ECLI:NL:RBROT:2021:11739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
9120066 \ CV EXPL 21-11857
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. D.L. Spierings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening of schenking in het kader van een cosmetische ingreep

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een vordering van [eiseres] tegen [gedaagde] met betrekking tot een bedrag van € 5.500,00 dat [eiseres] aan [gedaagde] heeft verstrekt voor een cosmetische ingreep. De procedure is gestart met een dagvaarding op 23 maart 2021. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [eiseres] stelt dat het bedrag is verstrekt als een lening, terwijl [gedaagde] betwist dat er sprake is van een lening en stelt dat het om een schenking gaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van geldlening kan zijn, maar dat [eiseres] moet bewijzen dat deze overeenkomst daadwerkelijk tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft [eiseres] toegelaten tot het leveren van bewijs en verdere beslissingen zijn aangehouden. De zaak is complex door de persoonlijke relatie tussen partijen en de verschillende interpretaties van de betalingen. De uitspraak is gedaan op 22 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9120066 \ CV EXPL 21-11857
uitspraak: 22 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 23 maart 2021,
gemachtigde: mr. C.S. Winter te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.J. Ruysendaal te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met één productie;
  • het tussenvonnis van 12 juli 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 23 september 2021 van de gemachtigde van [eiseres], met één productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2021. Daarbij is verschenen [eiseres] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde en [gedaagde] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. De zaak is met partijen besproken. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van het volgende uitgegaan:
2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een vriendschappelijke relatie (gehad).
2.2.
In oktober 2016 is [gedaagde] (toen 19 jaar oud) samen met [eiseres] (toen ongeveer dezelfde leeftijd) en een gezamenlijke vriendin, [naam 1] (hierna: [naam 1]), naar een consult voor een mogelijke cosmetische ingreep bij [gedaagde] geweest.
2.3.
[eiseres] heeft op 14 november 2016 een bedrag ter hoogte van € 5.000,00 overgemaakt aan [gedaagde]. Op 17 november 2016 heeft [eiseres] een bedrag ter hoogte van € 500,00 overgemaakt aan [gedaagde].
2.4.
Op 30 maart 2017 heeft [gedaagde] een bedrag ter hoogte van € 350,00 overgemaakt aan [eiseres].
2.5.
Op 12 januari 2021 hebben [eiseres] en [gedaagde] – voor zover nu relevant – het volgende gesprek gevoerd via WhatsApp
(namen tussen haakjes door de kantonrechter toegevoegd ter verduidelijking):
“(…)
[12-01-2021 11:20:13] ([eiseres]): Hi [gedaagde], hoe is het?
Sorry dat ik er weer over begin maar ik vroeg me af hoe het zit met t geld. We hadden december afgesproken maar ik hoorde steeds niks dus vandaar dit appje. Ik zou het je niet opdringen als ik het niet echt nodig had maar ik heb op dit moment niet echt een andere keus. Ik kom zondag langs om het op te halen of je kunt het storten. Nogmaals sorry maar je moet me echt snappen.
[12-01-2021 13:41:25] ([gedaagde]): Hi hi
[12-01-2021 13:41:30] ([gedaagde]): Ik snap je ook zeker hoor
[12-01-2021 13:41:44] ([gedaagde]): Ik had het je graag gegeven als ik het had want dit is een kut situatie
[12-01-2021 13:41:56] ([gedaagde]): Maar dat is nu niet het geval..
[12-01-2021 13:50:26] ([eiseres]): ja zeker een vervelende situatie, maar misschien kan je t even met je moeder overleggen hoe je dit het beste kan oplossen
[12-01-2021 13:50:44] ([eiseres]): misschien kan zij het je lenen want ik kan nu niet nergens vandaan halen
(…)”
2.6.
Op 16 januari 2021 heeft – voor zover nu relevant – het volgende WhatsApp-gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [gedaagde]
(namen tussen haakjes door de kantonrechter toegevoegd ter verduidelijking):
"(…)
[16-01-2021 14:49:29] ([gedaagde]): Ik heb het met d'r besproken
[16-01-2021 14:49:31] ([eiseres]): Hahaha helaas nog
[16-01-202114:49:49] ([gedaagde]): Ze is er niet blij mee maar ze kan me niet verder helpen
[16-01-2021 14:50:16] ([gedaagde]): Ze heeft het financieel krap maar ze zou me sws nooit 4
duizend euro lenen zegt ze(…)
[16-01-202114:50:46] ([gedaagde]): Dus ik moet het je zelf gwn betalen
(…)”
2.7.
Op 16 januari 2021 heeft – voor zover nu relevant – het volgende WhatsApp-gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en de moeder van [gedaagde]
(namen tussen haakjes door de kantonrechter toegevoegd ter verduidelijking):
“(…)
[16-01-2021 16:57:16] ([eiseres]): Ik heb net een boze [gedaagde] aan de lijn gehad en ze vertelde mij dat als ik het geld niet van u krijg dat ik het helemaal niet van haar zal krijgen en dat ik haar niet meer hoef te benaderen. Ik dacht ik geef het door, want nu weet ik mij helemaal geen raad.
[16-01-2021 17:33:11] (moeder van [gedaagde]): Ik heb haar vader intussen gesproken. Want ook ik weet mij geen raad ik krijg hier hoofdpijn van en ik heb sinds kort een heel hoge bloeddruk. Hij vind het van jullie alletwee onverantwoordelijk 18 en 19. Hoe kan je iemand van 18 € 5000 lenen en dat voor een bilvergroting?
(…)”
2.8.
[gedaagde] heeft op 17 januari 2021 – voor zover nu relevant – de volgende WhatsApp-berichten gestuurd aan [eiseres]
(naam tussen haakjes door de kantonrechter toegevoegd ter verduidelijking):
"(…)
[17-01-2021 15:05:58] ([gedaagde]): Ik heb je duidelijk gezegd
[17-01-2021 15:06:07] ([gedaagde]): Connect me ma niet anders gaan dingen heel averechts
werken
[17-01-202115:06:15] ([gedaagde]): Plus ik heb de middelen niet om je terug te betalen
(…)”

