ECLI:NL:RBROT:2021:11507

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/10/621101 / JE RK 21-1753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming voor identiteitskaarten en aanhouding van verzoeken tot paspoort en zorgregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de verzoeken van de ouders om vervangende toestemming voor het verkrijgen van identiteitskaarten en een paspoort voor hun kinderen, alsook om een regeling voor de zorg- en opvoedtaken. De vader had verzocht om vervangende toestemming voor identiteitskaarten van zijn kinderen, maar trok dit verzoek ter zitting in, omdat de moeder inmiddels toestemming had verleend. De moeder had daarnaast zelfstandige verzoeken ingediend voor vervangende toestemming voor een paspoort voor een van de kinderen en voor reizen naar het buitenland. De kinderrechter merkte op dat het van belang is dat ouders samen tot een goede verdeling van de zorg- en opvoedtaken komen, en dat er zo min mogelijk spanning voor de kinderen moet zijn. De kinderrechter heeft het verzoek van de vader afgewezen en de verzoeken van de moeder aangehouden, met de verwachting dat de ouders samen tot een oplossing komen. De zaak is aangehouden tot 21 januari 2022, waarbij de kinderrechter verwacht dat de ouders en de betrokken instanties op de hoogte blijven van de ontwikkelingen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig moet zijn bij de volgende zitting om de situatie te blijven volgen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/621101 / JE RK 21-1753
datum uitspraak: 9 november 2021

beschikking

in de zaken van

[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

en

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2013 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2],

hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de moeder, voornoemd,

de vader, voornoemd,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

De kinderrechter merkt als informant aan:

De Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 6 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het e-mailbericht van de vader van 6 augustus 2021;
- het e-mailbericht van de moeder van 9 augustus 2021 met de reactie van de moeder op het e-mailbericht van de vader van 6 augustus 2021;
- het e-mailbericht met bijlage van de vader van 26 augustus 2021;
- het e-mailbericht met bijlage van de vader van 29 augustus 2021;
- het e-mailbericht van de moeder van 13 september 2021;
- het e-mailbericht met bijlage van de vader van 24 september 2021;
- het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 30 september 2021;
- het e-mailbericht van de moeder van 4 oktober 2021;
- de briefrapportage van de GI van 8 oktober 2021;
- het e-mailbericht met bijlage van de vader van 13 oktober 2021;
- het e-mailbericht met bijlagen, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek, van de moeder van 27 oktober 2021;
- de ter zitting overgelegde pleitnota met bijlagen van de vader.
Op 9 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2],
- een tweetal vertegenwoordigers van de Raad, [naam 3] en [naam 4]
.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 6 juli 2021 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot 17 juli 2022.

Het aangehouden verzoek van de vader

De vader heeft de rechtbank verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van identiteitskaarten van [naam kind 1] en [naam kind 2].
De vader heeft het verzoek ter zitting ingetrokken, omdat de moeder de verzochte toestemming heeft verleend.

Het zelfstandige verzoek van de moeder

De moeder heeft zelfstandige verzoeken ingediend, inhoudende:
  • vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort voor [naam kind 2];
  • vervangende toestemming voor een reis naar het buitenland in de kerstvakantie en de zomervakantie. De moeder zou van 3 januari 2022 tot 8 januari 2022 vervangende toestemming willen voor een reis naar België en van 29 augustus 2022 tot 21 september 2022 vervangende toestemming willen voor een reis naar Kroatie;
  • het vastleggen van het voorstel voor een regeling voor de kerstvakantie waarbij [naam kind 2] en [naam kind 1] vanaf 25 december om 10:00 uur tot 31 december om 17:00 uur bij de vader zijn en de overige dagen bij de moeder zijn.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder heeft het paspoort van [naam kind 2] ontvangen. Zij is echter bang dat als zij op vakantie wil, de vader zijn toestemming intrekt omdat dit al eens eerder is gebeurd. Om die reden wil de moeder uit voorzorg graag vervangende toestemming van de kinderrechter voor de reizen naar het buitenland. De moeder benadrukt dat zij het niet in het belang van de kinderen acht als de ondertoezichtstelling wordt beëindigd. Ze verwijst nog naar het bericht van de vorige jeugdbeschermer van 8 juli 2021.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van een zeer complexe situatie. Voor de vorige, zeer ervaren jeugdbeschermer was deze zaak uiteindelijk te belastend. De (huidige) jeugdbeschermer vraagt zich af of hij in staat is om uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling. De vader heeft veel klachten ingediend tegen de jeugdbeschermers, wat de samenwerking ernstig verstoort. Er is veel discussie tussen de ouders over de zorgregeling. De advocate van de vader is van mening dat de huidige zorgregeling te veel ruimte voor interpretatie biedt. De vorige jeugdbeschermer heeft om die reden een document gemaakt voor de ouders met afspraken over ophaaldata en tijden. Omdat de ouders blijven discussiëren over de zorgregeling adviseert de jeugdbeschermer de zorgregeling zodanig te specificeren dat er niet langer ruimte voor interpretatie bestaat. De reden voor de ondertoezichtstelling is gelegen in het feit dat de kinderen worden belast met grote spanningen tussen de ouders. Dat de vader recent tegen de dringende adviezen in toch naar het schoolplein van de kinderen is gegaan, is zeer belastend voor hen. Wanneer de zorgregeling zodanig gespecifieerd is dat alles duidelijk is en de ouders elkaar niet meer hoeven te zien is een ondertoezichtstelling niet langer nodig.

