ECLI:NL:RBROT:2021:12066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
9052534
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot financiële afwikkeling tussen eiseressen en DW Agency B.V. met betrekking tot extra gemaakte uren en kosten

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2021, hebben eiseressen [eiseres 1] en [eiseres 2] een vordering ingesteld tegen DW Agency B.V. en [gedaagde] met betrekking tot de financiële afwikkeling van werkzaamheden die zij hebben verricht in het kader van een vakbeurs. De eiseressen stelden dat zij extra uren hebben gewerkt boven het aantal dat in de offerte was opgenomen en dat DW Agency hen tijdig had moeten informeren over deze extra uren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseressen niet voldoende hebben aangetoond dat zij DW Agency tijdig op de hoogte hebben gesteld van de overschrijding van de afgesproken uren. Hierdoor kon DW Agency niet beoordelen of zij toestemming wilde geven voor de extra kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de factuur van eiseres 1 voor de extra uren niet toewijsbaar is, maar dat DW Agency wel verplicht is om een bedrag van € 1.386,09 aan eiseres 1 te betalen voor de werkzaamheden die wel zijn overeengekomen. Daarnaast is DW Agency veroordeeld tot betaling van € 5.510,56 aan eiseres 2, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens voor DW Agency.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9052534 \ CV EXPL 21-7976
uitspraak: 3 december 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1..[eiseres 1] ,

2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats eiseressen] ,
eiseressen,
gemachtigde: mr. P. Jongeling te Amsterdam,
tegen

1..de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DW Agency B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. M.W. Huijzer te Papendrecht.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres 1] ” en “ [eiseres 2] ” respectievelijk “DW Agency” en “ [gedaagde] ”.

1..Het (verdere) procesverloop

1.1.
Het (verdere) verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 16 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte overlegging producties van [eiseres 1] en [eiseres 2] , met producties;
  • de antwoordakte van DW Agency en [gedaagde] .
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling van het geschil

