In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De verzoeken tot verlenging zijn ingediend door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat, heeft instemming gegeven voor de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], maar verzet zich tegen de verlenging voor [naam kind 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder aanzienlijke stappen heeft gezet in haar opvoedvaardigheden, maar dat er nog zorgen zijn over het gedrag en de ontwikkeling van [naam kind 1]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] moet worden verlengd, omdat de gronden daarvoor aanwezig zijn volgens artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Voor [naam kind 2] is de kinderrechter van mening dat niet langer voldaan wordt aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling, aangezien er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is vastgesteld. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor [naam kind 2] afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.