Het standpunt van de vader

De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat het welzijn van de kinderen voorop moet worden gezet. Volgens de vader doet de moeder aan ouderverstoting. De vader moet zich continu verdedigen tegen de onwaarheden die over hem worden geschreven. De beweringen van de moeder zijn bedoeld om de vader in een kwaad daglicht te zetten en de kinderen bij hem weg te kunnen houden. De vader acht het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor de aanvraag van het paspoort van [naam kind 2] overbodig, nu zij al in het bezit is van het nieuwe paspoort. De vader herkent zich niet in de zorgen die de moeder uit over de kinderen, omdat dit haaks staat op wat hij meemaakt wanneer hij de kinderen ziet. De voormalige jeugdbeschermer heeft de aanvullende afspraken over de omgang tijdens de schoolvakanties duidelijk op papier gezet. Ook de regeling voor de kerstvakantie is al door de voormalige jeugdbeschermer vastgesteld. De vader acht het verzoek van de moeder dan ook niet nodig, omdat de afspraken geruime tijd vaststaan en er geen aanleiding is om hier vanaf te wijken. De vader benadrukt ter zitting dat hij de toestemmingsverklaring voor de kerstvakantie getekend heeft en de moeder deze verklaring sinds 29 oktober jl. in haar bezit heeft. Het voorstel van de moeder ten aanzien van de zomervakantie is niet conform de beschikking van de kinderrechter van 5 oktober 2020 waarin de zorgregeling is vastgesteld, omdat daarin is bepaald dat de ouders de vakanties eerlijk moeten verdelen.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft ter zitting meegedeeld dat het zeer zorgelijk is dat de ouders elkaar wantrouwen en elkaar over en weer blijven beschuldigen. De kinderen hebben last van de spanningen tussen de ouders. Zelfs de GI is onderdeel geworden van de strijd tussen de ouders. Het valt te betreuren dat de ouders niet in staat zijn om vanaf een afstand naar de situatie te kijken en met elkaar samen te werken in plaats van de strijd met elkaar aan te gaan. De Raad acht het van belang dat de zorgregeling zeer gedetailleerd wordt vastgelegd. Wel acht de Raad – in tegenstelling tot de GI – het niet in het belang van de kinderen dat de ondertoezichtstelling wordt beëindigd, omdat de kinderen iemand nodig hebben die zicht houdt op hun emotionele veiligheid. Indien de ondertoezichtstelling niet langer uitvoerbaar is, is het wellicht een optie dat het gezag van de ouders wordt beëindigd en de GI wordt belast met de voogdij over de kinderen zodat er alsnog vlot beslissingen in het belang van de kinderen kunnen worden genomen.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek van de vader:
Nu de vader zijn verzoek voor vervangende toestemming voor de aanvraag van identiteitskaarten van [naam kind 1] en [naam kind 2] ter zitting heeft ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de vader afwijzen.
Ten aanzien van de verzoeken van de moeder:
De kinderrechter is van oordeel dat het de plicht van de ouders is om te zorgen dat er voor hun kinderen een goede verdeling van de zorg- en opvoedtaken komt die voor zo min mogelijk spanning zorgt. Ter zitting is afgesproken dat de vader een (gedetailleerd) voorstel voor de verdeling van de zorg- en opvoedtaken aan de moeder doet en dat de moeder hier vervolgens op reageert. De kinderrechter verwacht van de ouders dat zij hier samen uitkomen.
De kinderrechter zal de zaak aanhouden tot na te noemen zittingsdatum met het verzoek aan de moeder, zijnde de verzoekende partij, de rechtbank te informeren over de stand van zaken op dat moment, met afschrift aan de vader en de GI. De kinderrechter is van oordeel dat ook op de komende zitting de Raad aanwezig dient te zijn om op de hoogte te blijven van de gang van zaken en, indien nodig, nader onderzoek te doen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de vader, voor zover hierop niet eerder is beslist;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de behandeling van de verzoeken van de moeder aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
21 januari 2022 om 12:00 uurin het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden;
gelast de oproeping van de Raad als informant tegen voornoemde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de moeder uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de vader en de GI) nader te informeren over vorenstaande.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Beenakker als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.