ECLI:NL:RBROT:2021:11809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/10/624650 / JE RK 21-2337
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen met ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], die onder ernstige ontwikkelingsbedreiging lijden. De kinderen verblijven sinds 3 juni 2021 bij hun oom en tante, omdat de thuissituatie bij de ouders problematisch is door alcoholmisbruik en huiselijk geweld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden voor de oudste twee kinderen en zes maanden voor de jongste. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar niet tegen de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen zich goed ontwikkelen in de huidige opvang en dat het noodzakelijk is dat de ouders verantwoordelijkheid nemen voor hun situatie. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de kinderen onder toezicht gesteld, met een machtiging tot uithuisplaatsing binnen het netwerk van de oom en tante. De ouders moeten werken aan hun problematiek en inzicht krijgen in hun rol in de opvoeding van de kinderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat er duidelijke afspraken moeten komen over de zorg voor de kinderen en dat hulpverlening noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen in hun ontwikkeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/624650 / JE RK 21-2337 en C/10/624643 / JE RK 21-2335
datum uitspraak: 13 oktober 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],

[naam kind 3],

geboren op [geboortedatum kind 3] 2019 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder].
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam tante],

hierna te noemen de tante vaderzijde, vz, wonende te [woonplaats tante],

[naam oom],

hierna te noemen de oom vz, wonende te [woonplaats oom].

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de Raad van 27 augustus 2021 met
zaaknummer C/10/624650, ingekomen bij de griffie op 30 augustus 2021;
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 27 augustus 2021 met
zaaknummer C/10/624643, ingekomen bij de griffie op 30 augustus 2021.
Op 13 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind 1], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- de tante vz,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is de oom vz.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 3], tolk in de Poolse taal.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] wordt uitgeoefend door de vader.

Het ouderlijk gezag over [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verblijven sinds 3 juni 2021 bij de oom en tante vz.

De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/624650
De Raad heeft een ondertoezichtstelling voor [naam kind 1] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Tevens heeft de Raad voor [naam kind 1] een machtiging tot uithuisplaatsing binnen het netwerk, te weten de oom en tante vz, verzocht voor de duur van negen maanden.
Het verzoek met zaaknummer C/10/624643
De Raad heeft een ondertoezichtstelling voor [naam kind 2] en [naam kind 3] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Tevens heeft de Raad voor [naam kind 2] een machtiging tot uithuisplaatsing binnen het netwerk, te weten de oom en tante vz, verzocht voor de duur van negen maanden.
Daarnaast heeft de Raad voor [naam kind 3] een machtiging tot uithuisplaatsing binnen het netwerk, te weten de oom en tante vz, verzocht voor de duur van zes maanden.
De Raad heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen moeten langer bij de oom en tante vz blijven, omdat er in de thuissituatie bij de ouders nog veel moet gebeuren. In het verleden zijn de kinderen getuigen geweest van het overmatige alcoholgebruik door de ouders en van huiselijk geweld. De huidige problematiek speelde in 2014 ook al. De school heeft aangegeven dat [naam kind 1] en [naam kind 2] soms onverzorgd op school komen. [naam kind 1] kampt met FAS-problematiek en heeft speciale zorg en begeleiding nodig. Hij heeft veel zorg voor [naam kind 2] op zich genomen. Bij [naam kind 2] zijn er zorgen over zijn ontwikkeling. Hij heeft een spraak- en taalachterstand en moet begrensd worden in zijn gamen. De ouders moeten eerst werken aan hun eigen problematiek. Zij hebben aangegeven uit elkaar te gaan, wat extra spanningen zal opleveren. Er dient opvoedondersteuning ingezet te worden. Om dat in te zetten zullen de ouders eerst zelf hun problematiek moeten erkennen. De ouders leggen nu alle verantwoordelijkheid bij instanties neer, zonder naar hun eigen rol en aandeel te kijken. Ze moeten naar de huisarts gaan om hulp te krijgen voor hun alcoholproblematiek. Gezien de huidige zorgen en de opstelling van de ouders daarin is het nog te vroeg om de kinderen thuis te plaatsen. Binnen zes maanden dient voor [naam kind 1] en [naam kind 2] duidelijk te zijn wat het perspectief gaat zijn. Voor [naam kind 3] is dit drie maanden, omdat het belangrijk is dat, gezien haar leeftijd, de hechting goed blijft verlopen. De ouders en oom en tante vz zijn heel liefdevol. Wanneer de kinderen weer terug naar huis gaan, dan moet dit ook goed blijven gaan.