ten aanzien van de vorderingen van [eiseres 1]
2.1.
Vooropgesteld wordt dat in de offerte van [eiseres 1] van 4 juli 2017 is bepaald dat, indien het aantal aan de in de offerte genoemde werkzaamheden te besteden uren overschreden gaat worden, [eiseres 1] DW Agency hierover tijdig zal inlichten. De strekking van deze bepaling is dat DW Agency in beginsel uit mag gaan van het in de offerte genoemde aantal te besteden uren en het daarbij behorende verschuldigde bedrag van € 2.555,00. Dit leidt slechts uitzondering indien mocht blijken dat het in de offerte genoemde aantal te besteden uren zal worden overschreden én [eiseres 1] hiervan tijdig melding maakt aan DW Agency. Met ‘tijdig’ wordt in dit verband bedoeld dat [eiseres 1] DW Agency over de te verrichten (extra) werkzaamheden inlicht vóórdat [eiseres 1] het aantal in de offerte genoemde uren zal gaan overschrijden. Slechts in dat geval kan DW Agency immers beoordelen of zij wel of geen toestemming wenst te verlenen voor de voortzetting van die werkzaamheden en of zij instemt met de daaraan verbonden extra kosten.
2.2.
In het tussenvonnis van 16 juli 2021 is [eiseres 1] in de gelegenheid gesteld haar stelling te onderbouwen dat zij DW Agency steeds tijdig heeft geïnformeerd over de extra te maken uren. Daarnaast is [eiseres 1] in de gelegenheid gesteld nader te onderbouwen dat DW Agency haar expliciet heeft verzocht extra werkzaamheden voor haar rekening te nemen.
2.3.
[eiseres 1] heeft bij akte een nadere specificatie van de door haar verrichte werkzaamheden in het geding gebracht inclusief een groot aantal producties ter onderbouwing van de genoemde werkzaamheden. Uit de specificatie noch uit de bijbehorende producties volgt echter dat DW Agency - althans [gedaagde] namens DW Agency - expliciet aan [eiseres 1] heeft verzocht extra werkzaamheden uit te voeren, die niet in de offerte zijn opgenomen. Met name de overgelegde WhatsApp-correspondentie ondersteunen weliswaar de stelling dat [eiseres 1] diverse werkzaamheden heeft verricht, maar uit de berichten valt niet op te maken dat dit daadwerkelijk werkzaamheden zijn, die niet in de offerte zijn opgenomen, en - voor zover er al van extra werkzaamheden sprake zou zijn - dat [gedaagde] zich er van bewust was dat het om extra werkzaamheden ging én [eiseres 1] uitdrukkelijk opdracht tot het uitvoeren van die werkzaamheden heeft gegeven.
2.4.
Voorts volgt uit de door [eiseres 1] overgelegde producties ook niet dat zij DW Agency op enig moment heeft gewaarschuwd voor het overschrijden van het aantal in de offerte opgenomen uren. Tussen [eiseres 1] , [gedaagde] en [eiseres 2] is, met name via WhatsApp, uitvoerig gecommuniceerd over de werkzaamheden, doch in geen van de door [eiseres 1] verzonden berichten maakt zij ondubbelzinnig melding van het feit dat er werkzaamheden moeten worden verricht, die niet zijn geoffreerd, dan wel dat zij meer uren aan de overeengekomen werkzaamheden dient te besteden dan tussen partijen is afgesproken. Dat betekent dat DW Agency niet in de gelegenheid is gesteld te beoordelen of zij toestemming wilde geven voor het overschrijden van de in de offerte genoemde uren en of zij akkoord ging met de daarmee gepaard gaande (extra) kosten. Evenmin valt uit de overgelegde correspondentie af te leiden dat DW Agency, althans [gedaagde] , op enig moment uit zichzelf had moeten begrijpen dat [eiseres 1] werkzaamheden zou gaan verrichten, die tot een overschrijding van de overeengekomen uren zouden leiden.
2.5.
Gelet op hetgeen in het tussenvonnis is overwogen, had het bovendien op de weg van [eiseres 1] gelegen in haar akte nader uiteen te zetten op welke concrete momenten en op welke wijze zij DW Agency tijdig heeft ingelicht over de overschrijding van het overeengekomen aantal uren. Dat heeft zij echter nagelaten. [eiseres 1] is hier in haar akte op geen enkele wijze op in gegaan en heeft slechts volstaan met het overleggen van de tussen partijen gevoerde correspondentie, zonder daarbij aan te geven of, en zo ja waar, in deze correspondentie terug te vinden is dat zij DW Agency tijdig in kennis heeft gesteld van de naderende overschrijding van het aantal uren.
