ECLI:NL:RBROT:2021:11736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
9093420 \ CV EXPL 21-10491
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en uitleg cao-bepalingen in de zorgsector

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een loonvordering van een verpleegkundige, aangeduid als [eiseres], tegen haar werkgever, Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep (SFVG). De eiseres vorderde onder andere een verklaring voor recht dat zij per 1 oktober 2019 in trede 8 van FWG 50 is ingedeeld, alsook achterstallig salaris en andere vergoedingen. De zaak draait om de uitleg van bepalingen uit de cao Ziekenhuizen, specifiek over bevordering en inschaling na diplomering. De eiseres was sinds 2004 in dienst en had in 2019 haar diploma als endoscopieverpleegkundige behaald. Ze stelde dat haar salaris ten onrechte niet was verhoogd conform de cao-bepalingen, die vereisen dat bij bevordering het salaris met twee periodieken moet worden verhoogd. SFVG betwistte de vordering en stelde dat er geen sprake was van bevordering, omdat de eiseres al voor haar diplomering als leerling endoscopieverpleegkundige werkte en geleidelijk aan de taken van die functie vervulde. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een bevordering in de zin van de cao, omdat de eiseres al in de hogere functiegroep werkte en de cao-bepalingen niet van toepassing waren. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9093420 \ CV EXPL 21-10491
uitspraak: 19 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 3 maart 2021,
gemachtigde aanvankelijk: mr. R. Engel (A2 Legal) te ‘s-Hertogenbosch,
gemachtigde thans: mr. S. Kelder (A2 Legal) te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de stichting
Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.T. Oonincx-Vreeburg te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ respectievelijk ‘SFVG’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het vonnis van 21 juni 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van 22 september 2021 zijdens SFVG, met (nogmaals) productie 14.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 september 2021. Daarbij is [eiseres] in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens SFVG is verschenen [naam] ([functie]), bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. De gemachtigden hebben de respectieve standpunten van partijen nader toegelicht, waarbij zij beiden gebruik hebben gemaakt van pleitaantekeningen. Die pleitaantekeningen zijn aan het procesdossier toegevoegd. Ook partijen zelf hebben een mondelinge toelichting gegeven. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
Aan het slot van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de procedure op verzoek van beide partijen aangehouden in verband met minnelijk overleg.
1.3.
Bij brieven van 6 oktober 2021 hebben beide partijen verzocht om vonnis te wijzen.
Daarop heeft de kantonrechter de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden, na aanhouding op de rol van 5 november 2021.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van het volgende uitgegaan:
2.1.
[eiseres] is op 25 augustus 2004 in dienst getreden als leerling verpleegkundige bij het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam, de rechtsvoorganger van SFVG. Na diplomering tot verpleegkundige is zij vanaf medio 2008 tot oktober 2018 werkzaam geweest als verpleegkundige, laatstelijk op de afdeling Neurologie/Stroke Unit.
2.2.
[eiseres] is voorzitter van de Ondernemingsraad van SFVG.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en SFVG is de cao Ziekenhuizen (hierna: de cao) van toepassing.
2.4.
In lid 7 van artikel 7.1.5 van de cao is het volgende opgenomen:
“Een herindeling in een hogere functiegroep is geen bevordering in de zin van artikel 7.1.9.”
2.5.
In lid 3 van artikel 7.1.7 van de cao is het volgende bepaald:
“Iedere periodiekdatum wijzigt ten gevolge van een bevordering en na diplomering van een eerste zorgopleiding:
 bij bevordering wordt de bevorderingsdatum de nieuwe periodiekdatum;
 bij diplomering wordt de periodiekdatum de eerste van de maand na diplomering.”
2.6.
In artikel 7.1.9 van de cao is het volgende opgenomen:
“Bevordering
1. Bij bevordering naar een functie die is ingedeeld in een hogere functiegroep wordt het nieuwe salaris gebaseerd op de salarisschaal behorende bij de hogere functiegroep. Het oude salaris wordt hiertoe met twee periodieken verhoogd, waarna inpassing in de hogere schaal plaatsvindt.
2. Indien toekenning van twee periodieken niet mogelijk is in verband met het bereiken van het schaalmaximum, wordt de schaal verlengd met de benodigde inpassingstabelnummers, waarna inpassing in de hogere schaal plaatsvindt.
