ECLI:NL:RBROT:2021:11475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/10/626614 / KG ZA 21-866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de in de ontbonden huwelijksgemeenschap vallende woning in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiseres, [naam eiseres], vordert om de verkoop van de voormalige echtelijke woning te realiseren. Partijen zijn gehuwd geweest en hebben een echtscheidingsbeschikking ontvangen op 30 augustus 2021, die op 7 september 2021 is ingeschreven. In het echtscheidingsconvenant zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de woning. De eiseres heeft een nieuwe woning gekocht met een leveringsdatum van 16 november 2021, terwijl de gedaagde, [naam gedaagde], momenteel zonder vaste woonruimte zit. De eiseres vraagt de rechtbank om de gedaagde te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van de woning en het afsluiten van een overbruggingskrediet van € 60.000,00.

Tijdens de zitting heeft de gedaagde verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiseres voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde eerder heeft ingestemd met de verkoopprijs van de woning en dat hij zijn medewerking aan de verkoop niet kan weigeren. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiseres toegewezen, met uitzondering van de gevraagde dwangsom, omdat de gedaagde zich bereid heeft verklaard om mee te werken aan de vestiging van de tweede hypotheek.

De rechter heeft de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/626614 / KG ZA 21-866
Vonnis in kort geding van 27 oktober 2021
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. M.C. Houwing te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 oktober 2021 met producties 1 tot en met 10
  • de mondelinge behandeling gehouden op 13 oktober 2021
  • de ter zitting overgelegde ongenummerde productie van [naam eiseres]
  • het verweerschrift van [naam gedaagde] .
1.2.
[naam gedaagde] heeft ter zitting aangekondigd dat hij met het verweerschrift een aantal producties wenst te overleggen. Daartegen heeft [naam eiseres] op grond van artikel 6.2 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie bezwaar gemaakt. Dat bezwaar wordt in het kader van een goede procesorde en gelet op het beginsel van hoor en wederhoor gehonoreerd. De producties van [naam gedaagde] worden daarom buiten beschouwing gelaten.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. De echtscheidingsbeschikking van 30 augustus 2021 is op 7 september 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Onderdeel van de echtscheidingsbeschikking vormt het door partijen ondertekende echtscheidingsconve-nant tevens vaststellingsovereenkomst van 19 juli 2021 (hierna: het Convenant), waarin is opgenomen het ouderschapsplan van 19 juli 2021 met betrekking tot de twee minderjarige dochters van partijen, [naam kind 1] en [naam kind 2] . Het Convenant bevat onder meer een regeling in verband met de verdeling en de verkoop van de gemeenschappelijke, voormalige echtelijke woning aan de [adres 1] (hierna: de Woning).
2.2.
Partijen verblijven ter uitvoering van de tussen hen afgesproken zorgregeling afwisselend, week op, week af, met hun dochters in de Woning (‘Birdnesting’). In de ‘week af’ hebben beide partijen geen vaste verblijfplaats; zij logeren dan bij vrienden, familie of bijvoorbeeld in een gehuurd vakantiehuisje.
2.3.
