In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 november 2021 een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de jeugdige [naam kind], geboren in 2006. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft het verzoek ingediend, omdat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [naam kind] ernstig belemmeren. De ouders van [naam kind] hebben ingestemd met het verzoek, aangezien de thuissituatie niet langer houdbaar is door toenemende escalaties en zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat [naam kind] zich aan de hulp onttrekt en dat de veiligheid van zowel [naam kind] als de ouders in gevaar is.
Tijdens de zitting zijn de ouders, [naam kind] en een vertegenwoordiger van de GI gehoord. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de situatie in de afgelopen maanden is verslechterd, met verbale en fysieke agressie binnen het gezin en zorgwekkende dreigingen van [naam kind]. Ambulante hulp en crisisopnames hebben niet geleid tot verbetering. De kinderrechter heeft besloten dat een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden noodzakelijk is, met als doel de veiligheid te waarborgen en de ontwikkeling van [naam kind] te bevorderen. De machtiging is ingegaan op 15 november 2021 en loopt tot 15 mei 2022, ongeacht of deze wordt geëxecuteerd.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de (on)veiligheid het criterium is voor de beoordeling van de noodzaak van gesloten plaatsing. De ouders hebben aangegeven dat zij de voorwaardelijke machtiging zien als een laatste redmiddel om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft de voorwaarden voor de jeugdhulp vastgesteld en de GI heeft toegezegd dat de plaatsing niet langer dan drie maanden zal duren, mocht het tot executie komen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.