3. Het nieuwe salaris mag niet meer bedragen dan het maximum van de bij de hogere functie behorende schaal.
4. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen.”
2.7.
In artikel 7.2.6 van de cao is het volgende bepaald:
“Tweede opleidingen in de zorg en vervolgopleidingen
1. De werkgever stelt in overleg met de ondernemingsraad een beloningsbeleid vast voor de leerling-werknemer die reeds in het bezit is van een diploma uit de zorg en voor de leerling-werknemer die een vervolgopleiding volgt. Uitgangspunt hierbij is dat de leerling-werknemer er niet in inkomen op achteruit gaat.
2. Bij het ontbreken van instellingsbeleid behoudt de leerling het ip-nummer en doorloopt de schaal waarin hij voor aanvang van de opleiding was ingedeeld tot het diploma van de opleiding is behaald.”
2.8.
[eiseres] is op 2 oktober 2018 begonnen met een eenjarige opleiding tot endoscopieverpleegkundige. Zij is op 30 september 2019 gediplomeerd.
2.9.
In verband met voornoemde opleiding is [eiseres] vanaf 15 januari 2018 werkzaam geweest als aspirant-leerling endoscopieverpleegkundige en vanaf 1 oktober 2018 als leerling endoscopieverpleegkundige. Zij is na haar diplomering werkzaam als endoscopieverpleegkundige.
2.10.
Bij de overstap van verpleegkundige Neurologie/Stroke Unit naar aspirant-leerling endoscopieverpleegkundige heeft [eiseres] hetzelfde maandsalaris behouden, te weten € 2.878,00 bruto (schaal 45, trede 10). In juli 2018 heeft zij de gebruikelijke periodieke verhoging ontvangen. Haar maandsalaris bedroeg na verhoging € 3.008,00 bruto (schaal 45, trede 11). In juli 2019 heeft [eiseres] wederom de gebruikelijke periodieke verhoging ontvangen. Haar maandsalaris bedroeg na verhoging € 3.072,00 bruto (schaal 45, trede 12). Na de diplomering tot endoscopieverpleegkundige op 30 september 2019 is [eiseres] ingeschaald in schaal 50, trede 6. Haar maandsalaris bedraagt vanaf dan € 3.072,00 bruto. Zij is dus horizontaal overgeplaatst en haar salaris is niet gewijzigd.

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. SFVG te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen:
achterstallig salaris vanaf 30 september 2019 onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
de achterstallige eindejaarsuitkering 2019 en 2020, vakantiegeld 2020 en ORT over april en mei 2020 onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over het onder A. gevorderde bedrag vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 279,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
II. voor recht te verklaren dat [eiseres] per 1 oktober 2019 in trede 8 van FWG 50 is ingedeeld;
III. SFVG te veroordelen in de proceskosten;
IV. SFVG te veroordelen in de nakosten.
3.2.
Aan haar vorderingen heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
[eiseres] is na diplomering op 30 september 2019 bevorderd naar de functie van endoscopieverpleegkundige, welke functie is ingedeeld in een hogere functieschaal. Ingevolge artikel 7.1.9 van de cao had het maandsalaris van [eiseres] eerst moeten worden verhoogd met twee periodieken (schaal 45, van trede 12 naar trede 14) en had daarna inpassing in de hogere functieschaal (schaal 50, trede 8) moeten plaatsvinden. SFVG heeft de verhoging met twee periodieken ten onrechte achterwege gelaten. Bij correcte inschaling conform artikel 7.1.9 van de cao had het maandsalaris van [eiseres] vanaf 30 september 2019 niet € 3.072,00 bruto moeten zijn, maar € 3.215,00 bruto. Met de salarisverhoging op grond van de cao had het maandsalaris van [eiseres] per 1 januari 2020 € 3.477,00 bruto moeten bedragen. [eiseres] vordert een verklaring voor recht dat zij per 1 oktober 2019 is ingedeeld in trede 8 van schaal 50 en tevens de veroordeling van SFVG tot betaling van het achterstallige salaris. Daarnaast vordert [eiseres] correctie en nabetaling van de eindejaarsuitkering 2019 en 2020, het vakantiegeld over 2019-2020 en de ORT over de maanden april en mei 2020, omdat die zijn berekend over een te laag salaris. Voorts vordert [eiseres] de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen over voornoemde bedragen.