[naam eiseres] is werkzaam bij [naam bedrijf] . Zij heeft een woning aan de [adres 2] gekocht met als beoogde leveringsdatum 16 november 2021. [naam gedaagde] heeft de laatste periode een WW-uitkering ontvangen, maar heeft sinds medio oktober weer werk. Hij heeft nog geen vervangende woonruimte.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en voor zover de wet zulks toelaat:
ten aanzien van de Woning:
1. te bepalen dat deze moet worden verkocht via [naam makelaar] te [plaatsnaam ] met wie partijen op 14 juli 2021 een verkoopopdracht hebben gesloten en daarbij [naam gedaagde] te veroordelen tot onvoorwaardelijke medewerking hieraan en dat hij al datgene zal moeten doen of nalaten teneinde een spoedige verkoop en levering van de Woning aan de kopers te realiseren, in die zin dat [naam gedaagde] :
a. instemt met de door deze makelaar redelijk te achten vraagprijs van € 325.000,00;
b. de makelaar alle benodigde sleutels overhandigt die nodig zijn om toegang tot de Wo-ning te krijgen;
c. de makelaar en de potentiële kopers toegang zal verschaffen tot de Woning;
d. zorg zal dragen dat de Woning representatief is voor bezichtigingen (een en ander te beoordelen door de makelaar);
e. de bezichtigingen positief zal laten verlopen (een en ander ter beoordeling aan de makelaar);
f. meewerkt aan het ondertekenen van de koopovereenkomst;
g. meewerkt aan de notariële levering aan de Woning;
h. de Woning uiterlijk één week voor de datum van de notariële levering dient te ontrui-men met medeneming van alle roerende zaken die zich in de Woning en op het perceel bevinden, voor zover deze geen onderdeel uitmaken van de overeenkomst met de ko-pende partij, onder afgifte van de sleutels van de Woning aan de makelaar,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [naam gedaagde] zich niet houdt aan één of meerdere veroordelingen ten aanzien van het bovenstaande;
2. [naam eiseres] een machtiging te verlenen teneinde alle handelingen te kunnen verrichten welke nood-zakelijk zijn om de verkoop van de Woning te realiseren, zoals het voeren van overleg met de verkopend makelaar, het onderhandelen met de potentiële kopers, alsmede alle handelingen te verrichten welke noodzakelijk zijn om de verkoop van de Woning te realiseren, zoals onderteke-ning van de verkoopakte en notariële verkoopakte, bij gebreke waarvan het in dezen te wijzen vonnis in de plaats komt van de toestemming casu quo de handtekening van [naam gedaagde] en dit von-nis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de handtekening van [naam gedaagde] ;
ten aanzien van het overbruggingskrediet van [naam eiseres]:
3. [naam gedaagde] te veroordelen tot onvoorwaardelijke medewerking aan het afsluiten van een over-bruggingskrediet ter hoogte van € 60.000,00 op naam van [naam eiseres] bij LOT Hypotheken B.V., waartoe [naam gedaagde] zijn toestemming zal moeten verlenen aan het vestigen van een tweede hypotheek op de Woning en dat hij al datgene zal moeten doen of nalaten teneinde een spoedige afwikkeling van het noodzakelijke overbruggingskrediet en het vestigen van de tweede hypotheek te realiseren, zoals bijvoorbeeld maar niet alleen, het ondertekenen van de voor het vestigen van de tweede hypotheek noodzakelijke stukken bij [naam notaris] te [plaatsnaam ] , zodat [naam eiseres] in staat is de door haar op 15 juli 2021 aangekochte woning aan de [adres 2] te financieren en op 16 november 2021 geleverd te krijgen,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [naam gedaagde] zich niet houdt aan één of meerdere veroordelingen ten aanzien van het bovenstaande;
4. [naam eiseres] een machtiging te verlenen teneinde alle handelingen te kunnen verrichten welke nood-zakelijk zijn om het overbruggingskrediet bij LOT Hypotheken B.V. en de daartoe noodzakelijke vestiging van een tweede hypotheek op de Woning te realiseren ten behoeve van de aankoop van de woning aan de [adres 2] , zoals het voeren van gesprekken met LOT Hypotheken B.V., het voeren van gesprekken met de notaris, alsmede alle handelingen te verrichten welke noodzakelijk zijn om het overbruggingskrediet en de daartoe noodzakelijke vestiging van de tweede hypotheek op de Woning te realiseren, zoals ondertekening van de kredietovereenkomst en de notariële akte noodzakelijk om de tweede hypotheek ter hoogte van
€ 60.000,00 te vestigen, bij gebreke waarvan het in dezen te wijzen vonnis in de plaats komt van de toestemming casu quo de handtekening van [naam gedaagde] en dit vonnis ex artikel 3:300 BW dezelf-de kracht heeft als de handtekening van [naam gedaagde] ;
ten aanzien van de proceskosten:
5. [naam gedaagde] te veroordelen in de door [naam eiseres] werkelijk gemaakte proceskosten, nader op te maken bij staat.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Partijen hebben ten aanzien van de verdeling/verkoop van de - in de ontbonden huwelijksgemeenschap vallende - Woning afspraken gemaakt in artikel 3 van het van de echtscheidingsbeschikking deel uitmakende Convenant. Die afspraken hebben partijen nader geconcretiseerd in een opdrachtovereenkomst gesloten met [naam makelaar] te [plaatsnaam ] . In beginsel kan worden aangenomen dat [naam eiseres] bij de nakoming van die afspraken - waar het feitelijk in dit kort geding om draait - voldoende spoedeisend belang heeft. Daarbij wordt het in zaken als deze gehanteerde uitgangspunt dat van een deelgenoot niet kan worden verlangd dat hij of zij tegen zijn of haar zin in een onverdeeldheid blijft in aanmerking genomen.
