ECLI:NL:RBROT:2021:11724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
C/10/626865 / JE RK 21-2694
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met autisme en ontwikkelingsachterstand

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], die kampt met autisme en een ontwikkelingsachterstand. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 28 november 2021 en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar. De moeder en vader van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder bijgestaan werd door haar advocaat, mr. I.K. Oosterveen.

Tijdens de zitting is gebleken dat de omgang tussen de moeder en [naam kind] recentelijk is uitgebreid, maar dat dit heeft geleid tot onrust. De omgang is daarom weer teruggebracht naar een regeling van om de twee weken. De moeder heeft aangegeven dat zij een 50/50-zorgregeling wenst, maar de GI acht dit niet haalbaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de Nederlandse taal niet goed beheerst en heeft een tolk ingeschakeld voor het verhoor.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de afgelopen maanden gekenmerkt zijn door onrust en spanningen, en dat het in het belang van [naam kind] is om een definitieve omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 28 mei 2022, en heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum een rapportage te doen over de stand van zaken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/626865 / JE RK 21-2694
datum uitspraak: 15 november 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2014 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 15 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. I.K. Oosterveen,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1].
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Engelse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 2], tolk in de Engelse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 21 mei 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 28 november 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Sinds de omgang tussen de moeder en [naam kind] met een dag is uitgebreid, is de onrust toegenomen. De omgang is daarom weer teruggebracht naar vrijdag tot en met zondag, om de twee weken. De omgang heeft een tijdje stil gelegen. Sinds twee weken gaat [naam kind] weer naar de moeder toe. Hij wordt op vrijdag met de taxi gebracht en zondag door de vader weer opgehaald. De moeder wil een 50/50-zorgregeling, maar de GI acht dit niet haalbaar. De afgelopen tijd is geprobeerd met de moeder afspraken te maken. Onder meer is afgesproken dat zij haar zorgen op de mail zet, dat ze [naam kind] niet belast door telkens naar de huisarts te gaan en dat gewerkt gaat worden aan communicatieherstel tussen de ouders. Het uiteindelijke doel is dat er een structurele omgangsregeling wordt vastgelegd en dat de rust bij [naam kind] terugkeert. De moeder ontvangt gezinsondersteuning van Jeugdformaat en de vader ontvangt hulpverlening van Pameijer. Dit moet beide voortgezet worden. De moeder zal binnenkort ook een gesprek hebbenmet de hulpverleners van Cocon. Het is belangrijk dat de moeder de plaatsing van [naam kind] bij Cocon gaat accepteren en zich neerlegt bij wat Cocon [naam kind] kan bieden. De GI acht een nieuw onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de moeder niet nodig, maar als dit betekent dat de moeder zich daardoor gehoord en serieus genomen voelt, dan staat de GI daar niet negatief tegenover.

De standpunten

Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. [naam kind] kampt met autisme. De moeder heeft zich na de diagnose van [naam kind] verdiept in de materie en is tot de conclusie gekomen dat zij zelf ook autisme heeft. Zij staat op een wachtlijst bij GGZ-Delfland voor een officiële diagnose. Er heerst een enorm stigma rondom autisme. De moeder wil [naam kind] leren zelfverzekerd te zijn. Hij hoeft zich niet te schamen. Empathie is daarbij het sleutelwoord. Gelet op de nieuwe informatie en feiten wil de moeder graag een nieuw KSCD-onderzoek. Het vorige onderzoek dateert uit 2017. Dit onderzoek is niet meer geldig, bevat veel verouderde informatie en is destijds gebaseerd op onjuistheden en aannames over de psychische gesteldheid van de moeder. De moeder wil op termijn nog altijd een 50/50-zorgregeling. Daarom zou zij graag, met de nieuwe feiten en omstandigheden, opnieuw onderzocht willen hebben wat haar opvoedvaardigheden en mogelijkheden zijn. De moeder heeft baat bij de ondersteuning vanuit Jeugdformaat. Zij voelt zich daar gehoord. Ook accepteert de moeder de plek van [naam kind] bij Cocon, bij gebrek aan een passend alternatief gespecialiseerd in autisme. De moeder zou wel graag zien dat er meer samenwerking is met Cocon en dat Cocon open zou staan voor ideeën en tips vanuit de moeder. Namens de moeder is verzocht de ondertoezichtstelling voor een kortere periode, te weten zes maanden, te verlengen en het resterende deel aan te houden.
De vader is het eens met het verzoek. De afgelopen weken, met het terugbrengen van de omgang, is de rust weer teruggekeerd. De overdrachtsmomenten verlopen rustig en is er ook geen ruis meer via de mail. De vader hoopt voor de komende maanden dat de ouders de communicatie op gang kunnen brengen en dat het gezamenlijk ouderschap meer vorm gegeven kan gaan worden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de afgelopen maanden in het teken hebben gestaan van onrust en spanningen. Een poging om de omgang met de moeder uit te breiden is niet succesvol verlopen en heeft geleid tot meer onrust. Ook de verstoorde communicatie tussen de ouders is hierdoor allerminst verbeterd. [naam kind] kampt met autisme en een ontwikkelingsachterstand. Het is voor hem des te meer van belang dat hij in alle rust en voorspelbaarheid kan toekomen aan zijn ontwikkeling, zowel bij Cocon als bij de vader. Het wisselen en ‘uitproberen’ van de omgang met de moeder is daarbij niet helpend. Het is in het belang van [naam kind] dat er op korte termijn een definitieve omgangsregeling wordt vastgelegd, al dan niet via de rechtbank. De afgelopen maanden is dit niet gelukt. Hoewel de kinderrechter niet zonder voorliggend verzoek kan oordelen over de invulling van de ondertoezichtstelling, is het wenselijk dat de wens van de moeder om een nieuw onderzoek naar haar opvoedvaardigheden met alle betrokkenen wordt besproken. Een nieuw onderzoek naar de psychische gesteldheid van de moeder en haar mogelijkheden in de opvoeding van [naam kind] kan helpend zijn bij het vaststellen van een omgangsregeling en kan tegelijkertijd zorgen voor de nodige rust, duidelijkheid en acceptatie. De komende maanden dient hier aandacht voor te zijn, alsmede voor de verstoorde communicatie tussen de ouders. De kinderrechter is van oordeel dat de hulpverlening vanuit Jeugdformaat en Pameijer voortgezet dient te worden, nu is gebleken dat alle partijen hier baat bij hebben.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de vele ontwikkelingen die gaande zijn en de behoefte van [naam kind] om op korte termijn duidelijkheid te hebben over waar hij aan toe is, ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige aan te houden.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 28 mei 2022;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 april 2022 pro forma;
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en mr. I.K. Oosterveen op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. I.K. Oosterveen) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2021 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.