ECLI:NL:RBROT:2021:11630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
C/10/626847 / JE RK 21-2689
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige na langdurige uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige] te beëindigen. De minderjarige, geboren in 2012, is sinds 14 mei 2018 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst vanwege onveilige situaties en huiselijk geweld. De Raad heeft geconstateerd dat de moeder niet in staat is om een stabiele opvoedsituatie te bieden, terwijl de vader en de pleegmoeder wel zorgdragen voor de minderjarige.

Tijdens de zitting is de situatie van de moeder besproken, die recentelijk verbeteringen heeft laten zien, zoals het volgen van therapie en het hebben van een baan. De vader heeft echter ingestemd met het verzoek van de Raad, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in een onzekere situatie verkeert. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de wettelijke vereisten voor gezagsbeëindiging zijn voldaan, het op dit moment niet de aangewezen maatregel is. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad afgewezen, met de overweging dat er nog onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden van een thuisplaatsing bij de vader.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat er in de komende maanden duidelijkheid moet komen over zijn toekomstperspectief. De rechtbank heeft de beslissing genomen om het verzoek van de Raad af te wijzen, met de mogelijkheid dat in de toekomst, afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek, de situatie kan veranderen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/626847 / JE RK 21-2689
datum uitspraak: 23 november 2021

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats pleegmoeder] ,
de gecertificeerde instelling William Schikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 12 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 12 oktober 2021;
- het e-mailbericht met bijlage van de advocaat van de vader, mr. S.F. Smidt, van 27 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 27 oktober 2021;
- het e-mailbericht van de advocaat van de moeder, mr. E.A. Hoogendijk, van 27 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 27 oktober 2021;
- het verweerschrift met bijlage van de advocaat van de moeder, mr. E.A. Hoogendijk, van 3 november 2021, ingekomen bij de griffie op 3 november 2021.
Op 8 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. E.A. Hoogendijk,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.F. Smidt,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .
Opgeroepen en niet verschenen is de pleegmoeder, te weten de oma van vaderszijde.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van 14 mei 2018 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] uitgesproken. Sinds 14 mei 2018 is [voornaam minderjarige] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Sinds 14 mei 2018 verblijft [voornaam minderjarige] met een machtiging tot uithuisplaatsing in het huidige, perspectiefbiedende pleeggezin, te weten bij de oma van vaderszijde. Deze maatregelen duren nog steeds voort.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder over [voornaam minderjarige] te beëindigen.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe.
[voornaam minderjarige] is langdurig blootgesteld aan onveilige situaties en huiselijk geweld. Mede daardoor is [voornaam minderjarige] een beschadigd kind dat meer dan gemiddeld om duidelijkheid vraagt. Het is dan ook zorgelijk dat zowel de moeder als de vader uitspraken doen dat [voornaam minderjarige] weer thuis mag komen wonen. Daarnaast is er bij de moeder geen sprake van een stabiel leven. Ten tijde van het raadsonderzoek is de moeder driemaal van woonplaats veranderd. Ook heeft de moeder in de afgelopen periode geen medewerking verleend aan de hulpverlening. Een ondertoezichtstelling is daarom niet langer de geëigende maatregel. In de komende zes maanden is het van belang dat wordt bezien of een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader tot de mogelijkheden behoort, opdat duidelijkheid kan worden verkregen omtrent het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] . Tot slot acht de Raad het positief ter zitting te horen dat [voornaam minderjarige] bij de moeder mag logeren. De Raad benadrukt daarbij dat het van belang is dat de moeder een grote rol blijft spelen in het leven van [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt ter zitting het verzoek van de Raad en licht dit als volgt toe.
