorzieningenrechter juist acht;
3. [naam gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van [naam eiseres 1] , alsmede in de nakosten.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[naam gedaagde] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primair: ten behoeve van de vereffening van de nalatenschap van [naam 1] een professionele vereffenaar te benoemen;
subsidiair: [naam verweerster] te bevelen dat zij binnen één week na het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door U Edelachtbare Voorzieningenrechter redelijk geachte
termijn, door de rechtbank een professionele vereffenaar ten behoeve van de vereffening van de nalatenschap van [naam 1] laat benoemen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat [naam verweerster] weigert aan het te wijzen vonnis te voldoen;
2. [naam verweerster] te bevelen binnen één week na het in deze zaak te wijzen vonnis, althans binnen een door U Edelachtbare Voorzieningenrechter redelijk geachte termijn, inzage en afschrift te verstrekken van alle stukken die [naam gedaagde] onder andere nodig heeft voor de berekening van de legitieme portie, waaronder maar niet uitsluitend, een volledig afschrift van het testament, bankrekeningafschriften, taxatierapporten en (akten van) schenking die [naam 1] tijdens leven heeft gedaan, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat [naam verweerster] weigert aan het te wijzen vonnis te voldoen;
3. althans een zodanige beslissing te nemen als U Edelachtbare Voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
4. [naam verweerster] te veroordelen in de proces- en nakosten, en daarbij te bepalen dat indien [naam verweerster] deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis heeft voldaan, zij vanaf die datum over die kosten wettelijke rente verschuldigd is.
4.2.
[naam verweerster] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Van belang is dat [naam eiseres 1] de nalatenschap van [naam 1] beneficiair heeft aanvaard. Vanwege de beneficiaire aanvaarding dient de nalatenschap van [naam 1] overeenkomstig de wettelijke voorschriften van afdeling 3, titel 6 Boek 4 BW (‘vereffening van de nalatenschap’) te worden afgewikkeld. De verplichting tot vereffening strekt tot bescherming van de schuldeisers van de nalatenschap. [naam eiseres 1] is, als enig erfgenaam, belast met de vereffening.
5.2.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om eerst de vorderingen in reconventie te behandelen en daarna de vorderingen in conventie. Nu al deze vorderingen betrekking hebben op de beoogde spoedige afwikkeling van de nalatenschap van [naam 1] en inherent daaraan de positie en vorderingsrechten van beide partijen daarin is de spoedeisendheid in voldoende mate gegeven.
In reconventie
5.3.
[naam gedaagde] maakt aanspraak op het bij testament van [naam 1] aan haar toegekende geldlegaat ter grootte van de legitieme portie.
5.4.
In verband met de voortgang in de vaststelling van - in feite - haar legitimaire vordering vraagt [naam gedaagde] onder 4.1 sub 1 primair en subsidiair benoeming van een professionele vereffenaar van de nalatenschap van [naam 1] .
Daartoe kan [naam gedaagde] aan de rechtbank, en niet aan de voorzieningenrechter, een verzoek doen op de voet van artikel 4:203 lid 1 BW. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op die verzoekschriftprocedure vooruit te lopen dan wel [naam verweerster] te veroordelen om een dergelijke procedure te starten, zoals subsidiair is gevorderd.
De primaire en subsidiaire vorderingen onder 4.1 sub 1 worden daarom afgewezen.
5.5.
[naam gedaagde] vraagt onder 4.1 sub 2 in haar positie van legataris/legitimaris ingevolge artikel 4:78 BW te worden voorzien van bescheiden en inlichtingen die zij, ter uitvoering van het legaat, voor de berekening van haar legitieme portie nodig heeft.
5.6.
De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat vereffening niet aan de toepasselijkheid van artikel 4:78 lid 1 BW in de weg hoeft te staan, omdat de wettelijke bepalingen inzake de legitieme portie ook bij vereffening aan de orde kunnen zijn en de wetgever artikel 4:78 lid 1 BW ingeval van vereffening niet buiten toepassing heeft verklaard. Artikel 4:78 lid 1 BW is in het leven geroepen om de positie te versterken van de legitimaris die niet erfgenaam is. Bij die versterking heeft een legitimaris ook belang ingeval van vereffening.
5.7.
Het hiervoor al aangehaalde belang van de legitimaris als bijzondere nalatenschapsschuldeiser bestaat eruit dat hij/zij een reële en objectieve vaststelling van de waarde van alle nalatenschapsgoederen moet kunnen maken. Voor de legitimaris is het (daarom) relevant om inzage en afschrift van de uiterste wilsbeschikking(en) van de erflater te krijgen en inzage en afschrift van alle akten, stukken en andere administratieve bescheiden, die een rol kunnen spelen in de waarde vaststelling van de (al of niet aan een bedrijf dienstbare) nalatenschapsgoederen, ofwel van belang kunnen zijn voor het opsporen van de inkortbare giften.
