ECLI:NL:RBROT:2021:11740

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
8906205 \ CV EXPL 20-40760
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding in een civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door V.E.S. Elektrische installatiebedrijf tegen SBV Technische Service, draait het om onbetaalde facturen en een vordering tot schadevergoeding. De zaak is behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, die op 29 oktober 2021 uitspraak deed. V.E.S. vorderde betaling van verschillende facturen, maar de kantonrechter oordeelde dat V.E.S. niet voldoende bewijs had geleverd voor de werkzaamheden die zij had verricht. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van factuur E-064 af, omdat V.E.S. niet had aangetoond dat de werkzaamheden op deze factuur niet dezelfde waren als op een eerdere factuur. Voor factuur E-067 werd een gedeeltelijke toewijzing gedaan, waarbij een bedrag van ANG 2.953,58 werd toegewezen, terwijl andere facturen niet toewijsbaar waren wegens gebrek aan bewijs. Daarnaast werd de gevorderde schadevergoeding van SBV afgewezen, omdat SBV niet had aangetoond dat V.E.S. tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter veroordeelde SBV tot betaling van de toewijsbare bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en wees de vorderingen van SBV in reconventie af. De proceskosten werden toegewezen aan V.E.S., waarbij SBV als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8906205 \ CV EXPL 20-40760
uitspraak: 29 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
V.E.S. Elektrische installatiebedrijf,
gevestigd te Curaçao, Nederlandse Antillen,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 26 november 2020,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: [naam 1] (Juristu Incassodiensten BV) te Schiphol,
rolgemachtigde: [naam 2] te Heerhugowaard,
tegen
de vennootschap onder firma
SBV Technische Service,
gevestigd en kantoorhoudende te Spijkenisse,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
in het geding verschenen bij: [naam 3] ( [functie] ).
Partijen worden hierna aangeduid als ‘V.E.S.’ respectievelijk ‘SBV’.

1..Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
Het (verdere) verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het tussenvonnis van 7 mei 2021;
  • de aantekeningen van de griffier van de op de rolzitting van 2 juni 2021 door [naam 3] namens SBV gegeven mondelinge reactie alsmede de door hem bij die gelegenheid overgelegde akte uitlaten bewijslevering, met één productie;
  • de e-mail van 28 juni 2021 van de zijde van SBV, met aanvullende producties;
  • de akte uitlaten van V.E.S., met producties;
  • de antwoordakte van SBV, met één productie;
  • de rolbeslissing van 3 september 2021;
  • de akte uitlaten producties van V.E.S.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De (verdere) beoordeling

in conventie
2.1.
Bij tussenvonnis van 7 mei 2021 heeft de kantonrechter V.E.S. toegelaten tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden:
  • dat de werkzaamheden zoals vermeld op factuur E-064 niet dezelfde werkzaamheden zijn als reeds gefactureerd op factuur E-042;
  • dat V.E.S. álle werkzaamheden/uren zoals vermeld op factuur E-067 heeft uitgevoerd;
  • dat zij de werkzaamheden, zoals vermeld op facturen E-068 en E-069, in opdracht van SBV én daadwerkelijk heeft uitgevoerd;
  • zij de werkzaamheden, zoals vermeld op facturen E-070 en E-072, in opdracht van SBV heeft uitgevoerd.
2.2.
De kantonrechter heeft bij voornoemd tussenvonnis tevens bepaald dat V.E.S. zich op de rolzitting van 2 juni 2021 bij akte dient uit te laten of en zo ja, op welke wijze zij bewijs wenst te leveren. V.E.S. heeft om uitstel gevraagd voor het nemen van een akte op de rolzitting van 2 juni 2021. De kantonrechter heeft het uitstelverzoek gehonoreerd en V.E.S. in de gelegenheid gesteld om zich op de eerstvolgende rolzitting van 30 juni 2021 bij akte te uit te laten over de vraag of en zo ja, hoe zij het van haar verlangde bewijs wenst te leveren. V.E.S. heeft vervolgens bij akte van 30 juni 2021 drie schriftelijke verklaringen in het geding gebracht. De eerste twee verklaringen hebben volgens V.E.S. betrekking op de facturen van SBV en – zo verstaat de kantonrechter – dus uitsluitend op de tegenvordering van SBV. De derde verklaring is volgens V.E.S. van [naam 4] , de hoofduitvoerder van het project. SBV heeft bij akte gereageerd op deze stukken. Op hetgeen SBV heeft aangevoerd, wordt hierna teruggekomen, indien en voor zover van belang voor de beoordeling.