2.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit alle processtukken, de overgelegde producties en hetgeen ter mondelinge behandeling door partijen nader is toegelicht in voldoende mate het beeld dat [eiseres 1] (en [eiseres 2] ) de met DW Agency overeengekomen werkzaamheden in het kader van de vakbeurs voortvarend hebben opgepakt. Dat [eiseres 1] daarbij meer uren heeft besteed dan in haar offerte was opgenomen, kan op basis van de overgelegde stukken niet vastgesteld worden, maar valt ook zeker niet uit te sluiten. Dit doet echter niets af aan het feit dat zij - conform haar eigen offerte - gehouden was DW Agency vooraf in te lichten over het feit dat zij meer dan de overeengekomen uren aan de werkzaamheden moest gaan besteden. Nu niet gebleken is dat [eiseres 1] DW Agency tijdig heeft ingelicht is niet komen vast te staan dat DW Agency toestemming heeft gegeven voor de overschrijding van de overeengekomen uren en de daaruit voortvloeiende extra kosten. Dat leidt er toe dat de factuur van [eiseres 1] van 23 februari 2018, die volledig betrekking heeft op de door [eiseres 1] gemaakte extra uren, niet toewijsbaar is.
2.7.
Het voorgaand leidt tot de slotsom dat DW Agency slechts veroordeeld zal worden tot betaling aan [eiseres 1] van het uit de factuur van 6 oktober 2017 voortvloeiende bedrag van
€ 1.386,09, een en ander zoals reeds in r.o. 5.11 van het tussenvonnis van 16 juli 2021 is overwogen.
2.8.
De gevorderde wettelijke handelsrente over € 1.386,09 zal, als op de wet gegrond en niet inhoudelijk weersproken, worden toegewezen vanaf de dag waarop DW Agency in verzuim is met de betaling van de factuur, te weten 21 oktober 2017, en op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
2.9.
[eiseres 1] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Niet gebleken is dat [eiseres 1] niet in redelijkheid daartoe heeft kunnen overgaan. Voor de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten wordt in beginsel aansluiting gezocht bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De vergoeding zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom van
€ 1.386,09, zodat een bedrag van € 207,91 zal worden toegewezen.
ten aanzien van de vorderingen van [eiseres 2]
2.10.
[eiseres 2] is in de gelegenheid gesteld de door haar gevorderde en in de factuur van
8 november 2017 opgenomen telefoonkosten van € 133,80 en reiskosten van € 570,00 nader te onderbouwen.
2.11.
Ter onderbouwing van de gevorderde telefoonkosten heeft [eiseres 2] een factuur van [naam bedrijf 1] van 1 augustus 2017 overgelegd en een aantal betalingsbewijzen. [eiseres 2] heeft verzuimd deze stukken van een nadere toelichting te voorzien. Uit de factuur van [naam bedrijf 1] van 1 augustus 2017 kan worden afgeleid dat [eiseres 2] een abonnement bij [naam bedrijf 1] heeft afgesloten. Zoals reeds in het tussenvonnis van 16 juli 2021 is overwogen, volgt uit het bij productie 7 van de akte van [eiseres 1] en [eiseres 2] van 5 juli 2021 overgelegde WhatsApp-gesprek van 20 juli 2017 dat [eiseres 2] en [gedaagde] hebben gesproken over de aanschaf van een telefoonabonnement, maar blijkt daar niet uit door wie en voor wiens rekening dat zou worden gedaan. Zonder nadere toelichting, die volledig ontbreekt, kan dan ook niet vastgesteld worden dat het door [eiseres 2] op
1 augustus 2017 afgesloten abonnement is aangewend voor de in het kader van de organisatie van de vakbeurs te verrichten werkzaamheden én - als al mocht blijken dat het abonnement inderdaad met dat doel is afgesloten - dat is overeengekomen dat de kosten van dat abonnement voor rekening van DW Agency zouden komen.
2.12.
[eiseres 2] heeft daarnaast diverse betalingsbewijzen overgelegd. Het totaalbedrag van de overgelegde betalingsbewijzen sluit echter niet aan op het thans gevorderde bedrag aan telefoonkosten. Bovendien volgt uit de betalingsbewijzen dat er kennelijk ook in de periode van oktober 2017 tot en met mei 2018 door [eiseres 2] abonnementskosten aan [naam bedrijf 1] zijn betaald. De vakbeurs heeft echter plaatsgevonden in september 2017. [eiseres 2] heeft niet nader uiteengezet of onderbouwd waarom zij meent dat DW Agency abonnementskosten zou moeten betalen over de periode nadat de vakbeurs reeds heeft plaatsgevonden. Indien het betreffende abonnement al (uitsluitend) in het kader van de organisatie van de vakbeurs was afgesloten - hetgeen [eiseres 2] niet heeft aangetoond - dan had het voor de hand gelegen dat [eiseres 2] het abonnement na de vakbeurs direct zou hebben opgezegd, te meer daar partijen in de WhatsApp-conversatie van 20 juli 2017 ook hebben gesproken over de aanschaf van een maandelijks opzegbaar abonnement.
2.13.