5.8.
In dit geval heeft [naam 1] alleen [naam verweerster] tot enige en algehele erfgenaam benoemd. [naam verweerster] is in die hoedanigheid terstond na het overlijden van [naam 1] van rechtswege enig eigenaar van alle nalatenschapsgoederen geworden, met inbegrip van alle daartoe behorende bewijsstukken en administratieve gegevens. Zij mag over deze nalatenschapsgoederen en bescheiden als erfgenaameigenaar naar goeddunken beschikken, tenzij de wet anders bepaalt.
5.9.
Relevant om in de rechtsverhouding tussen partijen te constateren is dat [naam verweerster] als erfgenaam een tegenstrijdig belang heeft met [naam gedaagde] als nalatenschapsschuldeiser ter zake van sommen ineens/de legitieme portie. Het belang van een nalatenschapsschuldeiser is immers een zo hoog mogelijke waardering van de nalatenschapsgoederen, terwijl het belang van de erfgenaam, o.a. gelet op de verschuldigde successierechten, een zo laag mogelijke waardering van de nalatenschapsgoederen meebrengt. De belangen van [naam verweerster] en [naam gedaagde] zijn dus tegengesteld. Dit maakt dat [naam gedaagde] als legitimaris te meer recht en belang heeft om zelf te kunnen beschikken over de administratieve gegevens die nodig zijn voor de berekening van haar legitieme portie en voor objectieve vaststelling van haar vordering tegenover de erfgenaam.
5.10.
[naam gedaagde] vraagt onder 4.1 sub 2 in de eerste plaats om afgifte van ‘alle stukken’ die zij o.a. nodig heeft voor de berekening van de legitieme portie. Dat is ruim geformuleerd. Specificatie is op zijn plaats en daartoe is [naam gedaagde] ook overgegaan. Zij vraagt meer specifiek om (onder meer) een volledig afschrift van het testament van [naam 1] , bankrekeningafschriften, taxatierapporten en (akten van) schenking die [naam 1] tijdens leven heeft gedaan. Verder, zo begrijpt de voorzieningenrechter [naam gedaagde] , vraagt zij om een met verifieerbare stukken onderbouwde boedelbeschrijving. Zij betwist de juistheid en volledigheid van de door [naam verweerster] in dat kader als producties 9, 10 (met bijlagen) en 11 bij dagvaarding overgelegde documenten. Bovendien betwist zij dat de afwikkeling van de nalatenschap van [naam 2] heeft plaatsgevonden op de wijze zoals [naam verweerster] stelt, wat invloed heeft op de nalatenschap van [naam 1] . Ook met betrekking daarop verlangt [naam gedaagde] informatie.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [naam gedaagde] , in het licht van overwegingen 5.8 en 5.9, in elk geval belang heeft bij de afgifte van een volledig afschrift van het testament van [naam 1] en van bewijzen van schenkingen die [naam 1] tijdens leven heeft gedaan. Die stukken kunnen informatie bevatten die nodig is om de omvang van de legitieme portie te berekenen.
[naam verweerster] heeft gesteld dat zij aan [naam gedaagde] reeds bankafschriften over de periode van 2012 tot en met 17 mei 2021 heeft verstrekt. Dat heeft [naam gedaagde] niet betwist en uit o.a. productie 16 van [naam verweerster] blijkt dat dit is gebeurd, zodat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat die stukken inderdaad aan [naam gedaagde] zijn overhandigd.
Verder geldt dat [naam gedaagde] , naar het oordeel van de voorzieningenrechter, als legitimaris geen genoegen hoeft te nemen met een door [naam verweerster] als erfgenaam zelf opgestelde boedelbeschrijving. Erop gelet dat de grens van het recht op informatie daar ligt waar de verlangde informatie niet nodig is om de omvang van de legitieme portie te berekenen wordt [naam verweerster] veroordeeld om tevens de volgende bescheiden aan [naam gedaagde] af te geven:
 de onderbouwende bescheiden van de als productie 9 bij dagvaarding overgelegde financiële opstelling (die tevens is overgelegd als bijlagen 9, 10 en 11 bij productie 10);
 de waardering (in de vorm van een taxatierapport) door een beëdigd taxateur van de Onroerende Zaak en van de inboedel en lijfsieraden van [naam 1] ;
 informatie over de wijze van afrekening van de nalatenschap van [naam 2] en de onderbouwende bescheiden voor de cijfermatige afrekening van die nalatenschap.
