ECLI:NL:RBROT:2021:11863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
10/754541-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne met een gevangenisstraf van 30 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van de invoer van cocaïne. De verdachte was betrokken bij de invoer van 65,87 kilogram cocaïne, die verborgen was in een container. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten bij de container betrokken was, waaronder het laden en lossen van de container en het uitvoeren van werkzaamheden op het dak van de container. De verdachte heeft samen met medeverdachten handelingen verricht die gericht waren op de verlengde invoer van de cocaïne. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die vrijspraak bepleitte, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de container en dat zijn gedragingen gericht waren op de invoer van deze verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/754541-20
Datum uitspraak: 30 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek ter terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 februari 2021, 9 en 30 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadvrouw heeft vrijspraak bepleit. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat in de container een terugplaatsmonster met cocaïne is geplaatst, zodat geen sprake kan zijn van de verlengde invoer van cocaïne. Verder kan niet worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne in de container. De verdachte is slechts bij de container geweest om te laden en te lossen en om een gat in de wand van de container te repareren.
4.1.2.
Beoordeling
Betrokkenheid bij invoer
Op 2 oktober 2020 is een container met het nummer [containernummer] (hierna: de container), beladen met voedingsmiddelen, verscheept vanuit Paramaribo, Suriname, naar de Dominicaanse Republiek. Op 17 oktober 2020 is de container van daaruit verscheept naar Rotterdam. Het schip arriveerde op 27 oktober 2020 in Rotterdam. Bij een douanecontrole op 27 oktober 2020 is verborgen in de constructiebalken van de container 65,87 kilogram cocaïne aangetroffen. De cocaïne is uit de container verwijderd en inbeslaggenomen. Er is hierna een kleine hoeveelheid cocaïne in de container teruggeplaatst ter gecontroleerde aflevering. De container is, verzegeld en voorzien van technische hulpmiddelen, ter beschikking gesteld aan de rederij. Op 11 november 2020 is de container opgehaald en van de ECT Delta Terminal vervoerd naar het bedrijf A15 Opslag en Verhuur te Vuren. Op 17 november 2020 is de container op een vrachtwagencombinatie geladen en overgebracht naar een loods van het bedrijf [naam bedrijf 1] in Rotterdam.
Op 12 november 2020 heeft de verdachte de container op het terrein van A15 Opslag en Verhuur van buitenaf bekeken. Vervolgens heeft hij op 15 november 2020 samen met onder meer de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] een deel van de lading van de container gelost. Op 17 november 2020 is de verdachte bij het overplaatsen van de container van A15 Opslag en Verhuur naar [naam bedrijf 1] samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 2] in zijn Volkswagen Jetta achter de vrachtwagencombinatie aangereden. De verdachte heeft aldus het transport van de container begeleid en gecontroleerd. Later die dag, omstreeks 19:40 uur, is de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 3] naar de container in de loods van [naam bedrijf 1] gegaan. Medeverdachte [naam medeverdachte 4] was toen al in de loods aanwezig en heeft hen beiden de loods binnengelaten. Gezien wordt dat de verdachte en [naam medeverdachte 3] gereedschap en een aantal tasjes uit hun auto halen en mee de loods in nemen. Daarna wordt een ladder tegen de container gezet en gaan de verdachte en [naam medeverdachte 3] het dak van de container op. Medeverdachte [naam medeverdachte 4] geeft gereedschap aan. Op het dak wordt gezien dat de verdachte en [naam medeverdachte 3] met een koevoet en een slijptol bezig zijn op de plaats waar de cocaïne in de container is aangetroffen. Kort daarna is de verdachte samen met [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 3] in de loods aangehouden. Op het dak van de container bleek een sleuf van ongeveer 50 centimeter te zijn geslepen. Ook zijn op het dak diverse gereedschappen aangetroffen, waaronder een slijptol, een breekijzer en schroevendraaiers.
Uit artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat onder het invoeren van verdovende middelen ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen moet worden begrepen. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte al in een vroegtijdig stadium en op diverse momenten bij de container betrokken is geweest. Hij is op verschillende locaties (in Vuren en Rotterdam) bij de container geweest en heeft een deel van de inhoud gelost. Ook is hij betrokken geweest bij het vervoer van de container van A15 Opslag en Verhuur naar [naam bedrijf 1] . Verder is hij op het dak van de container geklommen om daar werkzaamheden te verrichten. Dit alles leidt tot de conclusie dat de verdachte, samen met anderen, betrokken is geweest bij de verlengde invoer van de cocaïne en dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Het verweer van de raadsvrouw dat niet kan worden vastgesteld dat de douane een terugplaatsmonster met cocaïne in de container heeft geplaatst, en dat daarom geen sprake kan zijn van verlengde invoer van cocaïne, wordt verworpen. In het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal [nummer proces-verbaal 1] wordt immers gerelateerd dat bij de inbeslagname van de cocaïne een zogenaamd terugplaatsmonster “HARC A” in de constructie van de container is geplaatst. Uit het proces-verbaal [nummer proces-verbaal 2] blijkt bovendien dat deze handeling fotografisch is vastgelegd.
