ECLI:NL:RBROT:2021:11691

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
C/10/623443 / JE RK 21-2144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, te weten [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. De ondertoezichtstelling was eerder al verlengd tot 7 november 2021, en de kinderrechter heeft nu besloten deze te verlengen tot 7 mei 2022. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar wilde verlengen. De ouders van de kinderen hebben in het verleden onvoldoende kunnen profiteren van de geboden hulpverlening, mede door de wisselingen van jeugdbeschermers. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen is en dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken in het belang van de kinderen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de kinderen al lange tijd onder toezicht staan en dat er behoefte is aan rust en duidelijkheid. De kinderrechter heeft de GI verzocht om de komende periode te onderzoeken hoe de huidige situatie van de kinderen kan worden bestendigd zonder hen onnodig te belasten met rechtszaken. De beslissing om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/623443 / JE RK 21-2144
datum uitspraak: 5 november 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2007 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],

[naam kind 3],

geboren op [geboortedatum kind 3] 2009 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3],

[naam kind 4],

geboren op [geboortedatum kind 4] 2013 te [geboorteplaats kind 4], hierna te noemen [naam kind 4].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam pleegouders kind 1],

hierna te noemen de pleegouders van [naam kind 1], wonende te [woonplaats pleegouders kind 1],

[naam pleegouders kind 2],

hierna te noemen de gezinshuisouders van [naam kind 2], wonende te [woonplaats pleegouders kind 2].
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam stiefmoeder],

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats stiefmoeder].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 24 september 2021 en de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. E.J.A. van den Hoogen, de advocaat van de vader, van 25 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum,
- de ongedateerde brief van mr. A. Apistola, de advocaat van de moeder, ingekomen bij de griffie op 28 oktober 2021.
Op 29 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Apistola, voornoemd,
- de vader,
- de stiefmoeder,
- de pleegvader van [naam kind 1],
- de gezinshuisouder van [naam kind 2],
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
[naam kind 1] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter voorafgaand aan de zitting haar mening gegeven, in het bijzijn van de pleegmoeder.
[naam kind 2] en [naam kind 3] hebben allebei een brief gestuurd naar de kinderrechter, waarin zij hun mening kenbaar hebben gemaakt.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] verblijft in een pleeggezin. [naam kind 2] verblijft in een gezinshuis van Profilazorg.
[naam kind 3] en [naam kind 4] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 24 september 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] verlengd tot 7 november 2021.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 7 november 2021. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