2.3.
Indien en voor zover V.E.S. en SBV in hun processtukken na het tussenvonnis van 7 mei 2021 nieuwe of gewijzigde stellingen en/of geschilpunten hebben aangevoerd of eerdere stellingen hebben herhaald, geldt dat de kantonrechter daar geen acht (meer) op slaat. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun stellingen over en weer naar voren te brengen en op elkaar te reageren. Na de mondelinge behandeling van 12 april 2021 is het onderzoek gesloten. V.E.S. is daarna bij het tussenvonnis van 7 mei 2021 in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren ten aanzien van de onder r.o. 2.1 vermelde punten en SBV is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Voor het aanvoeren van nieuwe of gewijzigde stellingen en/of geschilpunten is in dit stadium van de procedure geen plaats.
2.4.
Hierna zal per factu(u)r(en) worden beoordeeld of V.E.S. is geslaagd in het leveren van het verlangde bewijs van haar stellingen.
E-064
2.5.
V.E.S. heeft niets naar voren gebracht en geen stukken overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat de werkzaamheden zoals vermeld op factuur E-064 niet dezelfde werkzaamheden betreffen als reeds gefactureerd op factuur E-042. V.E.S. is niet geslaagd in het leveren van het van haar verlangde bewijs. Daarom staat in rechte niet vast dat V.E.S. de werkzaamheden zoals vermeld op factuur E-064 daadwerkelijk heeft uitgevoerd. Een deugdelijke grondslag voor veroordeling van SBV tot betaling van factuur E-064 ontbreekt. Dit onderdeel van de vordering is daarom niet toewijsbaar.
E-067
2.6.
V.E.S. heeft met betrekking tot factuur E-067 niets naar voren gebracht en geen stukken overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat V.E.S. álle werkzaamheden/uren zoals vermeld op die factuur heeft uitgevoerd. Uit de schriftelijke verklaring van de hoofduitvoerder kan slechts worden afgeleid dat V.E.S. gecontracteerd was voor een gedeelte van de werkzaamheden voor het project en dat zij SBV heeft geholpen waar het kon, waaronder met een keuring in gebouw B en C en met opleverpunten in gebouw C. Daaruit kan echter niets concreet worden afgeleid voor wat betreft de werkzaamheden/uren zoals vermeld op factuur E-067 waarvan V.E.S. betaling heeft gevorderd – nog daargelaten dat SBV de inhoud van die verklaring (gedeeltelijk) heeft betwist. V.E.S. is niet geslaagd in het leveren van het van haar verlangde bewijs en daarom is in rechte niet vast komen te staan dat V.E.S. álle werkzaamheden zoals vermeld op factuur E-067 heeft uitgevoerd.
2.7.
In r.o. 3.6 van het tussenvonnis van 7 mei 2021 is reeds geoordeeld dat tussen partijen wel vaststaat dat 120 arbeidsuren zijn gewerkt. Het totaalbedrag van de factuur bedraagt ANG 4.735,88 aan arbeidsloon exclusief O.B. 6% ten bedrage van ANG 284,15. De in de factuur genoemde verschillende uurtarieven en totaal aantal uren in aanmerking nemende, stelt de kantonrechter naar redelijkheid vast dat een bedrag van ANG 2.786,40 een redelijk loon is. Daarbij is de kantonrechter uitgegaan van een (gemiddeld) arbeidsloon van ANG 23,22 per uur maal 120 onbetwiste arbeidsuren. Voornoemde totaalbedrag aan arbeidsloon dient blijkens de factuur te worden vermeerderd met O.B. 6%. In totaal bedraagt het door SBV aan V.E.S. te betalen bedrag dan ANG 2.953,58. Dat bedrag is toewijsbaar.
2.8.
Gelet op het voorgaande is het bedrag van factuur E-067 dat het onder r.o. 2.7 genoemde bedrag te boven gaat niet toewijsbaar.
E-068 en E-069
2.9.
