In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. [naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2011, verblijft momenteel in een pleeggezin. De moeder, [naam moeder], heeft het ouderlijk gezag over [naam kind] en woont op een bij de rechtbank bekend adres. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI) aanwezig was. De moeder was niet verschenen.
De GI heeft op 12 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is gedaan omdat de moeder, die in een opnamesetting binnen Antes verblijft, momenteel niet in staat is om de zorg voor [naam kind] op zich te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een positieve lijn zichtbaar was bij de moeder, maar dat zij recent met verlof is gegaan en niet is teruggekeerd naar de opvang. Hierdoor is het onduidelijk waar de moeder zich momenteel bevindt.
Na beoordeling van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen tot 30 april 2022, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Beenakker als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.