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
  • tot betaling van € 5.150,00, althans een bedrag dat de kantonrechter juist acht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dag, tot de dag van algehele voldoening;
  • tot betaling van € 632,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een bedrag dat de kantonrechter juist acht, te vermeerderen met de wettelijke rente;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen die termijn uitblijft.
3.2.
Aan de vordering tot terugbetaling van € 5.150,00 heeft [eiseres] primair een overeenkomst van geldlening tussen partijen en subsidiair ongerechtvaardigde verrijking ten grondslag gelegd en daartoe – naast de vaststaande feiten – het volgende aangevoerd.
3.2.1.
[eiseres] heeft in november 2016 op verzoek van [gedaagde] aan haar in totaal € 5.500,00 geleend ten behoeve van een cosmetische ingreep in België en de autohuur voor de reis daarheen. Bij het overmaken van € 5.000,00 op 14 november 2016 hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] met ingang van maart 2017 € 350,00 per maand zou aflossen, omdat [gedaagde] vanaf die maand zou beginnen met een nieuwe baan. [naam 1] was aanwezig bij het overmaken van het geld en het maken van die betalingsafspraak. [gedaagde] heeft op 31 maart 2017 eenmalig € 350,00 betaald aan [eiseres]. Vanaf 2018 heeft [eiseres] [gedaagde] meerdere keren benaderd om het restant van de geldlening terug te betalen. [eiseres] heeft in januari 2021 wederom contact gezocht met [gedaagde]. In de toen gevoerde WhatsApp-gesprekken (zie punt 2.5, 2.6 en 2.8) heeft [gedaagde] erkend dat zij geld moet terugbetalen aan [eiseres]. Op 21 januari 2021 heeft [gedaagde] ook in een telefoongesprek met een vriendin van [eiseres], [naam 2] (hierna: [naam 2]), erkend dat zij een geldbedrag verschuldigd is aan [eiseres] en medegedeeld dat zij vanwege haar financiële omstandigheden niet tot terugbetaling zal overgaan. Pas nadat [eiseres] een deurwaarder heeft ingeschakeld, heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een schenking.
3.2.2.
Als [gedaagde] haar betalingsverplichting niet nakomt, wordt [gedaagde] ten nadele van [eiseres] ongerechtvaardigd verrijkt. [gedaagde] is dan gehouden om de schade die [eiseres] als gevolg daarvan lijdt te vergoeden. Het betreft in totaal € 5.150,00.
3.3.
[eiseres] heeft naast (terug)betaling van € 5.150,00 ook aanspraak gemaakt op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft buitengerechtelijke werkzaamheden moeten (laten) verrichten en kosten moeten maken om [gedaagde] te bewegen om aan haar betalingsverplichting te voldoen. [gedaagde] dient die kosten te vergoeden.