V.E.S. heeft niets naar voren gebracht en geen stukken overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat zij de werkzaamheden zoals vermeld op facturen E-068 en E-069 in opdracht van SBV én daadwerkelijk heeft uitgevoerd. De schriftelijke verklaring van de hoofduitvoerder is onvoldoende concreet daarover, nog daargelaten de betwisting van een deel van de inhoud van die verklaring door SBV. Naar het oordeel van de kantonrechter is V.E.S. er niet in geslaagd het verlangde bewijs te leveren. In rechte is daarom niet komen vast te staan dat V.E.S. in opdracht van SBV de gefactureerde werkzaamheden heeft uitgevoerd. Een deugdelijke grondslag voor veroordeling van SBV tot betaling van facturen E-068 en E-069 ontbreekt. Die facturen zijn niet toewijsbaar.
E-070 en E-072
2.10.
Met betrekking tot facturen E-070 en E-072 heeft V.E.S. niets naar voren gebracht en geen stukken overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat zij de werkzaamheden zoals vermeld op die facturen in opdracht van SBV heeft uitgevoerd. Uit de schriftelijke verklaring van de hoofduitvoerder kan niet worden afgeleid dat SBV V.E.S. mondeling opdracht heeft verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden zoals gefactureerd op facturen E-070 en E-072. V.E.S. is dan ook niet geslaagd in de bewijslevering. Een deugdelijke grondslag voor veroordeling van SBV tot betaling van facturen E-070 en E-072 ontbreekt. Daarom zijn die facturen niet toewijsbaar.
Samenvattend voor wat betreft de facturen
2.11.
Gelet op het voorgaande en op de overwegingen in het tussenvonnis van 7 mei 2021, is in conventie voor wat betreft de facturen toewijsbaar:
  • factuur E-065 ten bedrage van ANG 4.770,00;
  • een gedeelte van factuur E-067 ten bedrage van ANG 2.953,58.
Die bedragen zullen worden toegewezen.
Rente
2.12.
De gevorderde handelsrente ex artikel 6:119a BW is toewijsbaar over het toewijsbare deel van de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding. Voor toewijzing vanaf een eerdere datum is geen deugdelijke grondslag gesteld.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.13.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar zoals gevorderd. V.E.S. heeft niet gesteld dat zij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling geacht wordt een vergoeding in te sluiten.
2.14.
In de wet is bepaald dat in het geval van een betalingsachterstand in het kader van een handelsovereenkomst ook zonder dat een aanmaning is verstuurd een bedrag ter hoogte van € 40,00 is verschuldigd (artikel 6:96 lid 4 BW). Dat lagere bedrag is wel toewijsbaar.
Proceskosten
2.15.
Aangezien de vordering van V.E.S. deels wordt af- en deels wordt toegewezen en V.E.S. SBV terecht in rechte heeft betrokken, wordt SBV in de proceskosten van V.E.S. veroordeeld. De proceskosten bestaan uit verschotten (griffierecht en explootkosten) en gemachtigdensalaris. Het griffierecht is vastgesteld op € 996,00 en de explootkosten op € 87,99. Het salaris van de gemachtigde van V.E.S. wordt begroot op in totaal € 436,00 (1 punt voor de dagvaarding, 0,5 punt voor de akte uitlaten en 0,5 punt voor de akte uitlaten producties, in totaal 2 punten à € 218,00). Aangezien V.E.S. de procesvoering voor wat betreft de mondelinge behandeling in eigen hand heeft gehouden, worden geen salarispunten toegekend ter zake de mondelinge behandeling.
2.16.
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
in reconventie
2.17.
Bij tussenvonnis van 7 mei 2021 heeft de kantonrechter SBV toegelaten tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden:
  • dat V.E.S. is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst én dat SBV daardoor schade ter hoogte van € 9.769,30 heeft geleden;
  • dat zij factuur E-049 aan V.E.S. heeft betaald zonder rechtsgrond daartoe.
2.18.
SBV heeft ter voldoening aan die bewijsopdrachten bij akte d.d. 2 juni 2021 haar standpunt (nogmaals) toegelicht en een – ongedateerde – e-mail van de hoofdaannemer, [naam 5] , in het geding gebracht. V.E.S. heeft hierop bij akte d.d. 30 juni 2021 geantwoord. Op hetgeen V.E.S. daarin heeft aangevoerd, wordt hierna teruggekomen, indien en voor zover van belang voor de beoordeling.
