ECLI:NL:RBROT:2021:11911

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
10/220610-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor afpersing van een bezorger van keukenapparatuur met geweld en bedreiging

Op 3 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 14 augustus 2021 samen met een medeverdachte een afpersing heeft gepleegd op een bezorger van keukenapparatuur. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.C.E. van den Hoek. De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn medeverdachte de bezorger heeft bedreigd met een taser en een knuppel, en hem gedwongen tot de afgifte van keukenapparatuur en telefoons. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing en het voorhanden hebben van een wapen, maar heeft hem vrijgesproken van een derde tenlastegelegd feit. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft spijt betuigd en de rechtbank heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de afpersing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/220610-21
Datum uitspraak: 3 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. P.C.E. van den Hoek, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 1 en 2 zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feit 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander voorhanden hebben van twee busjes pepperspray kan worden bewezen.
4.2.2.
Beoordeling en conclusie
De verdachte heeft verklaard dat hij op de dag van de overval de pepperspray heeft gezien in een Albert Heijn tas. Deze tas was volgens hem door medeverdachte [naam medeverdachte] meegenomen. De pepperspray is niet gebruikt tijdens de overval. Om die redenen is het ten laste gelegde onder 3 niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
1.
hij op 14 augustus 2021 te Dordrecht
op de openbare weg, te weten de [plaats delict] ,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen met geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van keukenapparatuur en telefoons (die ten dele aan die [naam slachtoffer] , toebehoorden in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- met een taser aan zijn komen lopen envervolgens die taser aan die [naam slachtoffer] hebben getoond en
- de woorden hebben toegevoegd "meewerken, we gaan je vastbinden aan het hek", althans woorden van gelijke dreigende aard en- tiewraps aan die [naam slachtoffer] hebben getoond en
- een sleutel entelefoons van die [naam slachtoffer] hebben gevraagd en
- die [naam slachtoffer] hebben gevraagd mee te lopen naar de achterklep van zijn voertuig en
- die [naam slachtoffer] de keukenapparatuur uit zijn bus hebben laten pakken en vervolgensdie [naam slachtoffer] hebben opgedragen die keukenapparatuur op zijn laadklep te zetten en
- voornoemde keukenapparatuur in de bus van verdachte en zijn mededader hebben geladenen
- een knuppel tevoorschijn hebben gehaald en die knuppel hebben getoond aan die [naam slachtoffer] en
- ( nogmaals) een telefoon aan die [naam slachtoffer] hebben gevraagd en
- meermaals die taser tegen de buik van die [naam slachtoffer] hebben gezet en die [naam slachtoffer] vervolgensmeermaalshebben getaserd en
- de pincode van de telefoon van die [naam slachtoffer] hebben gevraagd;
2.
hij op 14 augustus 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen van het merk Flashlight, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met medeverdachte [naam medeverdachte] een overval gepleegd op aangever. Bij de overval hebben de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] gedreigd met geweld en geweld gebruikt. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft een knuppel, welke was meegenomen door de verdachte, vastgehouden en getoond aan aangever. De verdachte heeft aangever meerdere schokken gegeven met een taser. De aangever is keukenapparatuur en twee telefoons afhandig gemaakt. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij wat kon bijverdienen door medeverdachte [naam medeverdachte] te helpen met het overladen van spullen. Het is zorgwekkend dat de verdachte meerdere malen gebruik heeft gemaakt van een taser, terwijl dat volgens hem in een opwelling gebeurde. Het is zeer ernstig dat de verdachte de aangever, die slechts zijn werk deed, samen met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft geconfronteerd met dit geweld. De aangever heeft in zijn slachtofferverklaring gemeld dat hij zijn werk als bezorger, dat hij als bijbaantje deed op de zaterdagen, niet meer heeft hervat. Hij heeft last gehad van nachtmerries en angsten en voelde zich niet meer veilig genoeg om als bezorger te werken. Het is aan de verdachte en zijn medeverdachte te wijten dat aangever, die hard werkt voor zijn geld, op deze manier slachtoffer wordt. Feiten als deze veroorzaken ook gevoelens van angst, onveiligheid en woede in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 18 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft twee rapporten over de verdachte opgesteld, namelijk op 21 september 2021 en op 25 oktober 2021. Deze rapporten houden, voor zover relevant, het volgende in.
