ECLI:NL:RBROT:2021:11509

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/10/627875 / JE RK 21-2866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en verzoek tot opheffing in een complexe gezinszaak met taalbarrières

In deze zaak, behandeld door de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, betreft het een voorlopige ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De moeder heeft de gezamenlijke woning verlaten en verblijft met [naam kind 2] in het ziekenhuis, terwijl de vader in detentie zit. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zorgen geuit over de situatie van de kinderen, vooral gezien de moeder niet alle afspraken bij de verloskundige is nagekomen en onbereikbaar was na haar vertrek uit de opvang. De kinderrechter heeft de zaak op 9 november 2021 met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de moeder als de vader zijn gehoord. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Ahmadi, heeft verzocht om opheffing van de voorlopige ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter heeft besloten de zaak aan te houden. Dit is gedaan omdat de vader de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en de moeder slechts telefonisch kon worden gehoord, wat de duidelijkheid van de standpunten bemoeilijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er forse zorgen zijn over de kinderen en dat de moeder instemt met de ondertoezichtstelling. De Raad is verantwoordelijk voor het regelen van een tolk voor de vader in de volgende zitting, die gepland staat op 1 december 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/627875 / JE RK 21-2866
datum uitspraak: 9 november 2021

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2011 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2021 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Hoogvliet.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van
28 oktober 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 9 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, die telefonisch is gehoord,
- de vader, bijgestaan door mr. M. Ahmadi.
- een tweetal vertegenwoordigers van de Raad, [naam 1] en
[naam 2],
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 3].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] woonde tot voor kort bij de ouders. Recent heeft de moeder met [naam kind 1] de gezamenlijke woning verlaten. De moeder verblijft nu met [naam kind 2] in het ziekenhuis.
[naam kind 1] en [naam kind 2] zijn bij beschikking van 28 oktober 2021, zonder dat belanghebbenden vooraf gehoord zijn, voorlopig onder toezicht gesteld tot 28 januari 2022.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat er grote zorgen bestaan over de twee kinderen. De moeder is niet alle afspraken bij de verloskundige nagekomen. Daar komt bij dat zij zorgelijke verhalen heeft verteld over wat er tussen haar en de vader is gebeurd in de thuissituatie. De moeder is vervolgens in een opvang geplaatst en bleek onbereikbaar nadat zij daar wegliep. Om die redenen heeft de Raad een spoedverzoek tot een voorlopige ondertoezichtstelling ingediend. Inmiddels heeft er contact met de moeder plaatsgevonden. De moeder bleek haar telefoon een week lang te hebben uitgezet en [naam kind 1] verbleef bij een tante in Duitsland. Het is zeer zorgelijk dat [naam kind 1] drie weken lang niet naar school is geweest.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van een kwetsbare situatie. De moeder is als gevolg van de zorgen in een opvang geplaatst en is vervolgens weggegaan zonder dit aan iemand te laten weten. Het is echter in het belang van de moeder en de kinderen om in de opvang te blijven, vooral wanneer de vader vrij komt uit detentie. De inschatting is dat het te onveilig is voor de moeder en de kinderen om in hun eigen huis te verblijven. Het is positief dat het sinds de voorlopige ondertoezichtstelling beter lukt om in contact te komen met de moeder. De moeder is open geweest in de gesprekken over haar contacten met de verloskundige, het ziekenhuis en de kraamzorg.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ingestemd met de voorlopige ondertoezichtstelling. De moeder vindt het fijn dat de GI haar en de kinderen begeleidt.

Het standpunt van de vader

De vader kan zich met de voorlopige ondertoezichtstelling niet verenigen en heeft verzocht deze op te heffen. Daartoe heeft hij het volgende naar voren gebracht. Het rapport van de Raad berust op onwaarheden. Zo is in het rapport opgenomen dat de vader de moeder zou hebben verkracht, wat de vader betwist. De vader vormt geen gevaar voor de moeder en de kinderen en hij begrijpt dan ook niet waarom de moeder dit heeft verklaard bij de verloskundige. De vader erkent dat hij wel eens alcohol drinkt, maar hij betwist dat hij [naam kind 1] en de moeder heeft mishandeld. De voorlopige ondertoezichtstelling leidt tot een enorme druk op het gezin. De vader is bereid om in het vrijwillig kader mee te werken met de hulpverlening en hij begrijpt dan ook niet waarom het gedwongen kader noodzakelijk zou zijn.

De beoordeling

De kinderrechter stelt ter zitting vast dat de ouders zeer tegenstrijdige verhalen lijken te vertellen. Het feit dat de vader die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, zonder tolk gehoord moet worden en de moeder slechts via de telefoon gehoord kan worden, maakt dat de standpunten van de ouders onvoldoende duidelijk worden. Hierdoor kan de kinderrechter geen gedegen beslissing nemen naar aanleiding van het standpunt van de vader dat de voorlopige ondertoezichtstelling opgeheven zou moeten worden. Om die reden zal de kinderrechter de behandeling van de zaak aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum, zodat de ouders alsnog in de gelegenheid worden gesteld om hun mening over het verzoek op een deugdelijke wijze kenbaar te maken.
De kinderrechter zal de voorlopige ondertoezichtstelling op dit moment niet opheffen, aangezien de moeder heeft kenbaar gemaakt het met de maatregel eens te zijn en uit de stukken en de behandeling ter zitting forse zorgen naar voren komen.
De kinderrechter gaat ervan uit dat de Raad zorg draagt voor de aanwezigheid van een tolk voor de vader tijdens de komende zitting.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt de zaak aan

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de Raad, de GI en de belanghebbenden in deze zaak zullen worden gehoord ter zitting van
1 december 2021 om 14:00 uurin het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. C.N. Melkert, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbenden.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Beenakker als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.