In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij zijn grootmoeder aan moederszijde (mz) voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is gedaan omdat [voornaam minderjarige] op 6 september 2021 uit huis is gezet en er zorgen zijn over zijn gedrag en woonsituatie. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, waarbij zij zich zorgen maakt over de geschiktheid van de grootmoeder als opvangplek. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en haar advocaat, mr. L.A.E. Timmer, aanwezig waren, evenals een vertegenwoordigster van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige woonsituatie bij de grootmoeder mz niet de beste is, maar dat er op dit moment geen betere alternatieven zijn. Daarom is besloten om de uithuisplaatsing bij de grootmoeder mz voor een periode van drie maanden toe te wijzen, met de mogelijkheid om de situatie te herzien. De GI is verzocht om een rapportage te overleggen over de stand van zaken voor de volgende zitting op 21 januari 2022. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.