Het standpunt van belanghebbenden

De GI heeft ingestemd met het verzoek van de Raad. De kinderen hebben een groei doorgemaakt sinds ze bij de tante vz verblijven. Ze zijn zelfstandiger geworden. De mogelijke scheiding van de ouders maakt de situatie complex, ook voor de opvoedondersteuning. Er dient eerst duidelijkheid te komen over deze scheiding, voordat er iets ingezet kan gaan worden. Een machtiging uithuisplaatsing is noodzakelijk om de tijd te hebben om te onderzoeken wat de ouders nu precies nodig hebben.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek om een ondertoezichtstelling. De moeder krijgt vaak geen antwoord van de jeugdbeschermer als zij om een reisvergoeding voor [naam kind 1] vraagt. De reiskosten van [naam kind 1] om naar zijn huidige school te (blijven) gaan drukken zwaar op de ouders. De beste oplossing zou zijn als de kinderen naar huis zouden komen. Daarnaast zou [naam kind 2] naar een gewone school kunnen. De moeder wil scheiden van de vader. Zij heeft van alle aangeboden hulpverlening gebruik gemaakt en wil dat nog steeds doen. Er is eerder psychologische ondersteuning vanuit I-psy geweest, dat heeft de moeder geholpen, maar dat is op een gegeven moment gestopt. De moeder is bereid zich aan te passen aan een ondertoezichtstelling, als dat beter voor de kinderen is. Ze zal naar de huisarts gaan, ook al hebben zij en de vader geen alcoholprobleem.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing. De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek om een ondertoezichtstelling. De vader heeft aangegeven zijn best te doen. Hij drinkt geen alcohol, maar hij kan niet sparen, omdat al het geld direct uitgegeven moet worden. Het is nog niet duidelijk wanneer de kinderen bij welke ouder zullen gaan zijn als zij gaan scheiden, maar de vader denkt dat hierover wel afspraken gemaakt kunnen worden. Bij de uithuisplaatsing van de kinderen is door de Raad gesteld dat de ouders hulp zouden krijgen, maar die hebben ze nooit gekregen. Ter zitting horen de ouders pas dat er wel hulp beschikbaar is.
De tante vz heeft aangegeven dat zij en de oom vz geen ondersteuning hebben ontvangen bij het opvangen van de kinderen. De tante vz heeft haar eerste baan verloren en is met haar nieuwe baan op onbetaald verlof, zodat de oom vz kan blijven werken. [naam kind 2] volgt nu in Rotterdam speciaal onderwijs, maar hij is intelligent genoeg om naar een gewone school te kunnen. De oom en tante vz moeten psychologische en financiële steun krijgen om de kinderen te kunnen helpen. Ook de ouders hebben hulp nodig. Daarnaast moeten de kinderen de ouders wel blijven zien, maar de GI neemt nu de kinderen helemaal weg. De ouders gaan hierdoor alleen maar meer drinken. Daar moeten zij mee geholpen worden. De oom en tante vz zorgen graag voor de kinderen als ze de nodige hulp krijgen. Voordat de kinderen terug naar huis gaan, moet het wel goed gaan met de ouders.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] in het verleden al veel hebben meegemaakt. De biologische moeder van [naam kind 1] is in 2013 overleden, waarna de vader (niet zijnde de biologische vader van [naam kind 1]) in 2018 de voogdij over [naam kind 1] heeft gekregen. In 2014 is er sprake van alcoholproblematiek en zou er sprake zijn van pedagogische verwaarlozing. Vanaf 2016 is het wijkteam wisselend betrokken geweest. De kinderen zijn getuigen geweest van huiselijk geweld en na een nieuw incident zijn zij op 3 juni 2021 bij de tante en de oom vz geplaatst, waarbij de moeder een huisverbod heeft gekregen. Er zijn nog steeds zorgen over het overmatige alcoholgebruik van de ouders.
Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij alle drie de kinderen. Bij [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn er zorgen op lichamelijk, sociaal-emotioneel en cognitief gebied. Bij [naam kind 1] is sprake van het FAS-syndroom. Hij is erg beïnvloedbaar en wordt overvraagd in de thuissituatie. [naam kind 2] heeft een achterstand in taal- en spraakontwikkeling en er zijn zorgen over zijn game-gedrag en de invloed die dit sociaal op hem heeft. Hij is minder zelfredzaam dan wat van hem verwacht zou worden gezien zijn kalenderleeftijd en op school heeft hij moeite zich goed te concentreren. Ook bij [naam kind 3] zijn er zorgen op sociaal-emotioneel gebied, nu zij gewend lijkt aan de spanning en ruzie tussen de ouders, omdat zij hier niet op reageert. Gelet op dit alles is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal daarom [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b burgerlijk wetboek. De kinderen verblijven al enige tijd bij de oom en tante vz en ontwikkelen zich daar goed met de stabiliteit en aandacht die hen wordt geboden. Het is van belang dat de ouders verantwoordelijkheid gaan nemen voor de situatie, zoals die is ontstaan, zodat zij weer voor de kinderen kunnen gaan zorgen. De ouders zullen daarvoor inzicht moeten tonen in hun eigen rol en aandeel en zij zullen hun problematiek moeten erkennen, zodat daarop hulpverlening kan worden ingezet. Te denken valt aan hulpverlening voor verslavingsproblematiek en/of emotieregulatie. Gelet op de mogelijke scheiding van de ouders, zullen zij – al dan niet in samenspraak met de hulpverlening – met een plan moeten komen hoe ze de verzorging en de opvoeding van de kinderen in dat kader willen regelen. Het lijkt wenselijk dat de ouders ook praktische ondersteuning krijgen in het kader van hun financiële zaken, waarbij ook aandacht is voor de huidige reiskosten van [naam kind 1], eventuele huisvestingsvraagstukken en schoolkeuze voor de kinderen. Er dienen in ieder geval duidelijke afspraken te worden gemaakt, zodat er zo spoedig mogelijk, bij voorkeur al in het kader van omgangsafspraken, concrete hulpverlening in de vorm van intensieve opvoedondersteuning kan worden ingezet. De GI zal aan de ouders concrete doelstellingen moeten geven, zodat de ouders duidelijk voor ogen hebben wat ze moeten doen. Het is te betreuren dat dit in de periode dat de kinderen in het vrijwillig kader uit huis waren geplaatst niet van de grond is gekomen. De taalbarrière zal het inzetten van hulpverlening bemoeilijken, maar de kinderrechter verzoekt de GI, juist nu er al enige tijd is verstreken, zich actief in te zetten voor het verkrijgen van passende hulpverlening. Het is van belang dat zowel wordt gekeken naar de kortere termijn om tot thuisplaatsing over te gaan, als ook naar de langere termijn waarbij de reeds langdurig bestaande zorgen worden weggenomen.
Het is positief dat de oom en tante vz zich bereid hebben verklaard om de kinderen op te vangen. Ook hiervoor geldt dat de GI zich actief zal moeten inzetten om binnen het pleeggezin passende hulpverlening in te zetten.
Dit alles leidt ertoe dat de kinderrechter de verzoeken tot een machtiging tot uithuisplaatsing zal toewijzen voor de gevraagde duur, te weten negen maanden voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en zes maanden voor [naam kind 3].

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 13 oktober 2021 tot 13 oktober 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2], binnen het netwerk, te weten de oom en tante vz, met ingang van 13 oktober 2021 tot 13 juli 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 3] binnen het netwerk, te weten de oom en tante vz, met ingang van 13 oktober 2021 tot 13 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. den Breejen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.