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vorderingen en tot veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] heeft daartoe – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
Partijen hebben niet afgesproken dat [gedaagde] het aan haar verstrekte bedrag van in totaal € 5.500,00 aan [eiseres] moest terugbetalen. [eiseres] heeft dat bedrag aan haar geschonken, zodat zij de cosmetische ingreep in België kon ondergaan en de autohuur voor de reis daarheen kon betalen. De betaling van € 350,00 aan [eiseres] op 30 maart 2017 was ten behoeve van kaartjes voor een concert van Drake in Amsterdam destijds.

5..De beoordeling

5.1.
De kern van het geschil is of tussen [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening voor een bedrag van in totaal € 5.500,00 tot stand is gekomen, uit hoofde waarvan [gedaagde] een (restant)bedrag ter hoogte van € 5.150,00 aan [eiseres] moet betalen.
5.2.
De overeenkomst van geldlening is gedefinieerd als de kredietovereenkomst waarbij de ene partij, de uitlener, zich verbindt aan de andere partij, de lener, een som geld te verstrekken en de lener zich verbindt aan de uitlener een overeenkomstige som geld terug te betalen (artikel 7:129 BW). Vaststaat dat [eiseres] aan [gedaagde] in november 2016 in totaal € 5.500,00 heeft verstrekt. De vraag is of partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] een overeenkomstige som geld aan [eiseres] moet terugbetalen.
5.3.
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat partijen mondeling een overeenkomst van geldlening voor een bedrag ter hoogte van in totaal € 5.500,00 zijn overeengekomen in verband met een cosmetische ingreep bij [gedaagde] en de autohuur voor de reis naar België. [eiseres] heeft haar standpunt toegelicht in de processtukken (zie samengevat onder punt 3.2.1) en heeft in aanvulling daarop ter zitting gesteld dat een geluidsopname bestaat van het telefoongesprek tussen [naam 2] en [gedaagde]. Zij heeft aangeboden die geluidsopname in het geding te brengen. In reactie op het verweer van [gedaagde] heeft [eiseres] ter zitting nogmaals gewezen op de WhatsApp-gesprekken met [gedaagde] en herhaald dat de betaling van € 350,00 door [gedaagde] bedoeld was ter uitvoering van de tussen partijen gemaakte betalingsafspraak in het kader van de geldlening en gesteld dat die betaling niet bestemd was voor concertkaartjes. Zij heeft toegelicht dat de kaartjes voor het concert van Drake door [eiseres] zelf zijn aangeschaft als een verjaardagscadeau voor iemand anders. Toen die persoon niet mee kon naar het concert, is [gedaagde] meegegaan, aldus [eiseres]. Zij heeft verder ter zitting toegelicht dat geen sprake kan zijn van een schenking, omdat [eiseres] wist dat zij dan belasting zou moeten betalen over het ter beschikking gestelde bedrag en zij het bedrag dan niet zou hebben overgemaakt aan [gedaagde], maar contant aan haar zou hebben gegeven, hetgeen niet is gebeurd. Daarnaast is het niet aannemelijk dat [eiseres] een bedrag ter hoogte van € 5.500,00 zou schenken aan [gedaagde], aldus [eiseres]. De kosten voor het reisje naar London zijn volgens haar niet te vergelijken met een lening ter hoogte van zo’n geldbedrag. Volgens [eiseres] staat de uitkering vanwege een letselschade vast bij de bank, heeft zij een baan en verkeert zij niet in financiële problemen. Dat zij dat zo deed voorkomen in de WhatsApp-gesprekken was een klein leugentje om [gedaagde] te bewegen het geleende geld terug te betalen, aldus [eiseres]. Zij heeft verder ter zitting toegelicht dat zij eerst niet teveel heeft aangedrongen op terugbetaling, omdat [gedaagde] haar baan kwijt was geraakt, weer op school zat en niet in staat was om het geld terug te betalen. Wegens het stranden van de vriendschap heeft [eiseres] begin 2021 wel werk gemaakt van het verkrijgen van terugbetaling van het geleende geld, aldus [eiseres]. Zij heeft er tot slot op gewezen dat [gedaagde] in de WhatsApp-gesprekken heeft erkend dat zij geld moet terugbetalen en pas na de inschakeling van een deurwaarder door [eiseres] zich op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een schenking in plaats van een geldlening.