3.2.2.
SFVG kan voor de uitleg van de cao-bepalingen geen beroep doen op de toelichting van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (hierna: NVZ) op de tekst van de cao. Aan die toelichting kan volgens [eiseres] geen waarde worden toegekend, omdat de andere cao-partijen daar niet bij betrokken zijn geweest. De NVZ is een belangenvereniging voor de ziekenhuizen, niet voor de werknemers. De eenzijdige interpretatie van de NVZ is per definitie subjectief, ook als de inhoud van die toelichting bekend is bij de vakbonden.
Voor het geval wel waarde wordt toegekend aan die toelichting, geldt dat in het onderhavige geval geen sprake is van de onder punt 4 in die toelichting bedoelde situatie. [eiseres] heeft bij plaatsing in de functie van endoscopieverpleegkundige direct de volledige werkzaamheden verricht die bij die functie horen, zoals het zelfstandig draaien van bereikbaarheidsdiensten in de avond en de nacht en de coördinerende taken. De toelichting van de NVZ maakt niet duidelijk wanneer een werknemer uitgegroeid is en inzetbaar is op een hoger ingedeelde functie. Het is daarnaast onduidelijk wanneer er – uitgaande van het standpunt van SFVG – dan wel sprake zou kunnen zijn van een bevordering zonder dat de werknemer cursussen en opleidingen heeft gevolgd. Bovendien is de toelichting van de NVZ door SFVG niet geïmplementeerd in een beleid met objectief bepaalbare doelstellingen. Op grond van artikel 7.1.9 lid 4 van de cao kan SFVG een afwijkende regeling vaststellen met instemming van de ondernemingsraad. Artikel 2.3 van het salarisbeleid van SFVG kan niet worden aangemerkt als een dergelijke afwijkende regeling, omdat de vereiste instemming van de gezamenlijke ondernemingsraad daarvoor ontbreekt.
3.2.3.
Artikel 7.2.6 van de cao is niet van toepassing op de situatie van [eiseres]. In artikel 7.2.6 is bepaald dat het salaris van een werknemer niet omlaag mag worden bijgesteld als een werknemer door het volgen van een opleiding in een lager ingeschaalde functie (bijvoorbeeld de functie van aspirant-leerling) wordt geplaatst. Dat artikel is slechts van toepassing op een leerling-werknemer en slechts voor de periode van de opleiding tot aan het behalen van het diploma. Volgens de toelichting van de NVZ op dit artikel gaat een leerling die in een hogere functie wordt ingedeeld horizontaal over naar een andere functieschaal, omdat de leerling nog niet de vaardigheden bezit die bij de functie horen en daar geleidelijk aan in groeit. De leerling brengt de tijd als leerling dus door in de hogere functie en zit in die functieschaal tot de diplomering. De situatie van [eiseres] is een andere: zij is na diplomering geplaatst in een functie die is ingedeeld in een hogere schaal, zodat artikel 7.1.9 van de cao van toepassing is. Artikel 7.1.7 lid 3 van de cao is niet van toepassing op [eiseres], omdat dit artikel betrekking heeft op diplomering van een éérste zorgopleiding, terwijl het bij [eiseres] gaat om een vervolgopleiding.
3.2.4.
SFVG meet met twee maten door één extra periodiek toe te kennen aan de werknemers die de opleiding endoscopieverpleegkundige na 1 januari 2020 hebben behaald. Hieruit blijkt ook dat er een diversiteit bestaat in het handhaven en volgen van de cao en de eigen uitvoeringsregelingen en dat er geen transparant salarisbeleid bestaat.

4..Het verweer

4.1.
SFVG heeft geconcludeerd tot het niet ontvankelijk verklaren van [eiseres] in haar vorderingen althans tot het afwijzen van die vorderingen en tot veroordeling van [eiseres], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
4.2.
SFVG heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
4.2.1.