Het voorgaand leidt er dan ook toe dat [eiseres 2] de door haar gevorderde telefoonkosten van € 133,80 onvoldoende heeft onderbouwd, zodat dat deel van haar vordering zal worden afgewezen.
2.14.
[eiseres 2] heeft ter onderbouwing van de gevorderde reiskosten van € 570,00 facturen en betaalbewijzen in het geding gebracht. [eiseres 2] heeft ter toelichting op de overgelegde stukken gesteld dat een deel van de kosten betrekking heeft op een op verzoek van DW Agency afgelegd bezoek aan de [naam beurs 1]. Voorts heeft [eiseres 2] gesteld dat een ander deel van de kosten betrekking heeft op de huur van een auto ten behoeve van werkzaamheden op de locatie van de [naam beurs 2] in Gorinchem. DW Agency heeft niet betwist dat [eiseres 2] op haar verzoek de [naam beurs 1] heeft bezocht en een auto heeft gehuurd voor de werkzaamheden op de door partijen georganiseerde vakbeurs te Gorinchem. Voldoende aannemelijk is dat de door [eiseres 2] overgelegde boekingsbevestiging (waaruit volgt dat [eiseres 2] een bedrag van € 171,00 aan vliegtickets heeft betaald voor de heenreis) alsmede het overgelegde treinticket (waaruit volgt dat [eiseres 2] een bedrag van € 129,90 heeft betaald voor de terugreis) betrekking hebben op het betreffende bezoek aan de vakhandelbeurs, zodat deze bedragen voor toewijzing in aanmerking komen. Dat geldt ook voor de op de factuur van [naam bedrijf 2] genoemde bedragen van € 55,26 en
€ 58,02, nu door DW Agency niet is betwist dat [eiseres 2] ten behoeve van de werkzaamheden op de [naam beurs 2] een auto heeft gehuurd en genoemde kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn op dagen, waarop de vakbeurs heeft plaatsgevonden, te weten respectievelijk 25 september 2017 en 26 september 2017.
2.15.
Ten aanzien van de overige door [eiseres 2] overgelegde facturen en betaalbewijzen valt zonder nadere toelichting of onderbouwing, die volledig ontbreekt, niet in te zien waarom deze voor rekening van DW Agency zouden moeten komen. Daarvoor heeft [eiseres 2] onvoldoende gesteld.
2.16.
Een en ander leidt tot de conclusie dat er een totaalbedrag van € 414,18 (€ 171,00 +
€ 129,90 + € 55,26 + € 58,02) aan reiskosten zal worden toegewezen. In het tussenvonnis was geoordeeld dat de factuur van [eiseres 2] van 8 november 2017 - behoudens de daarin opgenomen telefoonkosten en reiskosten - toewijsbaar was, hetgeen met zich brengt dat op grond daarvan reeds een bedrag van € 4.140,- exclusief BTW toewijsbaar was. Dat betekent dat van de factuur van 8 november 2017, inclusief de hiervoor genoemde reiskosten van € 414,18 en vermeerderd met 21% BTW, een totaalbedrag van € 5.510,56 zal worden toegewezen (€ 4.140,- + € 414,18 + 21% over € 4.554,18).
2.17.
De gevorderde wettelijke handelsrente over € 5.510,56 zal, als op de wet gegrond en niet inhoudelijk weersproken, worden toegewezen vanaf de dag waarop DW Agency in verzuim is met de betaling van de factuur, te weten 23 november 2017, en op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
2.18.
Ook [eiseres 2] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat er, afzonderlijk van [eiseres 1] , buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Niet gebleken is dat [eiseres 2] niet in redelijkheid daartoe heeft kunnen overgaan. Voor de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten wordt in beginsel aansluiting gezocht bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De vergoeding zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom van € 5.510,56, zodat een bedrag van € 650,53 zal worden toegewezen.
2.19.
DW Agency zal, als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van [eiseres 1] en [eiseres 2] worden veroordeeld.

3..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen tegen [gedaagde] af;
veroordeelt DW Agency om aan [eiseres 1] tegen kwijting te betalen € 1.386,09 aan hoofdsom en € 207,91 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over € 1.386,09 vanaf 21 oktober 2017 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt DW Agency om aan [eiseres 2] tegen kwijting te betalen € 5.510,56 aan hoofdsom en € 650,53 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over € 5.510,56 vanaf 23 november 2017 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt DW Agency in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres 1] en [eiseres 2] vastgesteld op € 601,25 aan verschotten (waarvan € 507,00 aan griffierecht en € 94,25 aan dagvaardingskosten) en € 1.119,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487