ECLI:NL:RBROT:2021:11704

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
C/10/598900 / HA ZA 20-599
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering zorgverlener tegen zorgverzekeraars wegens onterechte fraudeclaims en weigering tot vergoeding van zorgdeclaraties

In deze zaak vordert de eiseres, een zorgverlener, betaling van openstaande zorgdeclaraties van de zorgverzekeraars DSW en Stad Holland. De zorgverzekeraars hebben geweigerd de declaraties te vergoeden op basis van beschuldigingen van fraude. De eiseres heeft vanaf 1 januari 2019 zorg verleend aan een verzekerde, mevrouw A, en heeft de zorgkosten gedeclareerd. DSW heeft echter de declaraties afgewezen en eiseres beschuldigd van fraude, wat heeft geleid tot opname in interne en externe verwijzingsregisters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschuldigingen van fraude niet zijn komen vast te staan. De rechtbank oordeelt dat de zorgverzekeraars onrechtmatig hebben gehandeld door de eiseres te beschuldigen en haar gegevens in frauderegisters op te nemen. De vorderingen van de eiseres worden grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van de openstaande zorgdeclaraties, wettelijke rente, en de verwijdering van haar persoonsgegevens uit de registers. De zorgverzekeraars worden ook veroordeeld tot het versturen van een rectificatie naar derden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/598900 / HA ZA 20-599
Vonnis van 24 november 2021
in de zaak van
[eiseres],
h.o.d.n. [naam bedrijf 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L. van der Wijngaart te Rotterdam,
tegen

1..de onderlinge waarborgmaatschappij ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ

DSW ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Schiedam,
2. de onderlinge waarborgmaatschappijSTAD HOLLAND ZORGVERZEKERAAR
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ U.A.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagden,
advocaat mr. M.F. Lameris te Schiedam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , DSW en Stad Holland genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 juni 2020, met producties,
  • het vonnis in incident van 16 december 2020, met de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 23 maart 2021 voor de mondelinge behandeling,
  • de bij akte (B8-formulier) nagezonden producties 17 en 18 aan de zijde van [eiseres] ,
  • het proces-verbaal van de op 12 juli 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] is als zorgverlener in de thuiszorg actief. DSW is een zorgverzekeraar. Stad Holland is eveneens een zorgverzekeraar en gelieerd aan DSW.
2.2.
Op de zorgverzekeringsovereenkomsten die DSW met verzekerden heeft gesloten, zijn de door DSW gehanteerde polisvoorwaarden van toepassing.
2.3.
[eiseres] heeft vanaf 1 januari 2019 thuiszorg verleend aan mevrouw [persoon A] . Mevrouw [persoon A] is verzekerd bij DSW.
2.4.
Naar aanleiding van de zorgaanvraag van mevrouw [persoon A] heeft de wijkverpleegkundige een indicatiebesluit en een zorgplan opgesteld. Het zorgplan bevat een beschrijving van de aard, duur en omvang van de te leveren zorg en is opgesteld voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 juli 2019. [eiseres] heeft dit indicatiebesluit en zorgplan aan DSW verstrekt.
2.5.
In verband met een wijziging van de zorgbehoefte van mevrouw [persoon A] is er voor de periode van 1 juli 2019 tot 1 januari 2020 een nieuw indicatiebesluit genomen en een nieuw zorgplan opgesteld. [eiseres] heeft ook dit nieuwe indicatiebesluit en zorgplan aan DSW verstrekt.
2.6.
[eiseres] heeft de door haar verleende thuiszorg bij mevrouw [persoon A] in rekening gebracht. De ter zake van die zorgdeclaraties bestaande vorderingen op DSW heeft mevrouw [persoon A] middels akten van cessie aan [eiseres] gecedeerd. Over de periode van 1 januari 2019 tot 1 januari 2020 heeft [eiseres] een totaalbedrag van € 52.872,74 in rekening gebracht. De facturen tot en met augustus 2019 heeft zij ook naar DSW gestuurd.
2.7.
Omdat [eiseres] geen zogenoemde “gecontracteerde zorgverlener” is, wordt
door DSW slechts 75% van het factuurbedrag vergoed.
2.8.
DSW heeft de door [eiseres] ingediende facturen in het geheel niet vergoed.
2.9.
