Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 23 juni 2020, met producties 1 tot en met 19;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
- de oproepingsbrieven van deze rechtbank van 13 januari 2021;
- de op 3 maart 2021 ingekomen akte overlegging producties tevens akte houdende vermeerdering en wijziging van eis van Van der Wees, met producties 20 tot en met 53;
- een viertal bij e-mail van 24 maart 2021 zijdens Van der Wees toegezonden foto’s van het schip [naam schip] ;
- de toezending vooraf bij e-mail van 29 maart 2021 van de schriftelijke verklaring van [naam 1] , welk stuk ter comparitie als productie 5 zijdens Explorer is overgelegd;
- de mondelinge behandeling van 1 april 2021, gehouden op de rechtbank met een skype-verbinding ten behoeve van [naam 1] voornoemd en diens tot 11.45 uur aanwezige tolk, waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt;
- de ter zitting overgelegde spreeknotities van mr. Van ’t Zelfde;
- de ter zitting overgelegde akte ter comparitie, tevens toelichting M.M. van Leeuwen, met productie 5;
- de mededeling van mr. Van ’t Zelfde ter zitting dat tegen het aldus overleggen van productie 5 geen bezwaar bestond;
- de akte na comparitie zijdens Explorer, met vier foto’s als producties 6 tot en met 9;
- de akte houdende reactie op akte pij zijdens Van der Wees.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
wanneer uit de beschikbare bewijsmiddelen redelijkerwijs kan worden afgeleid dat het feit zich heeft voorgedaan, en uit die bewijsmiddelen niet even goed kan worden afgeleid dat hetgeen de wederpartij met betrekking tot dat feit stelt, zich heeft voorgedaan, terwijl zich evenmin de situatie voordoet dat bewijsmateriaal dat redelijkerwijs verwacht mocht worden, ontbreekt.’
- i) deze raking mogelijk is geweest, in die zin dat tijdens het afmeren van de [naam zeeschip] op 11 juli 2019 bij Van der Wees de bulbsteven van dat schip, al dan niet na (eerst) het remmingwerk te hebben geraakt, de achter het remmingwerk gelegen pijler kan hebben geraakt gelet op de dimensies van steven, remmingwerk en de pijler mede bezien in verband met de waterstand, de diepgang en de scheepsbeweging;
- ii) het schadebeeld aan enerzijds de pijler en anderzijds de bulbsteven aansluit op de wijze waarop het schip volgens Van der Wees de pijler heeft geraakt; en voorts
- iii) een alternatief scenario voor de beschadiging van de pijler (nagenoeg) is uitgesloten gelet op enerzijds de ouderdom van de breuk in de pijler en anderzijds de aanwezigheid en gedragingen van andere schepen dan de [naam zeeschip] in de buurt van deze pijler in de relevante periode voor het aanmeren van de [naam zeeschip] of tussen dat aanmeren en het ontdekken van de schade aan de pijler.
5..De beslissing
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- de te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden
februari tot en met mei 2022moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;