Op de situatie van [eiseres] is artikel 7.2.6 van de cao en het salarisbeleid van SFVG zoals neergelegd in artikel 9.4.2 (tweede alinea) van de Uitvoeringsregelingen van toepassing. In de cao is niet geregeld wat er met het salaris van de werknemer gebeurt als de werknemer de opleiding heeft afgerond. Dat blijkt expliciet uit de toelichting van de NVZ op de cao. Aan die toelichting moet waarde worden toegekend, omdat het de toelichting van de branchevereniging van de ziekenhuizen betreft, die als werkgeversvereniging partij is bij de cao. Bovendien is die toelichting bij de bonden bekend, blijkt nergens uit dat de toelichting niet juist zou zijn en is die toelichting ook beschikbaar voor de werknemers via HR of de salarisadministratie en heeft [eiseres] zelf de toelichting op artikel 7.1.9 van de cao opgevraagd en ontvangen. Conform de cao heeft SFVG bij gebreke van een regeling in de cao ten aanzien van voornoemde situatie een salarisbeleid opgesteld in artikel 9.4.2 van de Uitvoeringsregelingen, waarin die situatie wel wordt geregeld. De Uitvoeringsregelingen van SFVG vormen een nadere uitwerking van de cao-bepalingen naar beleid en wijken niet af van de cao-bepalingen. Het salarisbeleid van SFVG wordt conform artikel 7.2.6 lid 1 van de cao twee keer per jaar met de ondernemingsraad besproken en is in de periode 2018 tot en met 2021 aan de ondernemingsraad voorgelegd. [eiseres] is conform artikel 7.2.6 van de cao en artikel 9.4.2 (tweede alinea) van de Uitvoeringsregelingen na diplomering correct ingeschaald in schaal 50, trede 6 (een maandsalaris ten bedrage van € 3.072,00 bruto).
4.2.2.
Artikel 7.1.9 van de cao is niet van toepassing op de situatie van [eiseres], omdat geen sprake is van een bevordering als bedoeld in dat artikel. In de cao is geen definitie gegeven van het woord ‘bevordering’. Dat woord moet worden uitgelegd aan de hand van de cao-norm. Uit de structuur en de letterlijke bewoordingen van artikel 7.1.9 van de cao blijkt dat er sprake moet zijn van én een bevordering én van plaatsing in een functie die in een hogere functiegroep is ingedeeld. Het enkele feit dat iemand in een functie wordt geplaatst die in een hogere functiegroep is ingedeeld, maakt nog niet dat sprake is van bevordering. Deze grammaticale uitleg wordt ondersteund door de toelichting van de NVZ op de cao, waarin is bepaald dat pas sprake is van een bevordering als aan een aantal voorwaarden is voldaan. In de toelichting van de NVZ wordt toegelicht dat er geen sprake is van een bevordering als de taken en werkzaamheden van de werknemer geleidelijk zijn gewijzigd. Die situatie is hier aan de orde. [eiseres] is begonnen als aspirant-leerling, daarna als leerling en zij is vanaf diplomering volledig werkzaam als endoscopieverpleegkundige. [eiseres] is gaandeweg de opleiding meer taken van de toekomstige functie gaan verrichten en is geleidelijk gegroeid naar de functie van endoscopieverpleegkundige. Pas vanaf het moment van diplomering is zij de volledige taken van een endoscopieverpleegkundige gaan uitvoeren. Volgens de toelichting van de NVZ is dan geen sprake van een bevordering. Ook de toelichting van de NVZ op artikel 7.2.6 van de cao ondersteunt deze uitleg.