DSW heeft mede namens Stad Holland per brief van 27 september 2019 [eiseres] ervan op de hoogte gebracht dat zij wordt verdacht van fraude en dat DSW voornemens is [eiseres] uit te sluiten van vergoeding vanuit de Zorgverzekeringswet. [eiseres] wordt in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen van DSW. In die brief van DSW staat onder meer:
(…)
Conclusies
Op basis van de dossiercontroles en de gesprekken met mevrouw [persoon B] en mevrouw [persoon A] stellen wij vast dat [naam bedrijf 1] declaraties heeft ingediend voor zorg die niet is geleverd, niet noodzakelijk was dan wel niet voor vergoeding in aanmerking komt vanuit de Zorgverzekeringswet. Wij stellen vast dat u heeft getracht ons opzettelijk te misleiden met als doel een financieel voordeel te behalen. Wij kwalificeren dit alles als fraude.
Wij hebben daarnaast vastgesteld dat de vorige zorgverlener van mevrouw [persoon A] , [naam bedrijf 2] het bedrijf is van uw moeder, [persoon C] . U werd daarbij ook genoemd als zorgverlener. Wij hebben onderzoek gedaan naar de declaraties van [naam bedrijf 2] en daarbij ook fraude vastgesteld. Wij achten het aannemelijk dat u bij deze fraude betrokken bent geweest dan wel op de hoogte was van deze fraude.
(…)
2.10.
[eiseres] heeft bij brief van 31 oktober 2019 betwist dat sprake is van fraude en zij heeft DSW en Stad Holland gesommeerd om de openstaande facturen te voldoen. Bij brief van 27 november 2019 heeft [eiseres] DSW en Stad Holland nogmaals gesommeerd tot betaling.
2.11.
DSW heeft mede namens Stad Holland per brief van 24 januari 2020 aan [eiseres] laten weten dat zij haar standpunt handhaaft. In de brief schrijft DSW - onder meer - het volgende:
(…) Wij wijzen op grond van artikel 12 lid 4 van de polisvoorwaarden alle ingediende
declaraties van [naam bedrijf 1] af. In totaal gaat het dan om € 38.951,36. Ook zullen wij een deel van de onderzoekskosten aan u doorberekenen. Dit bedrag hebben wij vastgesteld op € 1.075. Wij zullen daarnaast [naam bedrijf 1] uitsluiten van vergoeding vanuit de Zorgverzekeringswet. Dit betekent dat u geen betaling meer zult ontvangen voor zorg geleverd aan verzekerden van DSW Zorgverzekeraar en Stad Holland Zorgverzekeraar. Op grond van artikel 38 en 39 Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en de beleidsregel Transparantie Zorgaanbieders van de NZa (TH/BR-012) bent u verplicht voorafgaand aan het leveren van zorg aan onze verzekerden schriftelijk te melden dat de zorg verleend door u en uw organisatie niet langer wordt vergoed. Indien u dit nalaat, rust eveneens op onze verzekerden geen betalingsplicht.
Omdat u betrokken bent bij fraude nemen wij uw (persoons)gegevens op in ons incidentenregister voor de duur van 8 jaren. De afdeling Bijzonder Onderzoek maakt voor het vastleggen en verwerken van (persoons)gegevens gebruik van een incidentenregister. De maximum bewaartermijn voor (persoons)gegevens in dit register is acht jaar. Het incidentenregister ondersteunt activiteiten om de veiligheid en integriteit van ons bedrijf te waarborgen. (....)
Omdat we vermoeden dat het incident meerdere zorgverzekeraars raakt, respectievelijk kan raken, gaan wij er van uit dat u op eigen initiatief correcties doorgeeft aan andere zorgverzekeraars en stellen we mogelijk betrokken zorgverzekeraars hiervan voor de volledigheid op de hoogte. De reden die hieraan ten grondslag ligt, is het feit dat het onjuist declareren in strijd is met vigerende wet- en regelgeving en derhalve onrechtmatig is. Wellicht ten overvloede merken wij op dat ook andere zorgverzekeraars kunnen onderzoeken of er sprake is van onterechte declaraties of fraude.
Omdat uw bedrijf een eenmanszaak betreft, hebben wij uw persoonsgegevens opgenomen in het Extern Verwijzingsregister voor de duur van 1 jaar. Financiële instellingen in Nederland kunnen, volgens de regels van het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen, toetsen of u in dit register voorkomt. Dit register wordt door financiële instellingen gebruikt om de integriteit van klanten en relaties te beoordelen.
