ECLI:NL:RBROT:2021:11967
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen ongegrondverklaring bezwaar WAO-uitkering wegens termijnoverschrijding en psychische gesteldheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 18 november 2020. De opposant had bezwaar gemaakt tegen de stopzetting van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), maar dit bezwaar was niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de termijn van zes weken was ingediend. De opposant stelde dat zijn psychische gesteldheid hem verhinderde om tijdig bezwaar te maken. Tijdens de zitting op 21 mei 2021 heeft de opposant verklaard dat hij de brieven van het UWV als frauduleus beschouwde en daardoor niet adequaat heeft gereageerd. De rechtbank moest beoordelen of de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De verzetrechter heeft geconcludeerd dat de psychische gesteldheid van de opposant en zijn waarneming van de werkelijkheid hem kennelijk onmogelijk maakten om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar was, en dat de eerdere uitspraak zonder zitting niet terecht was. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt hervat. De rechtbank heeft ook aanbevolen dat het UWV zich bij de behandeling van het beroep laat vertegenwoordigen door iemand die kan inspelen op de situatie van de opposant, gezien zijn wantrouwen in de communicatie van het UWV.
Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.