4.2.
[naam eiseres] kan dus, in rechte, nakoming van de afspraken vorderen, hetgeen zij met de vordering onder 3.1 sub 1 heeft gedaan. Daarbij wordt opgemerkt dat [naam eiseres] heeft gevraagd ‘te bepalen dat’ wat een declaratoire uitspraak impliceert. In kort geding kan echter slechts een voorlopige voorziening worden gegeven en geen verklaring voor recht. Gelet op de nuancering die de advocaat van [naam eiseres] ter zitting heeft gegeven, begrijpt de voorzieningenrechter [naam eiseres] aldus dat is bedoeld om ten laste van [naam gedaagde] een veroordeling te vragen.
4.3.
De vordering onder 3.1 sub 1 wordt toegewezen op de wijze als in het dictum is bepaald. Aannemelijk is dat [naam gedaagde] , tegen de gemaakte afspraken in, feitelijk weigert zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de Woning aan een derde, ondanks dat zich twee serieuze potentiële kopers hadden aangediend. Hoewel partijen van mening verschillen over de toedracht en de mate van (on)bereidwilligheid van [naam gedaagde] , valt uit het relaas van [naam gedaagde] in elk geval op te maken dat bij hem op dit moment actieve bereidheid bestaat om de Woning te verkopen. Hij stelt enkel nog dat hij het niet eens is met de verkoopprijs die de makelaar heeft geadviseerd. Tegelijkertijd kan uit het verweer van [naam gedaagde] worden afgeleid dat hij op meerdere momenten (tijdens het ondertekenen van de verkoopopdracht aan de makelaar van 14 juli 2021 en in een telefoongesprek van latere datum met de makelaar) heeft ingestemd met die door de makelaar geadviseerde vraagprijs van € 325.000,00 voor de Woning. Het gaat dan niet aan om in dit stadium, en gelet op de recent feitelijk uitgebleven interesse voor de Woning, zijn instemming alsnog in (twijfel) te trekken. [naam gedaagde] wordt hieraan gehouden. Dat [naam gedaagde] weinig vertrouwen heeft in de persoon en de acties van de huidige makelaar behoeft in de rechtsverhouding tussen partijen geen probleem op te leveren, nu [naam gedaagde] ter zitting zelf de oplossing heeft aangedragen om [naam], ook makelaar bij [naam makelaar], het verkoopdossier verder ter hand te laten nemen, waarmee [naam eiseres] kan instemmen. Partijen zullen dit in onderling overleg met [naam makelaar] moeten regelen.