Degene die toetst of uw gegevens voorkomen in dit register is verplicht om bij ons navraag te doen over de reden van uw registratie. Wij begrijpen dat de registratie gevolgen voor u kan hebben als u bijvoorbeeld een andere verzekering of financieel product aanvraagt of solliciteert bij een financiële instelling. Daarom hebben wij een zorgvuldige afweging gemaakt tussen uw belangen en de belangen van de financiële instellingen. De schending van ons vertrouwen in u is zo ernstig dat wij het belangrijk vinden om uw gegevens in het waarschuwingssysteem op te nemen. (…)
2.12.
Bij brief van 25 februari 2020 heeft [eiseres] DSW wederom gesommeerd de openstaande facturen te voldoen. Daarnaast is DSW gesommeerd om de persoonsgegevens van [eiseres] te verwijderen uit alle frauderegisters en een rectificatie te sturen aan alle derden die door DSW en Stad Holland op de hoogte zijn gebracht van de aan het adres van [eiseres] gemaakte beschuldigingen. DSW heeft niet op deze brief gereageerd.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. DSW wordt veroordeeld om binnen twee dagen na het vonnis aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 41.401,53, vermeerderd met wettelijke rente over € 39.654,56 vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag der voldoening,
II. DSW en Stad Holland te veroordelen om de persoonsgegevens van [eiseres] met onmiddellijke ingang te verwijderen uit het interne verwijzingsregister, het externe verwijzingsregister en eventuele andere (fraude)registers waarin deze zijn opgenomen, op straffe van een dwangsom,
III. DSW en Stad Holland te veroordelen om een rectificatie te sturen aan alle (rechts)personen aan wie DSW en Stad Holland een mededeling hebben gedaan waaruit afgeleid kan worden dat [eiseres] zich schuldig gemaakt heeft of betrokken is bij fraude, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de advocaat van [eiseres] , op straffe van een dwangsom,
IV. DSW en Stad Holland te verbieden toekomstige declaraties van [eiseres] op grond van de Zorgverzekeringswet voor verzekerden van DSW en Stad Holland uit te sluiten, op straffe van een dwangsom,
V. DSW en Stad Holland hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres] , nader op te maken bij staat, alsmede te veroordelen tot betaling van een voorschot op die schadevergoeding van € 15.000,- aan [eiseres] vermeerderd met wettelijke rente,
VI. DSW en Stad Holland hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Omdat [eiseres] ‘niet gecontracteerde zorg’ levert, kan zij aanspraak maken op vergoeding van 75% van het totaal openstaande factuurbedrag van € 52.872,74, dus op € 39.654,56. Per 5 juni 2020 bedraagt de verschuldigde rente over dit bedrag € 599,92. Daarnaast vordert zij buitengerechtelijke kosten van € 1.171,55. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 41.426,03 (
toevoeging rb: het in 3.1. onder I gevorderde bedrag is lager, de rechtbank heeft hier geen verklaring voor gevonden in het dossier).
3.3.
DSW en Stad Holland voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten.

4..De beoordeling

4.1.
DSW en Stad Holland stellen dat [eiseres] zich bij mevrouw [persoon A] schuldig heeft gemaakt aan de volgende onregelmatigheden. Ten aanzien van mevrouw [persoon A] :
voldoen de indicaties en de zorgplannen niet aan de richtlijnen van de beroepsvereniging V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland),
zijn zorgkosten gedeclareerd die niet onder de Zorgverzekeringswet vallen,
is meer zorg gedeclareerd dan noodzakelijk op grond van de beperkingen van mevrouw [persoon A] ,
is er opzettelijk onjuiste en misleidende informatie verstrekt met betrekking tot aandoeningen en beperkingen van mevrouw [persoon A] ,
zijn urenregistraties niet conform de werkelijkheid,
is bij de verzorging van mevrouw [persoon A] onvoldoende geschoold personeel ingezet.
4.2.
Op grond van het bovenstaande stellen DSW en Stad Holland dat er sprake is van verstrekking van onjuiste en onvolledige informatie door [eiseres] en dat [eiseres] zich ervan bewust moet zijn geweest dat zij onjuiste informatie aan DSW heeft verstrekt, zodat er sprake is van fraude. Dit brengt, aldus DSW en Stad Holland, mee dat alle thans nog openstaande facturen niet door DSW hoeven te worden vergoed en dat de naam van [eiseres] terecht is opgenomen in de diverse verwijzingsregisters.
4.3.