5.11.
[naam gedaagde] heeft de afgifte en inzage gevorderd op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter ziet aanleiding aan de veroordeling een dwangsom te verbinden. De dwangsom wordt op een bedrag van € 250,00 per dag gesteld tot een maximum van € 50.000,00. [naam verweerster] wordt een termijn van 30 dagen na de dag van de betekening van dit vonnis gegeven om de bescheiden en informatie te verzamelen en aan de advocaat van [naam gedaagde] te verstrekken. [naam verweerster] stelt dat ze een zo hoog mogelijke opbrengst van de Onroerende Zaak wil verkrijgen. In verband met de doorlopende lasten van de Onroerende Zaak heeft [naam verweerster] er baat bij om zo spoedig mogelijk over te gaan tot voormelde inzage en afgifte.
In conventie
5.12.
[naam eiseres 1] grondt haar vordering op 3:299 lid 1 BW. Zij licht echter niet toe op grond waarvan [naam gedaagde] , die 25% mede-eigenaar van de Onroerende Zaak is, gehouden of verplicht zou zijn de Onroerende Zaak te verkopen. De voorzieningenrechter begrijpt de vordering van [naam eiseres 1] onder 3.1 sub 1 aldus dat zij
in feitein haar hoedanigheid van erfgenaam partiële verdeling vordert van de nalatenschap van haar moeder. Op de erfgenaam die (partiële) verdeling vordert van een beneficiair aanvaarde nalatenschap rust in beginsel de plicht om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan volgen dat de schulden van de nalatenschap zijn voldaan. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting kan evenwel worden afgeleid dat van dat laatste geheel nog geen sprake is. [naam eiseres 1] vraagt immers machtiging tot verkoop en levering van de Onroerende Zaak om de lopende lasten en schulden te kunnen voldoen.
Daarnaast geldt dat, gelet op de betwisting van [naam gedaagde] van o.a. de boedelbeschrijving, niet alleen onzeker is wat de precieze omvang en de bestanddelen van de nalatenschap van [naam 1] zijn - reden waarom de vordering van [naam gedaagde] op grond van artikel 4:78 BW is toegestaan -, ook rijzen vragen over de wijze van afwikkeling van de nalatenschap van hun vooroverleden vader. Dit heeft effect op de afwikkeling van de nalatenschap van [naam 1] . Bovendien lijkt [naam gedaagde] de geldigheid van het testament van [naam 1] in twijfel te trekken. De vordering die [naam eiseres 1] heeft ingesteld om de overdracht van de Onroerende Zaak als bestanddeel van de nalatenschap van [naam 1] te bewerkstelligen is naar voorlopig oordeel te vroeg ingesteld. Eerst dient er een reële en objectieve vaststelling van de waarde van alle nalatenschapsgoederen te komen. [naam gedaagde] heeft daarom in haar positie van legataris/legitimaris en die van 25% mede-eigenaar in de Onroerende Zaak haar medewerking aan de verkoop en levering vooralsnog mogen weigeren. Het voorgaande is niet anders indien en voor zover [naam eiseres 1] de vordering onder 3.1. sub 1 heeft ingesteld als vereffenaar. Dan geldt in beginsel dat het de vereffenaar niet is toegestaan om de nalatenschap te verdelen zolang de vereffening nog niet is afgerond.
In het verlengde van het hiervoor overwogene wordt de vordering van [naam eiseres 1] onder 3.1 sub 2 eveneens afgewezen.
In conventie en in reconventie
5.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding om af te wijken van de in zaken als deze gebruikelijke compensatie van proceskosten, zoals door partijen over en weer gevorderd. Nu de proceskosten worden gecompenseerd bestaat geen aanspraak op vergoeding van nakosten en wettelijke rente.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
veroordeelt [naam verweerster] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van [naam gedaagde] inzage en afschrift te verstrekken van de volgende stukken:
 een volledig afschrift van het testament van 20 oktober 2020 van [naam 1] ;
 (akten van) schenking die [naam 1] tijdens leven heeft gedaan;
 de onderbouwende bescheiden van de als productie 9 bij dagvaarding overgelegde financiële opstelling (die tevens is overgelegd als bijlagen 9, 10 en 11 bij productie 10);
 de waardering (in de vorm van een taxatierapport) door een beëdigd taxateur van de Onroerende Zaak en van de inboedel en lijfsieraden van [naam 1] ;
 informatie over de wijze van afrekening van de nalatenschap van [naam 2] en de onderbouwende bescheiden voor de cijfermatige afrekening van die nalatenschap,
6.4.
veroordeelt [naam verweerster] om aan [naam gedaagde] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 6.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
6.5.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2021.1734/1573