In deze zaak heeft het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, gevestigd in België, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor onbetaalde medische kosten. De procedure begon met een dagvaarding die op 22 juli 2021 bij de rechtbank werd ingediend. Tijdens de rolzitting op 29 juli 2021 heeft [gedaagde] mondeling verweer gevoerd. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 november 2021, waarbij de gemachtigde van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen en [gedaagde] in persoon aanwezig waren. De kantonrechter heeft op 3 december 2021 uitspraak gedaan.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] onderging op 28 juli 2018 een medische behandeling in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, waarvoor op 26 september 2018 een factuur van € 208,26 werd gestuurd. Deze factuur bleef onbetaald, ondanks meerdere betalingsherinneringen en aanmaningen. Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen vorderde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, betaling van € 316,55, inclusief rente en proceskosten.
[gedaagde] betwistte de vordering en stelde dat hij de factuur en herinneringen niet had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat het Universitair Ziekenhuis Antwerpen voldoende bewijs had geleverd dat de factuur naar het juiste adres was verzonden. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] de factuur diende te betalen, maar wees het gevorderde bedrag van € 316,55 gedeeltelijk af, omdat de hoofdsom van de factuur niet correct was onderbouwd. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 208,26 en in de proceskosten.