5.4.
[gedaagde] heeft betwist dat partijen hebben afgesproken dat zij het aan haar verstrekte geldbedrag ter hoogte van € 5.500,00 moet terugbetalen aan [eiseres]. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] het bedrag aan haar heeft geschonken. Zij heeft toegelicht dat [eiseres] na het consult zelf heeft aangeboden om de kosten voor de cosmetische ingreep te betalen, omdat [eiseres] benieuwd was naar de resultaten. [eiseres] heeft € 5.000,00 aan haar overgemaakt in het bijzijn van de huidige vriend van [gedaagde] en daarna heeft [eiseres] nog € 500,00 overgemaakt aan [gedaagde] om de autohuur voor de reis naar België te betalen. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] een aantal jaar vóór de vermeende geldlening een uitkering van € 150.000,00 gekregen in verband met een letselschade en heeft zij uit onzekerheid verschillende vriendschappen geprobeerd te kopen door geld uit te delen aan andere meisjes ten behoeve van reisjes en etentjes. Zo heeft [gedaagde] een keer een reisje naar London gemaakt met [eiseres], aldus [gedaagde]. Volgens [gedaagde] wil [eiseres] het geschonken geld nu terug hebben, omdat haar uitkering op is en zij geld nodig heeft. [gedaagde] heeft ter zitting toegelicht dat [eiseres] haar een schuldgevoel aanpraatte en dat zij daarom in een van de overgelegde WhatsApp-gesprekken aan [eiseres] heeft aangeboden om het geld dat zij aan haar had gegeven, terug te betalen om haar zo te helpen met haar persoonlijke situatie. De moeder van [gedaagde] heeft in het WhatsApp-gesprek weliswaar gerefereerd aan een geldlening, maar dat heeft zij uitsluitend gedaan omdat [eiseres] dat aan haar heeft verteld, aldus [gedaagde]. Haar moeder was echter helemaal niet aanwezig bij het gesprek over de schenking en kan daar dus niets over verklaren. Het telefoongesprek met [naam 2] lijkt een verzinsel van [eiseres], aldus [gedaagde]. Volgens [gedaagde] heeft de betaling van 30 maart 2017 ten bedrage van € 350,00 betrekking op concertkaartjes voor de artiest Drake, die destijds in Amsterdam optrad en heeft dus niets te maken met een geldlening of een betalingsafspraak, aldus [gedaagde]. De gemachtigde van [gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat [gedaagde] zich al voordat zij bij hem juridisch advies heeft ingewonnen op het standpunt had gesteld dat sprake is van een schenking in plaats van een geldlening.
5.5.
Gelet op de gemotiveerde betwisting en toelichting door [gedaagde], staat zonder verder bewijs niet vast dat tussen [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening voor een bedrag ter hoogte van in totaal € 5.500,00 tot stand is gekomen. Aangezien [eiseres] zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling dat partijen een geldlening zijn overeengekomen (namelijk: terugbetaling van het restant van de gestelde geldlening door [gedaagde]), rust de bewijslast op grond van de hoofdregel van bewijslastverdeling ex artikel 150 Rv op [eiseres]. Het is aan [eiseres] om te bewijzen dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de door [eiseres] aan haar verstrekte som geld ten bedrage van € 5.500,00 moet terugbetalen. [eiseres] wordt, overeenkomstig haar bewijsaanbod, toegelaten tot het leveren van bewijs op dit onderdeel zoals hierna vermeld.
5.6.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

6..De beslissing

De kantonrechter:
laat [eiseres] toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres] en [gedaagde] zijn overeengekomen dat [gedaagde] het door [eiseres] aan haar ter beschikking gestelde bedrag van in totaal € 5.500,00 aan [eiseres] moet terugbetalen;
bepaalt dat:
  • [eiseres] zich ter rolzitting van
  • indien zij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, zij die dan dadelijk bij die akte in het geding moet brengen;
  • indien zij getuigen wenst voor te brengen, zij in die akte opgave moet doen van naam en woonplaats van de door haar voor te brengen getuigen alsook van de verhinderdata van beide partijen voor de daaropvolgende vier maanden; [eiseres] zal te zijner tijd zelf zorg hebben te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286