Voorts kan uit artikel 7.1.5 en artikel 7.1.7 van de cao worden afgeleid dat er in de situatie van [eiseres] geen sprake is van een bevordering. In artikel 7.1.5 van de cao is bepaald dat een herindeling in een hogere functiegroep geen bevordering is in de zin van artikel 7.1.9 van de cao. Plaatsing in een hogere functiegroep staat dan ook niet gelijk aan bevordering. In artikel 7.1.7 van de cao wordt uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen een periodieke verhoging na bevordering en een periodieke verhoging na diplomering. Bevordering en diplomering zijn daarom twee verschillende zaken. Bovendien is in artikel 9.4.2 (tweede alinea) van de Uitvoeringsregelingen expliciet opgenomen dat een werknemer na het positief afronden van de opleiding horizontaal wordt ingeschaald in de schaal behorend bij het positief afronden van de opleiding. Ook uit artikel 2.3 en artikel 6.1 van het salarisbeleid van SFVG volgt dat er geen sprake is van een bevordering als de werknemer een opleiding gaat volgen, die is gericht op het voldoen aan de functie-eisen van de toekomstige nieuwe functie. Daarnaast moeten de verstrekkende en negatieve financiële gevolgen van de interpretatie van [eiseres] bij de uitleg van artikel 7.1.9 van de cao worden betrokken alsmede het salarisbeleid dat andere ziekenhuizen hebben gemaakt naar aanleiding van artikel 7.1.9 van de cao. Geen enkel ander ziekenhuis hanteert beleid waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een bevordering in de situatie van [eiseres]. Aangezien geen sprake is van een bevordering als bedoeld in artikel 7.1.9 van de cao, wordt niet toegekomen aan lid 4 van dat artikel. Artikel 9.4.2 van de Uitvoeringsregelingen dan wel het salarisbeleid van SFVG zijn geen uitzondering als bedoeld in artikel 7.1.9 lid 4 van de cao.
4.2.3.
Dat SFVG de huidige regelingen onjuist of arbitrair zou toepassen door toekenning van één extra periodiek aan werknemers die per 1 januari 2020 de opleiding tot endoscopieverpleegkundige hebben afgerond wordt door SFVG betwist. Artikel 7.1.8 van de cao geeft SFVG de mogelijkheid om een gratificatie of een tijdelijke toeslag toe te kennen in het kader van de arbeidsmarktsituatie. Vanwege de krappe arbeidsmarkt in de zorg heeft SFVG gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 7.1.8 van de cao biedt.

5..De beoordeling

5.1.
De kernvraag is of [eiseres] bij indeling in de functie van endoscopieverpleegkundige per 30 september 2019 op grond van artikel 7.1.9 van de cao twee periodieken hoger ingeschaald had moeten worden. Bij de beantwoording van die vraag komt het aan op uitleg van de term ‘bevordering’ in voornoemd artikel. Die term is niet gedefinieerd in de cao.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten cao-norm. Die norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. (Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687).
5.3.
SFVG heeft weliswaar een beroep gedaan op de schriftelijke toelichting van de NVZ op de cao, maar die toelichting kan niet worden betrokken bij de uitleg van de cao-bepaling naar objectieve maatstaven. De NVZ is als werkgeversorganisatie betrokken bij de cao en niet gebleken is dat de betrokken werknemersorganisatie(s) de toelichting van de NVZ op de cao onderschrijven en daarmee instemmen. Dat de toelichting van de NVZ kenbaar is voor de werknemersorganisaties en werknemers maakt dat niet anders. Nu niet is gebleken dat een schriftelijke toelichting op de cao van alle bij de cao betrokken partijen bestaat, moet de uitleg in zoverre geschieden aan de hand van de tekst van de cao zelf.
5.4.
In artikel 7.1.9 lid 1 van de cao wordt gesproken over a) bevordering naar een functie, b) die in een hogere functiegroep is ingedeeld. De bewoordingen van het artikel laten ruimte voor het scenario van een bevordering naar een functie, die niet in een hogere functiegroep is ingedeeld. Dat en de structuur van het artikel duidt erop dat bevordering en het gaan uitoefenen van een in een hogere functiegroep ingedeelde functie twee aparte situaties vormen. Die uitleg wordt ondersteund door de bewoordingen van artikel 7.1.5 lid 7 van de cao. In dat artikel is expliciet verwoord dat herindeling in een hogere functiegroep geen bevordering is in de zin van artikel 7.1.9. Uit de bewoordingen van artikel 7.1.9 lid 1 gelezen in samenhang met artikel 7.1.5 lid 7 kan aldus worden afgeleid dat bevordering en het gaan uitoefenen van een in een hogere functiegroep ingedeelde functie twee aparte situaties zijn en niet zonder meer met elkaar gelijk te stellen zijn.
5.5.