Wetenschap van cocaïne
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de container en dus ook het opzet heeft gehad op de verlengde invoer van deze cocaïne overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld wordt dat, zoals hierboven is overwogen, de verdachte na aankomst van de container in Nederland in een vroeg stadium en intensief bij het verdere vervoer en de opslag van de container betrokken is geweest. Verder is gebleken dat de verdachte op 13 november 2020 samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] bij de Gamma verschillende gereedschappen heeft gekocht, die later bij de container in de loods bij [naam bedrijf 1] zijn aangetroffen. Het betreft onder meer een zogenaamde multifitbuis. Deze multifitbuis was kennelijk bedoeld om de pakketten cocaïne uit de constructie, direct onder het dak van de container, te duwen. Dat de verdachte de multifitbuis voor dat doel heeft aangeschaft, is temeer aannemelijk gelet op het feit dat de cocaïne verstopt heeft gezeten precies op de plaats waar de verdachte en [naam medeverdachte 3] de sleuf en een vierkantige opening in het dak hebben gemaakt. Verder zijn in de iPhone XR, die in de VW Jetta is gevonden, foto’s aangetroffen van blokken met zeer waarschijnlijk drugs. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, blijkt uit de bewijsmiddelen dat deze telefoon in gebruik was bij de verdachte. De foto’s zijn op 11 en 15 november 2020 naar de verdachte gestuurd. Weliswaar zijn deze foto’s niet direct te relateren aan de tenlastegelegde drugsinvoer, maar deze vormen wel een duidelijke aanwijzing dat de verdachte zich in de tenlastegelegde periode met drugsgerelateerde zaken heeft beziggehouden.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, is de conclusie dat de verdachte geweten heeft dat in de container een hoeveelheid cocaïne verborgen was en dat zijn gedragingen gericht waren op de verlengde invoer van de cocaïne in Nederland. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde (verlengde) invoer van cocaïne.
Dat de verdachte slechts betrokken was bij de container om deze te lossen en te repareren, is, mede tegen de achtergrond van het voorgaande, niet geloofwaardig. Daar komt bij dat de container eigendom is van (naar alle waarschijnlijkheid) de rederij – in ieder geval niet van de verdachte en/of zijn medeverdachten, zodat niet valt in te zien dat de verdachte hieraan een lekkage zou moeten verhelpen. Voorts duiden de bij de container aangetroffen gereedschappen en de reeds uitgevoerde werkzaamheden aan het dak van de container allerminst op het verhelpen van een lekkage, maar juist op het uithalen van cocaïne. Tot slot valt met het verhelpen van een lekkage niet te rijmen dat de verdachte en [naam medeverdachte 3] , zonder de deuren van de container te openen en de binnenzijde te inspecteren, op de container zijn geklommen en met de slijptol aan de slag zijn gegaan. In het geval zij daadwerkelijk meenden een lekkage te moeten repareren zou een inspectie aan de binnenkant, teneinde de lekkage ook van daaruit te lokaliseren, zonder meer voor de hand hebben gelegen. Het scenario van de verdediging wordt, kortom, als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
primair
hij in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020
te Rotterdam en Vuren,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid cocaïne,
zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van ruim 65 kilogram cocaïne. Voor het importeren van de cocaïne was de rol van de verdachte, als losser van de container en uithaler van de verdovende middelen, essentieel.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was groot, zodat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt echter niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van zware criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en is uitsluitend uit geweest op eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft op 1 juni 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt.
Uit dit rapport volgt dat er geen aanwijzingen zijn voor onderliggende problematiek, maar dat mogelijk sprake is van een (deels) negatief sociaal netwerk. Er zijn geen indicaties voor interventies en/of toezicht door de reclassering. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de straffen die zijn opgelegd in de vonnissen van de medeverdachten.
De rechtbank heeft bij de hoogte van de op te leggen straf tevens in aanmerking genomen dat de verdachte geen leidinggevende rol heeft gehad en niet eerder is veroordeeld voor een (soortgelijk) Opiumwetdelict.
Dat de verdachte bij zijn aanhouding door de inzet van de politiehond verwondingen heeft opgelopen, wordt niet in strafmatigende zin meegewogen. De verdachte heeft er immers zelf voor gekozen zich te verstoppen onder het chassis van een vrachtwagen en geen gehoor te geven aan diverse sommaties van de agenten om zich kenbaar te maken.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020
te Rotterdam en/of Vuren, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 65,87 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en
met 17 november
2020te Rotterdam en/of Vuren, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van ongeveer 65,87 kilogram cocaïne, in ieder geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te
bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via
Whatsapp contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of
afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of
uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
- telefonisch contact onderhouden met Opslag A15 Verhuur en/of [naam bedrijf 1]
en/of [naam bedrijf 2] voor de opslag en/of het vervoer van de
container, en/of
- zich voorgedaan als [naam persoon] , en/of
- de container naar het terrein van Al5 Opslag & Verhuur in Vuren gebracht
en/of laten brengen, en/of
- gereedschap en/of werkhandschoenen aangeschaft en/of laten aanschaffen en/of
voorhanden gehad, en/of
- geld ontvangen en/of in het vooruitzicht gesteld (gekregen),
- de loods aan de [adres] ter beschikking gesteld voor de opslag
en/of het lossen van die container, en/of
- de container naar een loods aan de [adres] gebracht en/of laten
brengen, en/of
- met een slijptol het dak van die container open geslepen en/of laten openslijpen.