Verder is niet gebleken dat de door toewijzing van de vordering onder 3.1 sub 1 getroffen belangen van [naam gedaagde] aanmerkelijk zwaarder wegen dan de belangen van [naam eiseres] die met (de aanzet tot) het finaliseren van de verdeling worden gediend. Beide partijen zijn het erover eens dat zij verder moeten met hun leven en dat zij een fundament moeten leggen voor hun toekomst als ouders van [naam kind 1] en [naam kind 2] . Aannemelijk is dat de invulling van de zorgregeling door te ‘birdnesten’ veel onrust bij de dochters van partijen en bij partijen zelf veroorzaakt en daarmee een negatieve impact heeft. Verwacht wordt dat dit minder zal zijn als beide partijen over een eigen woonplek beschikken. Daartoe heeft [naam eiseres] in juli 2021 de eerste stap gezegd door, met medeweten van [naam gedaagde] , actief op zoek te gaan naar een ander huis. Die stap heeft zij vervolgens geformaliseerd door op 15 juli 2021 een koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 2] te tekenen. Daarnaast speelt een rol dat [naam eiseres] te kennen heeft gegeven dat zij, nu de laatste fase van de Coronacrisis lijkt te zijn aangebroken, weer verwacht wordt op het kantoor van haar werkgever in plaats van overwegend in de woonomgeving te werken. Niet betwist is dat [naam eiseres] geen auto of rijbewijs heeft en aangewezen is op het openbaar vervoer. In de weken dat zij niet met de kinderen in de Woning verblijft, maar elders, geldt (net als voor [naam gedaagde] die inmiddels ook weer over werk beschikt) dat een vaste eigen woonplek op te bereizen afstand van het werk en in overeenstemming met de tussen partijen gemaakte afspraken ten behoeve van de kinderen van belang is. Het persoonlijke belang van [naam eiseres] bij een spoedige verkoop van de Woning is met het oog op de leveringsdatum van haar nieuwe woning en de tussen partijen genoegzaam bekende noodzaak tot het sluiten van de overbruggingshypotheek eveneens evident.
4.4.
[naam eiseres] vraagt naast toestemming tot reële executie (3.1 sub 2) ook het ten laste van [naam gedaagde] opleggen van een dwangsom (3.1 sub 1 slot) voor het geval [naam gedaagde] , kort gezegd, onverhoopt toch niet zijn medewerking verleent aan de verkoop en levering van de Woning. De mogelijkheid tot reële executie zal evenwel aan [naam eiseres] voldoende zekerheid geven dat de verkoop en levering van de Woning op redelijke termijn zal worden bewerkstelligd. Dit leidt ertoe dat de onder 3.1 sub 1 gevorderde dwangsom bij gebrek aan belang wordt afgewezen.
4.5.
Ter zitting heeft [naam gedaagde] zich uitdrukkelijk bereid verklaard om vrijwillig mee te werken aan de vestiging van een tweede (overbruggings-)hypotheek op de Woning als [naam eiseres] de daarmee gemoeide kosten betaalt. Vervolgens heeft [naam eiseres] uitdrukkelijk bevestigd voormelde kosten voor haar rekening te nemen. Op grond van het daaraan door de voorzieningenrechter ontleende vertrouwen dat [naam gedaagde] zich aan zijn toezegging zal houden, kan de oplegging van een dwangsom achterwege blijven. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om zekerheidshalve de onder 3.1 sub 4 gevraagde mogelijkheid tot reële executie toe te wijzen.
4.6.
De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op dit moment af te wijken van de gebruikelijk tussen gewezen echtelieden te hanteren compensatie van kosten.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om na betekening van dit vonnis zijn onvoorwaardelijke medewerking aan de verkoop van de Woning via [naam makelaar] te [plaatsnaam ] te geven, zulks tegen de door deze makelaar redelijk te achten vraagprijs van € 325.000,00, en al datgene te doen of nalaten om een spoedige verkoop en levering van de Woning te realiseren,
5.2.
bepaalt dat, indien [naam gedaagde] de onder 5.1 bedoelde medewerking niet verleent, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [naam gedaagde] die noodzakelijk is om de verkoop van de Woning te realiseren en voor het opmaken van de notariële verdelings-/leveringsakte van de Woning,
5.3.
veroordeelt [naam gedaagde] om na betekening van dit vonnis zijn onvoorwaardelijke medewerking aan het afsluiten van een overbruggingskrediet van € 60.000,00 op naam van [naam eiseres] bij LOT Hypotheken B.V. te geven en zijn toestemming te verlenen aan het vestigen van een tweede hypotheek op de Woning, zodat [naam eiseres] in staat is de door haar aangekochte woning aan de [adres 2] te financieren en op of omstreeks 16 november 2021 geleverd te krijgen,
5.4.
bepaalt dat, indien [naam gedaagde] de onder 5.3 bedoelde medewerking niet verleent, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [naam gedaagde] die noodzakelijk is om het overbruggingskrediet en het vestigen van de tweede hypotheek op de Woning te realiseren,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021.1734/1573