De rechtbank zal in het onderstaande beoordelen of deze door DSW en Stad Holland genoemde onregelmatigheden, mede gelet op het verweer van [eiseres] , de stelling dat sprake is van fraude kunnen dragen.
De juistheid van het indicatiebesluit en het zorgplan
4.4.
DSW en Stad Holland hebben de door [eiseres] gestelde gang van zaken met betrekking tot de totstandkoming van een indicatiebesluit en zorgplan niet betwist. De rechtbank stelt dan ook vast dat die als volgt is. Het indicatiebesluit en het zorgplan worden voorafgaand aan de zorgverlening per verzekerde opgesteld door een onafhankelijke wijkverpleegkundige. Als op enig moment tijdens de periode van zorgverlening blijkt dat de zorgbehoefte toe- of afneemt, dient opnieuw een indicatiebesluit en zorgplan te worden aangevraagd. Ten aanzien van mevrouw [persoon A] geldt dat zowel voorafgaand aan de periode van zorgverlening als tussentijds een indicatiebesluit en zorgplan zijn opgevraagd en afgegeven door een onafhankelijk wijkverpleegkundige en dat dit beide keren een andere wijkverpleegkundige was. Het indicatiebesluit en het zorgplan zijn steeds aan DSW verstrekt en door haar zonder protest behouden. Voorts is door [eiseres] onbetwist gesteld dat zij de zorg conform het zorgplan aan mevrouw [persoon A] heeft geleverd en dat de door [eiseres] opgestelde urenlijsten steeds door mevrouw [persoon A] zijn geaccordeerd. Tegen deze achtergrond hebben DSW en Stad Holland (volstrekt) onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van hun stelling dat aan [eiseres] een verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de in 4.1. genoemde onregelmatigheden a, c, en d. Het is immers niet [eiseres] die de indicatiebesluiten en zorgplannen opstelde maar (tot twee keer toe) een onafhankelijk wijkverpleegkundige. Als deze indicatiebesluiten en zorgplannen niet aan de daarvoor geldende vereisten voldeden dan wel deze onjuistheden bevatten ten aanzien van de aandoeningen en beperkingen, is dat niet te wijten aan [eiseres] maar aan de twee wijkverpleegkundigen die de beoordeling hebben uitgevoerd. Het verweer van DSW en Stad Holland dat [eiseres] zich ten aanzien van de inhoud van een indicatiebesluit en zorgplan niet aan alle verantwoordelijkheid kan onttrekken en ook zelf moet beoordelen of klopt wat er in staat, kan hen in deze zaak niet baten. Denkbaar is dat onder omstandigheden van een zorgverlener verwacht kan worden dat deze de verzekeraar wijst op onjuistheden in een indicatiebesluit of zorgplan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank echter pas aan de orde als sprake is van evidente onjuistheden die voor iedere redelijk handelend en redelijk bekwaam zorgverlener kenbaar zijn. Dat hiervan in casu sprake was, is gesteld noch gebleken.
De verleende zorg
4.5.
Nu de door [eiseres] opgestelde urenstaten door mevrouw [persoon A] zijn ondertekend, moet er in beginsel van worden uitgegaan dat de door [eiseres] gedeclareerde zorg daadwerkelijk is geleverd. Het is dan aan DSW en Stad Holland om gemotiveerd te stellen dat dit niet zo is. Vast staat dat DSW en Stad Holland voorafgaand aan hun bevindingen de door [eiseres] opgestelde rapportages ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden voor mevrouw [persoon A] niet hebben opgevraagd en dus ook niet hierover beschikten. Zij hebben de urenstaten derhalve ook niet aan de hand van de rapportages kunnen beoordelen. Desalniettemin hebben DSW en Stad Holland vergaande conclusies, zoals hiervoor weergegeven in 4.1. onder e, getrokken. Deze conclusies kunnen reeds hierom geen stand houden. Ter zitting is namens DSW en Stad Holland verklaard dat nu [eiseres] bij dagvaarding de betreffende rapportages heeft aangeleverd ter onderbouwing van haar stelling dat de zorg is geleverd, DSW en Stad Holland deze alsnog met de urenstaten hebben vergeleken en dat zij onregelmatigheden hebben gezien. Deze pas ter zitting ingenomen en niet onderbouwde stelling kan DSW en Stad Holland niet baten.
4.6.