[voornaam minderjarige] heeft veel meegemaakt in zijn leven. Op dit moment gaat het goed met [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] volgt therapie en zijn gedrag is verbeterd. Ook bij de moeder is er een verbetering zichtbaar. In de afgelopen periode heeft de moeder haar best gedaan om haar leven op orde te brengen. De moeder toonde zich bereid om mee te werken met de hulpverlening. De moeder stond op de wachtlijst van Antes voor traumabehandeling en behandeling voor emotieregulatie. Ook was zij aangemeld voor het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek (PO). Door de verhuizing van de moeder is zij van de wachtlijst gehaald, mede waardoor de hulpverlening niet van de grond is gekomen. Ondanks dat de moeder op dit moment een baan heeft en de bezoeken tussen de moeder en [voornaam minderjarige] positief verlopen, is er geen sprake van stabiliteit in het leven van de moeder. In de komende periode wordt onderzocht of een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader tot de mogelijkheden behoort, zodat het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] duidelijk kan worden. Ook is het van belang dat op termijn wordt toegewerkt naar een uitbreiding van de omgang van de moeder en [voornaam minderjarige] , waarbij zij elkaar om het weekend zien.
Het standpunt van de moeder
Voorafgaand aan de zitting heeft de advocaat van de moeder een verweerschrift ingediend, waar ter zitting naar wordt verwezen. Door en namens de moeder wordt ter zitting verzocht het verzoek van de Raad af te wijzen.
Op dit moment gaat het goed met de moeder en is er sprake van een stabiele situatie. De moeder heeft een woning en een baan. De moeder volgt therapie en de urinecontroles bij de moeder zijn gestopt. Daarnaast wordt de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] uitgebreid en heeft [voornaam minderjarige] afgelopen weekend bij de moeder geslapen. Gelet op deze positieve ontwikkeling valt het onderzoek van de Raad bij de moeder rauw op haar dak. De moeder heeft daarbij het gevoel dat er met twee maten gemeten wordt. In tegenstelling tot de vader, is de moeder altijd eerlijk geweest over haar situatie. Ook als het minder goed ging met de moeder. Tot slot is de aanvaardbare termijn niet verstreken en dient er maatwerk te worden geleverd.
Ter aanvulling op het betoog van haar advocaat brengt de moeder ter zitting naar voren dat zij geen eerlijke kans krijgt, omdat er elke keer naar het verleden wordt teruggegrepen. Hoewel er tussen de ouders sprake was van relatieproblematiek, heeft er nooit huiselijk geweld plaatsgevonden. De moeder heeft in de afgelopen periode haar uiterste best gedaan om haar leven op orde te krijgen. De moeder is gestopt met blowen, zij heeft een contract getekend voor een nieuwe baan en zij woont samen met haar partner. Ook is ze in verwachting. Er is sprake van een blijvende stabiele situatie. Daarnaast hebben de moeder en de pleegmoeder een goede band en zijn zij in staat om onderling afspraken te maken. Tussen de ouders is echter geen sprake van goede communicatie. Verder ontbreekt een goede band tussen de partner van de vader en [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader wordt ter zitting ingestemd met het verzoek van de Raad.
De vader neemt samen met de oma van moederszijde de opvoeding van [voornaam minderjarige] op zich. De vader is erg betrokken bij [voornaam minderjarige] en er is sprake van een goede band met [voornaam minderjarige] . De vader regelt alle zaken voor [voornaam minderjarige] . Zo gaat hij naar schoolafspraken, voetbal, zwemles en therapie voor en met [voornaam minderjarige] . Daarbij geeft de vader inzicht in zijn privésituatie en is de GI altijd welkom in de thuissituatie bij de vader. De vader zet zich in voor een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader. De GI is zal hiertoe bodemeisen op te stellen. De vader kan en wil hier aan deze bodemeisen voldoen. Verder is er tot op heden is er geen sprake van een verbetering in de situatie bij de moeder. De moeder is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor en opvoeding van [voornaam minderjarige] te dragen. De moeder wordt ook niet betrokken bij gezagsbeslissingen. Het is echter wel fijn dat de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] goed verloopt.
