Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..Feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als '[eiseres]', en Mobility Fleet B.V., de gedaagde partij. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 10.285,- aan huur, vermeerderd met een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten, omdat Mobility Fleet het gehuurde onrechtmatig onder zich had gehouden na het einde van de huurovereenkomst op 30 september 2020. De huurovereenkomst was aangegaan voor een bedrijfsruimte, en de huurprijs was laatstelijk vastgesteld op € 10.285,- per maand.
De procedure begon met een dagvaarding op 17 mei 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2021 heeft eiseres gesteld dat Mobility Fleet de bedrijfsruimte niet tijdig had vrijgegeven, terwijl gedaagde betwistte dat zij het gehuurde onrechtmatig onder zich had gehouden. Mobility Fleet voerde aan dat zij op 28 september 2020 sleutels had ingeleverd en dat er afspraken waren gemaakt over het achterlaten van enkele zaken in het gehuurde.
De kantonrechter oordeelde dat eiseres niet voldoende had onderbouwd dat het gehuurde niet tijdig was vrijgegeven. De rechter wees de vordering van eiseres af, omdat het enkele achterlaten van zaken in het gehuurde met instemming van eiseres was gebeurd en er geen onrechtmatige situatie was ontstaan. Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die door de rechter zijn vastgesteld op € 746,-. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor de proceskostenveroordeling.