2.19.
Ook in reconventie geldt dat, indien en voor zover SBV en V.E.S. in hun processtukken na het tussenvonnis van 7 mei 2021 nieuwe of gewijzigde stellingen en/of geschilpunten hebben aangevoerd of eerdere stellingen hebben herhaald, de kantonrechter daar geen acht (meer) op slaat. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun stellingen over en weer naar voren te brengen en op elkaar te reageren. Na de mondelinge behandeling van 12 april 2021 is het onderzoek gesloten. SBV is daarna bij het tussenvonnis van 7 mei 2021 in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren ten aanzien van de onder r.o. 2.17 vermelde punten en V.E.S. is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Voor het aanvoeren van nieuwe of gewijzigde stellingen en/of geschilpunten is in dit stadium van de procedure geen plaats.
Factuur 001 en 002
2.20.
SBV heeft in de akte d.d. 2 juni 2021 slechts haar stelling herhaald dat V.E.S. niet tijdig en correct haar werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat SBV zelf werkzaamheden heeft moeten uitvoeren om tot een oplossing te komen, een en ander zoals gespecificeerd op factuur 001 en 002. SBV heeft een ongedateerde e-mail van de hoofdaannemer in het geding gebracht. Die e-mail heeft betrekking op de 4e tot en met de 7e verdieping (onduidelijk is welk gebouw), terwijl de vordering van SBV blijkens factuur 001 en 002 ziet op de 1e tot en met de 3e verdieping van gebouw C en de begane grond en 2e verdieping van gebouw B. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft SBV met het enkele herhalen van haar stellingen en het in het geding brengen van voornoemde e-mail van de hoofdaannemer niet bewezen dat V.E.S. is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het bestaan van een tekortkoming door V.E.S. is één van de vereisten voor schadevergoeding. Aangezien SBV niet is geslaagd in het van haar verlangde bewijs en dus in rechte niet is vast komen te staan dat V.E.S. is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, stuit de gevorderde schadevergoeding daarop af. Dit onderdeel van de vordering van SBV is niet toewijsbaar.
E-049
2.21.
SBV heeft in de akte d.d. 2 juni 2021 slechts haar stelling herhaald dat zij V.E.S. geen opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden zoals vermeld op factuur E-049. Zij heeft geen concrete feiten en/of omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing daarvan. Hoewel SBV tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2021 heeft gesteld dat haar eigen monteurs de onderhavige werkzaamheden hebben uitgevoerd, heeft zij daarvan geen bewijsstukken in het geding gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter is SBV niet geslaagd in het leveren van bewijs dat zij factuur E-049 zonder rechtsgrond heeft betaald aan V.E.S. Het beroep op onverschuldigde betaling slaagt dan ook niet. Dit onderdeel van de vordering is niet toewijsbaar.
Rente
2.22.
Aangezien de hoofdvorderingen van SBV niet voor toewijzing in aanmerking komen, is de gevorderde handelsrente over die vorderingen evenmin toewijsbaar.
Proceskosten
2.23.
SBV wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten bestaan uit het salaris voor de gemachtigde van V.E.S., begroot op € 373,00 (1 punt à € 373,00 voor de akte uitlaten). Aangezien V.E.S. de procesvoering voor wat betreft de mondelinge behandeling in eigen hand heeft gehouden, worden geen salarispunten toegekend ter zake de mondelinge behandeling.
2.24.
Aangezien SBV in de proceskosten wordt veroordeeld, komt haar vordering ter zake de nader te specificeren daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand niet voor toewijzing in aanmerking. Dat onderdeel van de vordering van SBV wordt eveneens afgewezen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt SBV om aan V.E.S. tegen behoorlijke kwijting te betalen ANG 7.723,58 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt SBV om aan V.E.S. tegen behoorlijke kwijting te betalen € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt SBV in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van V.E.S. vastgesteld op:
  • € 1.083,99 aan verschotten;
  • € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien SBV niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 109,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is SBV de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vorderingen van SBV af;
veroordeelt SBV in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van V.E.S. vastgesteld op € 373,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286