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten deels bekend. Het risico op recidive is moeilijk in te schatten. Het gedrag van de verdachte is, zoals hij beschrijft, een impulsieve daad en uit loyaliteit gepleegd. De reclassering heeft de indruk dat de verdachte oprecht spijt heeft van zijn handelen. Ook is hij niet eerder in aanraking gekomen met justitie. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met twee bijzondere voorwaarden, namelijk (i) meldplicht bij reclassering en (ii) ambulante behandeling. Ten aanzien van de ambulante behandeling geeft de reclassering aan dat de verdachte zich voor zijn naïviteit en beïnvloedbaarheid dient te laten behandelen. De reclassering kan toezicht houden op de naleving van voornoemde voorwaarden. Verder lijkt de verdachte zijn leven op orde te hebben.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank acht het positief dat de verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven spijt te hebben van zijn handelen en gemotiveerd te zijn om zijn leven te beteren, waarin hij oprecht lijkt. Om zijn leven te stabiliseren acht de reclassering begeleiding en ambulante behandeling noodzakelijk. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdediging heeft betoogd dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht geen meerwaarde heeft. De verdachte kan buiten de gevangenis meer van waarde zijn. De rechtbank ziet daartoe, gelet op de ernst van het misdrijf, de oriëntatiepunten (LOVS) en het geweld waarmee niet alleen is gedreigd maar dat ook door de verdachte is toegepast, geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 730,99 aan materiële schade (€ 717,06 aan verlies arbeidsvermogen en € 13,93 aan medische kosten) en een vergoeding van € 1.600,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat de verdachte bereid is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Ten aanzien van de medische kosten ten bedrage van € 13,93 heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd. Deze kosten zijn ook voldoende onderbouwd, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
Ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen geldt het volgende. De benadeelde partij is een vaste zaterdagkracht en staat iedere week standaard ingeroosterd. Hij is langer dan drie maanden in dienst. Hij heeft bij ziekte dan ook recht op doorbetaling van minimaal 70% van zijn loon door zijn werkgever. Die vordering dient hij dan ook bij zijn werkgever in te dienen. Of de benadeelde partij recht heeft op een hogere vergoeding is afhankelijk van de geldende cao. Hierover is geen informatie verstrekt. Omdat de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld maakt de rechtbank gebruik van haar mogelijkheid om de schade te schatten. Omdat, nadat zijn werkgever 70% van zijn loon heeft betaald de benadeelde partij nog schade heeft ter hoogte van 30% van zijn loon wordt dat deel toegewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard wat betreft het resterende deel van de vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade geldt dat, gelet op de aard en ernst van de normschending, de nadelige gevolgen zo voor de hand liggend zijn dat een aantasting in de persoon (als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek) kan worden aangenomen. Daarbij geldt dat de benadeelde partij tijdens zijn werk als koerier slachtoffer is geworden van een beroving gepleegd door twee personen, waarbij één van de daders hem met een honkbalknuppel heeft bedreigd en de ander hem meerdere malen heeft getaserd. Dat sprake is van immateriële schade wordt ook niet betwist. De gevolgen van de overval waren voor de benadeelde partij niet direct merkbaar. Na enkele weken kreeg hij echter last van nachtmerries, angsten en was hij sneller afgeleid dan normaal. De benadeelde partij heeft enige tijd gebruik gemaakt van slaapmedicatie. De rechtbank stelt de schade naar maatstaven van billijkheid vast op € 1.600,-.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.829,05, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener voor zijn naïviteit en beïnvloedbaaarheid, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag
van € 1.829,05 (zegge: duizend achthonderdnegenentwintig euro en vijf eurocent), bestaande uit € 229,05 aan materiële schade en € 1.600,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 1.829,05(hoofdsom,
zegge: duizend achthonderdnegenentwintig euro en vijf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.829,05 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
28 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te Dordrecht
op of aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] , althans op of aan de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen met geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van keukenapparatuur (onder meer een wasmachine en/of combi stoomoven en/of inductiekookplaat en/of koelkast) en/of een of meer telefoons (Samsung Galaxy en/of Iphone XR), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer] , toebehoorde(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- met een taser aan is/zijn komen lopen en/of (vervolgens) die taser aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- de woorden heeft/hebben gezegd/toegevoegd "meewerken, we gaan je vastbinden aan het hek", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking en/of
- tiewraps aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- een sleutel en/of (een) telefoon(s) van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd en/of
- die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd mee te lopen naar de achterklep van zijn voertuig en/of
- die [naam slachtoffer] de keukenapparatuur uit zijn bus heeft/hebben laten pakken en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] heeft/hebben opgedragen/gevraagd die keukenapparatuur op zijn laadklep te zetten en/of
- voornoemde keukenapparatuur in de bus van verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben geladen/laten laden en/of
- een (honkbal)knuppel tevoorschijn heeft/hebben gehaald/gepakt en/of die knuppel heeft/hebben getoond aan die [naam slachtoffer] en/of
- ( nogmaals) een telefoon aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd en/of
- ( meermaals) die taser nabij/tegen/op de buik, atlhans tegen het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of die [naam slachtoffer] (vervolgens) (meermaals) heeft/hebben getaserd en/of
- de pincode van de telefoon van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen van het merk Flashlight, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, namelijk twee (spuit)busje(s) pepperspray (met als opschrift American Style NATO super-paralisant CS-Gas Silliarde), voorhanden heeft gehad.