In deze zaak vorderde de eiseres, [naam eiseres], de ontruiming van een woning die door de gedaagden, [gedaagden 1 en 2], werd bewoond. De eiseres stelde dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verbleven, terwijl de gedaagden aanvoerden dat zij de woning huurden van de eiseres. De voorzieningenrechter oordeelde dat er te veel vragen openstonden over de vraag of er daadwerkelijk een huurovereenkomst was tussen partijen. De eiseres had de gedaagden kosteloos toestemming gegeven om de woning te betrekken tijdens haar afwezigheid, maar de gedaagden stelden dat er een huurrelatie was ontstaan. De rechter concludeerde dat de vordering van de eiseres niet toewijsbaar was, omdat de gedaagden hun standpunt voldoende gemotiveerd hadden betwist. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 25 november 2021 door mr. C. Bouwman en ondertekend door mr. P. de Bruin.