DSW en Stad Holland stellen voorts dat er zorghandelingen zijn verricht door [eiseres] die niet zijn gedekt onder de Zorgverzekeringswet. In dit verband heeft de zoon van mevrouw [persoon A] een verklaring afgelegd die als productie 14 bij dagvaarding is overgelegd. Uit zijn verklaring kan worden afgeleid dat er soms noodzaak is tot twee keer douchen/wassen omdat de broek van zijn moeder ’s avonds soms vies is als ze te laat naar het toilet is gegaan en ze niet goed afveegt. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eiseres] ook verklaard dat een keer extra wassen/douchen soms nodig is omdat sommige mensen incontinent zijn en een ongelukje hebben gehad. Nu DSW en Stad Holland een en ander niet hebben betwist, gaat de rechtbank uit van de juistheid van hetgeen door [eiseres] is gesteld. Hiervan uitgaande, is naar het oordeel van de rechtbank het aan [eiseres] gemaakte verwijt zoals vermeld in 4.1. onder b niet komen vast te staan.
Opleidingsniveau personeel
4.7.
Met betrekking tot het in 4.1. onder f vermelde verwijt staat tussen partijen vast dat, naast [eiseres] zelf, ook een van haar medewerkers, te weten mevrouw [persoon D] , zorg aan mevrouw [persoon A] heeft verleend. DSW en Stad Holland leggen - zo begrijpt de rechtbank - aan dit verwijt het volgende ten grondslag. [eiseres] heeft zich schuldig gemaakt aan fraude doordat zij het opzet heeft gehad om een vergoeding te factureren bij DSW voor zorghandelingen die op basis van de polisvoorwaarden niet voor vergoeding in aanmerking komen. Immers, op basis van de polisvoorwaarden mag alleen zorg verleend worden door (minimaal) een Verzorgende IG niveau 3, terwijl [persoon D] ten tijde van de door haar verleende zorg een Helpende niveau 2 was. [eiseres] stelt hier tegenover dat [persoon D] alleen is ingezet voor handelingen waarvoor zij het vereiste diploma/certificaat (welke als productie 16 bij dagvaarding is overgelegd) had. Bovendien, zo stelt, [eiseres] , studeerde [persoon D] op het moment van de door haar verrichte handelingen nog om verzorgende niveau 3 te worden en heeft zij in dat kader ook met [eiseres] meegelopen bij wijze van stage. [eiseres] was bovendien niet op de hoogte van de polisvoorwaarde waar DSW en Stad Holland naar verwijzen.
4.8.
Uitgaande van de juistheid van de stelling van DSW en Stad Holland dat [persoon D] niet voldoende geschoold zou zijn voor de door haar verrichte zorghandelingen (welke stelling door [eiseres] wordt betwist), overweegt de rechtbank als volgt.
4.9.
Er is sprake van fraude als iemand heeft gehandeld met het opzet om een ander te benadelen. Hiervan uitgaande lag het op de weg van DSW en Stad Holland, als de partijen die [eiseres] beschuldigen van fraude en daar vergaande consequenties aan verbinden, om feiten en omstandigheden te stellen op basis waarvan vastgesteld kan worden dat [eiseres] facturen heeft gestuurd aan DSW voor handelingen die zijn uitgevoerd door onvoldoende geschoold personeel met het opzet om DSW te benadelen. Noch in de brief van 27 september 2019 aan [eiseres] , waarin DSW voor het eerst haar (voorlopige) bevindingen heeft opgenomen, noch nadien (toen [eiseres] het gestelde opzet uitdrukkelijk had betwist) hebben DSW en Stad Holland bedoelde feiten en omstandigheden gesteld. De enkele stelling dat de polisvoorwaarden op dit punt geen ruimte laten voor interpretatie, is in dit verband onvoldoende.
4.10.
Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat DSW en Stad Holland door de onterechte beschuldiging van fraude en het op basis van deze beschuldiging opnemen van de gegevens van [eiseres] in de frauderegisters en het doen van mededeling van de fraude aan derden, onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiseres] .
De vorderingen
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor in r.o. 4.4. tot en met 4.6. en in 4.9. is overwogen, is de door DSW en Stad Holland gestelde fraude niet komen vast te staan. Daarmee is de grondslag van het door DSW en Stad Holland gevoerde verweer komen te ontvallen. Dit brengt mee dat de door [eiseres] ingediende zorgdeclaraties door DSW moeten worden vergoed. Het ter zake door [eiseres] gevorderde bedrag van € 39.654,56 aan openstaande zorgdeclaraties zal daarom worden toegewezen. Het gevorderde bedrag van € 599,92 aan verschenen rente tot 5 juni 2020 en de gevorderde lopende rente vanaf 5 juni 2020 zullen als niet weersproken eveneens worden toegewezen.