Ter aanvulling op het betoog van zijn advocaat voert de vader ter zitting aan dat de hij zijn medewerking verleent aan de hulpverlening. Indien [voornaam minderjarige] bij de vader woont, dan kunnen de ouders onderling afspraken maken.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] kent een belast verleden, waarin hij is blootgesteld aan onveilige situaties en huiselijk geweld tussen de ouders. Bij [voornaam minderjarige] is er mogelijk sprake van trauma’s en hij vertoont zelfbepalend gedrag. Hij heeft moeite met zijn emotieregulatie en vertoont kenmerken van ADHD en ASS. Bij de moeder is sprake van persoonlijke en financiële problematiek. Daarnaast is er sprake geweest van een drugsverslaving. Mede hierdoor is de moeder niet in staat om de zelfstandig voor [voornaam minderjarige] te zorgen. De ouders zijn tot op heden onvoldoende in staat om zelf een veilige en stabiele opvoedsituatie voor [voornaam minderjarige] te creëren.
Naar aanleiding van deze problematiek is [voornaam minderjarige] op 20 december 2017 op vrijwillige basis bij de pleegmoeder geplaatst. Bij beschikking van 14 mei 2018 is deze plaatsing met een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing geformaliseerd. Sindsdien verblijft [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder. Hier ontwikkelt hij zich positief. Hij heeft zichtbaar baat bij de duidelijkheid en structuur die hij hier geboden krijgt. Het gedrag van [voornaam minderjarige] is verbeterd en hij volgt therapie om gebeurtenissen uit het verleden te kunnen verwerken. De vader ondersteunt de pleegmoeder bij de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] en regelt veel zaken voor [voornaam minderjarige] . Daarnaast heeft [voornaam minderjarige] een hele goede band met zijn moeder en logeert hij geregeld bij haar. Ook hebben de pleegmoeder en de moeder een goede band. Er gaat nu dus veel goed in het leven van [voornaam minderjarige] , maar uit de stukken, waaronder de verklaring van de behandelaar van [voornaam minderjarige] , blijkt dat hij er last van heeft dat hij nog niet weet waar hij zal wonen en dat het nodig is dat daar duidelijkheid over komt.
Dit gegeven, in combinatie met de tijd die is verstreken sinds de uithuisplaatsing, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank de aanvaardbare termijn voor [voornaam minderjarige] , waarin hij in onzekerheid kan verkeren over zijn perspectief, inmiddels is verstreken. Nu de moeder tot op heden niet in staat is gebleken zelf voor de opvoeding van [voornaam minderjarige] zorg te dragen, is daarmee voldaan aan de wettelijke vereisten voor gezagsbeëindiging.
Dat aan de wettelijke vereisten is voldaan, betekent echter niet zonder meer dat de gezagsbeëindiging van de moeder op dit moment ook de aangewezen maatregel is. Gezien de ingrijpende aard van deze maatregel, dient de rechtbank ook de overige omstandigheden van het geval te betrekken en bezien of de op dit moment gezagsbeëindiging noodzakelijk is, waarbij het belang van [voornaam minderjarige] de eerste overweging dient te zijn.
Zoals ook door de Raad ter zitting is benadrukt, is het belangrijkste argument voor het verzoek om aan [voornaam minderjarige] duidelijkheid te bieden over zijn perspectief. De rechtbank onderschrijft dat belang van [voornaam minderjarige] . Vast staat echter dat met toewijzing van dit verzoek aan dat belang echter maar deels tegemoet wordt gekomen. Omdat er de komende maanden nog onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden van een thuisplaatsing bij de vader, is pas na afloop daarvan echt duidelijk waar [voornaam minderjarige] zal opgroeien.
Daar komt bij dat wanneer de uitkomst van dat onderzoek positief is, er wordt toegewerkt naar de situatie waar [voornaam minderjarige] bij zijn vader woont, en in ieder geval om het weekend bij zijn moeder logeert. Niet onderbouwd is dat de verzochte maatregel ook in dat geval noodzakelijk is. Het is zeer wel mogelijk dat de gezaghebbende ouders in die nieuwe situatie op enig moment in het vrijwillig kader verder kunnen. Nu naar het oordeel van de rechtbank gezagsbeëindiging op dit moment niet de passende maatregel is, zal het verzoek worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de Raad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.