De aangehouden verzoeken en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. Thans resteert de periode tot 7 oktober 2022.
De GI heeft de verzoeken ter zitting als volgt toegelicht. Omdat [naam kind 1] en [naam kind 2] al lange tijd uit huis zijn geplaatst, heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) het voorgenomen besluit van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] opnieuw te verlengen getoetst. Omdat de GI in 2018 al het opvoedbesluit heeft genomen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] niet meer thuis bij (één van) de ouders komen wonen, is de Raad van oordeel dat een onderzoek naar de mogelijkheid van een gezagsbeëindigende maatregel passend lijkt. Het is niet duidelijk waarom de voorganger van de huidige jeugdbeschermers het advies van de Raad niet heeft gevolgd.
De ouders hebben de afgelopen periode onvoldoende kunnen profiteren van hulpverlening gericht op de echtscheidingsproblematiek. Daarom wordt nu de hulp van Impegno ingezet. Uit de gesprekken met de ouders en Impegno moet blijken of de ouders voldoende in staat zijn om samen te werken en de hulp voor de vier kinderen in het vrijwillige kader kan worden voortgezet. Dit onderzoek van Impegno zal drie maanden duren.
Er heeft een aantal grote overleggen plaatsgevonden met de ouders. De ouders lijken niet volledig achter het verzoek van de GI te staan. De GI heeft voorgesteld om de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden te verlengen en het overig verzochte aan te houden.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens en door de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De kinderen zijn in 2016 onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd. De ondertoezichtstelling zorgt voor veel stress bij de ouders en de kinderen.
De Raad heeft in de brief van 11 augustus 2021 aangegeven dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer voldoen, omdat deze zijn gericht op het toewerken naar een thuisplaatsing. Nu een thuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet meer aan de orde is, lijkt een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel volgens de Raad passend. De moeder is het eens met het advies van de Raad. Er moet op korte termijn duidelijkheid komen over de gezagspositie van de ouders ten aanzien van [naam kind 1] en [naam kind 2]. De GI zal daarom zo snel mogelijk een verzoek tot onderzoek moeten indienen bij de Raad. Omdat een dergelijk onderzoek de nodige tijd kost en de hulp voor de kinderen in de tussentijd moet worden voortgezet, lijkt een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen op dit moment toch het meest verstandig. De moeder kan instemmen met het voorstel van de GI om de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden te verlengen en het overig verzochte aan te houden, mits de GI toezegt dat zij de Raad gaat verzoeken een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel te starten.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Hij vindt het goed dat [naam kind 1] en [naam kind 2] blijven op de plek waar zij nu wonen. Wel wil de vader dat [naam kind 1] zelf de keuze heeft om bij het pleeggezin te blijven of andere mogelijkheden te onderzoeken als zij dat zou willen. De vader is het niet eens met het advies van de Raad. Daarbij merkt hij op dat [naam kind 1] kort voorafgaand aan de zitting nog heeft aangegeven dat zij niet wil dat het gezag van de ouders wordt beëindigd. [naam kind 3] lijkt te kijken naar mogelijkheden om het contact met de vader te verminderen. Er wordt van de vader verwacht dat hij daarin meegaat, terwijl hij het heel belangrijk vindt dat hij de kinderen kan zien. Het contact tussen [naam kind 2] en de vader vindt plaats op initiatief van [naam kind 2]. De vader staat achter de inzet van Impegno. Er moet een ouderschapsplan worden opgesteld en Impegno zou daarbij kunnen helpen.
De pleegvader van [naam kind 1] heeft ter zitting aangegeven dat de pleegouders vooruitgang zien bij [naam kind 1]. Zij woont sinds twee jaar in het pleeggezin en begint zich nu de ontplooien. [naam kind 1] heeft een keer aangegeven dat zij wil uitzoeken of zij in het pleeggezin of bij de vader wil wonen. De pleegouders hebben daarop aangegeven dat [naam kind 1] altijd bij hen mag blijven. Tegelijkertijd vinden de pleegouders dat [naam kind 1] de vrijheid moet krijgen om te kiezen waar zij wil wonen.
De plaatsing van [naam kind 1] in het pleeggezin wordt begeleid door [naam 3]. De pleegouders vinden een ondertoezichtstelling niet langer nodig, aangezien zij samen met de ouders afspraken kunnen maken. Bovendien wil [naam kind 1] graag af van de betrokkenheid van de GI en de onrust die daarmee voor haar gepaard gaat.
De gezinshuisouder van [naam kind 2] heeft ter zitting naar voren gebracht dat [naam kind 2] al vijf jaar in het gezinshuis verblijft. [naam kind 2] lijkt geen hinder te ondervinden van de juridische procedures rondom de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. Hij is op zijn plek in het gezinshuis, maar is ook loyaal aan de ouders. [naam kind 2] vindt het fijn als de moeder met zijn zusjes op huisbezoek komt, maar hij vindt het ook prima dat zij na een uur weer naar huis gaan. De gezinshuisouders zien meer ontspanning bij [naam kind 2] in het contact met de vader nu [naam kind 2] daarin de regie heeft. De gezinshuisouders helpen [naam kind 2] af en toe herinneren om de vader een berichtje te sturen. Het contact met de ouders kan ingewikkeld zijn, omdat [naam kind 2] door dit contact gaat nadenken over de scheiding van zijn ouders. Dit maakt hem emotioneel. Het is van belang dat [naam kind 2] op zijn eigen tempo en niet te geforceerd contact kan hebben met zijn ouders. De gezinshuisouders zouden graag zien dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] worden verlengd, zodat de plaatsing van [naam kind 2] in het gezinshuis en de samenwerking met de hulpverlening worden geborgd.

De mening van [naam kind 1]

