ECLI:NL:RBROT:2021:11814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/10/626374 / JE RK 21-2616
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige binnen het netwerk van de grootmoeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij zijn grootmoeder aan moederszijde (mz) voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is gedaan omdat [voornaam minderjarige] op 6 september 2021 uit huis is gezet en er zorgen zijn over zijn gedrag en woonsituatie. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, waarbij zij zich zorgen maakt over de geschiktheid van de grootmoeder als opvangplek. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en haar advocaat, mr. L.A.E. Timmer, aanwezig waren, evenals een vertegenwoordigster van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige woonsituatie bij de grootmoeder mz niet de beste is, maar dat er op dit moment geen betere alternatieven zijn. Daarom is besloten om de uithuisplaatsing bij de grootmoeder mz voor een periode van drie maanden toe te wijzen, met de mogelijkheid om de situatie te herzien. De GI is verzocht om een rapportage te overleggen over de stand van zaken voor de volgende zitting op 21 januari 2022. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/626374 / JE RK 21-2616
datum uitspraak: 3 november 2021

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 30 september 2021, ingekomen bij de griffie op
1 oktober 2021;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder, mr. L.A.E. Timmer, van
26 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 3 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.A.E. Timmer,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
  • [voornaam minderjarige] ;
  • de grootmoeder moederszijde (mz), mw. [naam grootmoeder mz] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de grootmoeder mz.
Bij beschikking van 24 augustus 2021 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 24 mei 2022.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij een persoon uit het netwerk, te weten de grootmoeder mz, verzocht voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] is op zondag 6 september 2021 uit huis gezet. Volgens de moeder ondermijnt hij het gezag en houdt hij zich niet aan haar regels. Hij slaapt op straat en heeft verkeerde vrienden. Het was vervolgens lange tijd onbekend waar [voornaam minderjarige] verbleef. De moeder heeft op 30 september 2021 aan de GI laten weten dat [voornaam minderjarige] bij de oma mz verbleef. De oma mz heeft aangegeven dat zij [voornaam minderjarige] wil opvangen en wil meewerken aan de hulpverlening. [voornaam minderjarige] heeft ook aangegeven graag bij zijn oma mz te willen zijn. Er is afgesproken dat pleegzorg ingezet gaat worden en daarnaast zal er een vorm van gezinsondersteuning komen, zodat gekeken kan worden naar de dynamiek thuis. Daarnaast gaat er gezocht worden naar een woonlocatie voor [voornaam minderjarige] , omdat zijn perspectief niet bij de oma mz ligt. De wachtlijsten voor kamertraining zijn echter lang, daarnaast werd hij door zijn gedrag ook afgewezen door instanties. Het is begrijpelijk dat de moeder liever ziet dat [voornaam minderjarige] gesloten geplaatst gaat worden, maar dit is voor nu nog een te ver strekkende maatregel.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. Primair dient het verzoek afgewezen te worden, subsidiair dient het verzoek slechts toegewezen te worden voor een heel korte termijn zodat [voornaam minderjarige] door een externe gedragswetenschapper onderzocht kan worden. De moeder maakt zich ernstig zorgen over [voornaam minderjarige] . Er zijn strafzaken geweest om zijn agressieve en zelfbepalende gedrag en hij is van school gestuurd, wat aangeeft dat het nog steeds niet beter met hem gaat. De oma mz kan geen geschikte plek bieden aan [voornaam minderjarige] . De moeder is zelf uit huis geplaatst toen zij nog bij de oma mz woonde. Daarnaast is de oma mz slecht ter been en spreekt zij gebrekkig Nederlands. Er zijn veel strengere kaders nodig voor [voornaam minderjarige] , wellicht in de vorm van een gesloten plaatsing zodat hij even tijd voor zichzelf krijgt. Het is positief dat hij weer naar school gaat, maar er hoeft maar weinig te gebeuren om het weer te laten ontsporen. Momenteel heeft niemand zicht op wat [voornaam minderjarige] doet buiten school. Hij verblijft in een probleemwijk en de moeder heeft hem al geregeld van de straat moeten halen. De oma mz heeft geen zicht op [voornaam minderjarige] .

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een complexe situatie. [voornaam minderjarige] kan op dit moment niet meer bij de moeder wonen. Ter zitting zijn de nodige zorgen naar voren gebracht over de woonsituatie bij de oma mz, waar [voornaam minderjarige] nu verblijft. De GI geeft aan dat dit geen perspectief biedende plek is. Op een dergelijke plek is echter nog geen zicht. De moeder vindt het passend om [voornaam minderjarige] gesloten te plaatsen, maar aan de vereisten voor een gesloten plaatsing wordt nu niet voldaan.
Gezien vorenstaande is op dit moment de meest passende woonplek voor [voornaam minderjarige] bij de oma mz. Gezien echter de zorgen en onduidelijkheden ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek van de GI slechts gedeeltelijk toe te wijzen, te weten voor de duur van drie maanden, en het resterende deel van het verzoek aan te houden. Binnen deze drie maanden kan pleegzorg ingezet worden om het verblijf bij de oma mz te screenen en begeleiden en kan onderzocht worden of dit ook voor de langere termijn een passende woonplek voor [voornaam minderjarige] is. Mocht dat niet zo zijn, dan kan de GI, in overleg met de moeder en [voornaam minderjarige] , bezien wat wel een passende woonplek voor hem is.
De GI wordt verzocht om een week vóór de hierna vermelde zittingsdatum een rapportage (met afschrift aan de belanghebbende en mr. Timmer) te overleggen over de actuele stand van zaken op dat moment en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] , zoals verzocht, op dit moment noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij een persoon uit het netwerk, te weten de grootmoeder mz, met ingang van 3 november 2021 tot uiterlijk 3 februari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbende, [voornaam minderjarige] en mr. Timmer in deze zaak zal plaatsvinden op
21 januari 2022 om 12:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbende en mr. Timmer;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbende en mr. Timmer) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. den Breejen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.