4.12.
Nu in r.o. 4.10 tevens is geoordeeld dat DSW en Stad Holland onrechtmatig jegens [eiseres] hebben gehandeld, zal als verder niet weersproken worden toegewezen: het gevorderde bedrag van € 1.171,55 aan buitengerechtelijke kosten, de vordering van [eiseres] met betrekking tot de verwijdering van haar persoonsgegevens uit de diverse registers (3.1. sub II), alsmede de vordering tot het versturen van een rectificatie (3.1. sub III). De twee laatstgenoemde vorderingen op straffe van na te melden dwangsommen.
4.13.
[eiseres] heeft de mogelijkheid van schade als gevolg van de door DSW en Stad Holland gepleegde onrechtmatige daad voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de gevorderde hoofdelijke veroordeling van DSW en Stad Holland tot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres] , nader op te maken bij staat, zal worden toegewezen.
4.14.
Als voorschot op de schadevergoeding vordert [eiseres] € 15.000,00. Zij stelt ter onderbouwing hiervan, zo begrijpt de rechtbank, dat zij mevrouw [persoon A] heeft moeten informeren over het fraude-onderzoek dat naar haar liep en dat de gemiste omzet voor de zorg aan mevrouw [persoon A] naar schatting alleen al € 16.522,50 (5 maal de gemiddelde omzet per maand berekend over 2019) bedraagt.
Het gevorderde voorschot op de schadevergoeding kan in verband met het restitutierisico alleen worden toegewezen als vaststaat of voldoende aannemelijk is dat de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot zal worden toegewezen in de schadestaatprocedure. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om tot het oordeel te komen dat vaststaat of voldoende aannemelijk is dat in de schadestaatprocedure minimaal € 15.000,00 als schadevergoeding zal worden toegewezen. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.15.
De vordering van [eiseres] om DSW en Stad Holland te verbieden toekomstige declaraties van [eiseres] uit te sluiten (3.1. sub IV) zal echter worden afgewezen, nu er voor toekomstig in te dienen zorgdeclaraties niet reeds nu geoordeeld kan worden dat deze declaraties onverkort voor vergoeding onder de Zorgverzekeringswet in aanmerking zullen komen.
Proceskosten
4.16.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zullen DSW en Stad Holland hoofdelijk in de proceskosten in conventie worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
- dagvaarding € 112,45
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat
€ 2.228,00 +(2 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.277,45

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt DSW om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 41.401,53, vermeerderd met wettelijke rente over € 39.654,56 vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt DSW en Stad Holland om de persoonsgegevens van [eiseres] uiterlijk op 15 december 2021 te verwijderen uit het interne verwijzingsregister, het externe verwijzingsregister en eventuele andere (fraude)registers waarin deze zijn opgenomen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat DSW en Stad Holland in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen en met een maximum van € 25.000,00,
5.3.
veroordeelt DSW en Stad Holland om uiterlijk op 15 december 2021 een rectificatie te sturen naar alle (rechts)personen aan wie DSW en Stad Holland een mededeling hebben gedaan waaruit afgeleid kan worden dat [eiseres] zich schuldig gemaakt heeft of betrokken is bij fraude, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de advocaat van [eiseres] , en waarvan de tekst van de rectificatie luidt:
Geachte lezer,
In 2019 of 2020 heeft DSW / Stad Holland u een bericht gestuurd of mededeling gedaan over thuiszorgbureau [naam bedrijf 1] en/of mevrouw [persoon C] . Daarbij hebben wij medegedeeld dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan fraude ten aanzien van de gedeclareerde zorg.
DSW / Stad Holland hebben deze beschuldigingen ten onrechte geuit richting derden en heeft onrechtmatig gehandeld jegens [naam bedrijf 1] door de
mededelingen die DSW/Stad Holland aan u gedaan heeft over haar.
Op last van de rechtbank Rotterdam sturen wij u deze rectificatie.
op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat DSW en Stad Holland in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen en met een maximum van € 25.000,00,
5.4.
veroordeelt DSW en Stad Holland hoofdelijk tot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres] , nader op te maken bij staat,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.6.
veroordeelt DSW en Stad Holland hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.277,45,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021.
2438/1582