Dan is de vraag of van bevordering sprake is in het geval een werknemer na diplomering een functie als gediplomeerde gaat uitoefenen. De bewoordingen en de structuur van artikel 7.1.7 lid 3 van de cao duiden erop dat diplomering van een eerste zorgopleiding en bevordering niet aan elkaar gelijk zijn, maar twee aparte situaties vormen. Aangezien artikel 7.1.7 lid 3 van de cao expliciet spreekt over een
eerstezorgopleiding, is de vraag wat te gelden heeft in de situatie van een tweede of een vervolgopleiding. Die situatie is hier aan de orde, omdat de opleiding tot endoscopieverpleegkundige niet de eerste opleiding in de zorg is die [eiseres] heeft gevolgd. In dit verband is artikel 7.2.6 van de cao relevant. De kop van het artikel vermeldt immers ‘tweede opleidingen in de zorg en vervolgopleidingen’. Voor zover de stelling van [eiseres] moet worden gevolgd dat artikel 7.2.6 niet de inschaling van een werknemer regelt die na diplomering als gediplomeerde een nieuwe functie gaat uitoefenen, maar alleen de inschaling van de leerling-werknemer en slechts voor de duur van de opleiding, dan geldt dat dit niet ‘automatisch’ meebrengt dat artikel 7.1.9 van de cao voornoemde situatie dan wél beschrijft of zou moeten beschrijven en dan wel onder de noemer ‘bevordering’. Dat bevordering moet worden uitgelegd als de situatie dat een werknemer na diplomering voor een tweede of vervolgopleiding – in tegenstelling tot diplomering na een eerste opleiding – een (eventueel in een hogere functiegroep ingeschaalde) functie als gediplomeerde gaat uitoefenen, kan niet worden afgeleid uit de tekst en de structuur van de cao. In dit verband komt mede betekenis toe aan artikel 9.4.2 van de Uitvoeringsregelingen. Dat artikel bepaalt dat de medewerker die een vervolgopleiding volgt gedurende die opleiding ingeschaald blijft in zijn huidige functionele schaal, de periodieken in die schaal ontvangt totdat het maximum is bereikt en dat die medewerker na het afronden van de opleiding horizontaal wordt ingedeeld in de schaal die hoort bij het positief afronden van de opleiding. Dat is hetgeen gebeurd is in het geval van [eiseres].
De stelling van [eiseres] dat aan de Uitvoeringsregelingen geen betekenis toekomt aangezien de Ondernemingsraad (OR) daar nooit mee heeft ingestemd wordt door de kantonrechter gepasseerd. SFVG heeft onweersproken gesteld dat over het uitvoeringsbeleid periodiek overleg is gevoerd met de OR. Wanneer de stelling van [eiseres] juist zou zijn dat de OR met dat uitvoeringsbeleid nooit heeft ingestemd, had het op de weg van [eiseres] c.q. de OR gelegen om op dat punt actie te ondernemen, waarbij van belang is dat [eiseres] voorzitter is van de OR.
5.6.
Nu voorts vaststaat dat [eiseres] voorafgaande aan haar diplomering als endoscopieverpleegkundige al sinds 1 oktober 2018 werkzaam was als leerling endoscopieverpleegkundige onderschrijft de kantonrechter de visie van SFVG dat sprake is geweest van een groei in functie en geen bevordering naar de functie van endoscopieverpleegkundige. Dat betekent dan ook dat artikel 7.1.9 van de cao toepassing mist.
5.7.
Nu er geen aanknopingspunten zijn voor de uitleg van de term ‘bevordering’ in de situatie zoals door [eiseres] is gesteld, bestaat geen grondslag voor toewijzing van de vorderingen. In dat verband acht de kantonrechter tevens van belang dat [eiseres] geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat NU’91, de vakorganisatie waarvan zij lid is, haar standpunt ten aanzien van de uitleg van de cao onderschrijft. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dat lot.
5.8.
Aangezien er geen grondslag is voor toewijzing en de vorderingen dus zullen worden afgewezen, behoeven de overige geschilpunten van partijen geen bespreking.
5.9.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 498,00 (twee punten à € 249,00 aan salaris voor de gemachtigde van SFVG. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld, aangezien de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SFVG vastgesteld op:
  • € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;
  • te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien [eiseres] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [eiseres] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286