In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. De gedaagde had een huurachterstand van € 6.388,09 opgebouwd tot en met oktober 2021, en was niet in staat om de huurtermijnen te betalen door persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde erkend dat hij in gebreke was gebleven met de huurbetalingen, maar verzocht om een betalingsregeling.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand substantieel was en dat de gedaagde in verzuim was. Gezien de hoogte van de huurachterstand en het belang van de verhuurder bij een huurder die aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan Havensteder. De vordering tot betaling van € 641,20 per maand zolang de gedaagde het gehuurde in bezit houdt, is eveneens toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.