vindt het vervelend dat er steeds andere jeugdbeschermers betrokken zijn bij het gezin. Het lijkt alsof ze [naam kind 1] vooral kennen van papier, maar niet het gesprek met haar aangaan. [naam kind 1] wil graag dat de jeugdbeschermers haar vertellen wat er over haar wordt besproken en dat ze doen wat ze beloven. [naam kind 1] wil vooralsnog in het pleeggezin blijven. Het gaat daar goed. Ze vindt het fijn om af en toe bij haar vader te logeren en een dagje met hem mee te gaan op de vrachtwagen. [naam kind 1] zou het ook leuk vinden om in de vakanties vaker naar haar vader toe te gaan. Daarnaast heeft [naam kind 1] aangegeven dat zij niet wil dat het gezag van haar ouders wordt beëindigd. Wel vindt ze het ‘gedoe en gezeur’ tussen haar ouders erg vervelend. Ze voelt zich een postduif. Ze wil dat haar ouders niet over elkaar praten, maar met elkaar en dat de jeugdbeschermers niet langer nodig zijn.
doet goed haar best op school. Zij zit in nu de vierde klas. [naam kind 1] wil de opleiding pedagogisch medewerker kinderopvang gaan volgen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] al sinds 2016 onder toezicht staan van de GI. Daarnaast wonen [naam kind 1] en [naam kind 2] al langere tijd niet meer thuis. Er was sprake van heftige echtscheidingsproblematiek. De ouders diskwalificeren elkaar en kunnen niet spanningsvrij met elkaar communiceren. Door de verstoorde communicatie zijn de ouders onvoldoende in staat om gezamenlijk de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen.
Hoewel de kinderen al jarenlang onder toezicht staan, hebben de ouders - mede door de vele wisselingen van jeugdbeschermers – nog onvoldoende kunnen profiteren van de hulpverlening. Er is tot op heden nog geen ouderschapsplan opgesteld. Daarom heeft de GI Impegno ingeschakeld. Ter zitting is gebleken dat de ouders op korte termijn kunnen starten met de hulp van Impegno, waarbij volgens de GI wordt gekeken of de ouders op termijn in staat zullen zijn om zelfstandig te communiceren in het belang van de kinderen.
Gelet op het perspectiefbesluit van de GI en het standpunt van de ouders ten aanzien van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2], zullen de kinderen (behoudens onvoorziene omstandigheden) in het pleeggezin en in het gezinshuis blijven wonen. Omdat niet wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing, lijken de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet langer de geëigende maatregelen.
Het is belangrijk dat er rust en duidelijkheid komt voor de kinderen. De rechtszaken en de betrokkenheid van de (wisselende) jeugdbeschermers leveren, met name bij [naam kind 1], veel stress op. De GI dient de komende periode uit te zoeken en/of door de Raad te laten onderzoeken hoe de huidige situatie van [naam kind 1] en [naam kind 2] kan worden bestendigd en waarbij de kinderen niet langer onnodig worden belast met rechtszaken en maatregelen die niet langer passend zijn. Namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat hiervoor aansluiting moet worden gezocht bij het advies van de Raad van 18 augustus 2021. Volgens de Raad lijkt een onderzoek naar de mogelijkheid van een gezagsbeëindigende maatregel passend.
De kinderrechter merkt echter op dat [naam kind 1] duidelijk heeft aangegeven dat zij niet wil dat het gezag van de ouders wordt beëindigd. Ter zitting is bovendien gebleken dat de ouders en de pleegouders van [naam kind 1] goede afspraken met elkaar kunnen maken. Ook lijken zij op een lijn te zitten wat betreft het toekomstperspectief van [naam kind 1]. Het is daarom van belang dat de komende periode wordt onderzocht of de hulpverlening voor [naam kind 1] kan worden voortgezet in het vrijwillige kader. In de tussentijd dient de GI [naam kind 1] voor zover dat mogelijk is en in haar belang te betrekken bij de beslissingen die haar aangaan.
Ook ten aanzien van [naam kind 2] moet worden uitgezocht of het vrijwillige kader voldoende handvatten biedt om de huidige plaatsing van [naam kind 2] in het gezinshuis en de betrokkenheid van de hulpverlening te waarborgen of dat een ander kader meer in zijn belang is.
Ten aanzien van [naam kind 3] en [naam kind 4] is het van belang dat de ouders de komende periode benutten om samen met Impegno (en de GI) tot afspraken te komen over de omgang met de kinderen. Als de ouders in staat zijn om in het belang van de kinderen afspraken te maken waar zij in de toekomst op voort kunnen bouwen, is de betrokkenheid van de GI wellicht niet langer nodig. De GI heeft ter zitting aangegeven dat het traject van Impegno ongeveer drie maanden zal duren. Het eerste gesprek met de ouders zal op korte termijn plaatsvinden. De kinderrechter verwacht dat binnen zes maanden duidelijk is of de hulpverlening voor [naam kind 3] en [naam kind 4] in het vrijwillig kader kan worden voortgezet.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] verlengen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aanhouden.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Gelet op het voorgaande, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aanhouden.
De kinderrechter verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] tot 7 mei 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 7 mei 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overige verzochte wordt aangehouden tot
1 april 2022 pro forma;
bepaalt dat de GI, [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3], de belanghebbenden en de advocaten op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbenden,
mr. E.J.A. van den Hoogen en mr. A. Apistola.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.