ECLI:NL:RBROT:2021:12081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
C/10/626972 / JE RK 21-2714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2008. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 4 december 2020 en zou aflopen op 4 december 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en om een machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn bijgestaan door advocaten en hebben geen bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar hebben wel verzocht om afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling en het gedrag van [voornaam minderjarige], die zich niet aan gezag lijkt te houden en problemen vertoont op school. De ouders zijn bereid om mee te werken aan een gezinsverkenningsweek en verdere hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 4 december 2022, maar het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing is aangehouden voor vier maanden, zodat [voornaam minderjarige] de kans krijgt om zijn gedrag te verbeteren. De kinderrechter heeft ook bepaald dat er een rapportage van de GI moet komen over de voortgang van de situatie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/626972 / JE RK 21-2714
datum uitspraak: 26 november 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 13 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 13 oktober 2021.
Op 26 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de ouders, bijgestaan door mr. A.J.H.M. Hopmans en mr. D.S. Jansen,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster] .
De minderjarige [voornaam minderjarige] is apart gesproken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de ouders.
Bij beschikking van 4 december 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van
4 december 2020 tot 4 december 2021.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie zorgaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Al een geruime periode zijn er zorgen over de beïnvloedbaarheid en het gedrag van
[voornaam minderjarige] , zijn netwerk en zijn stagnerende schoolontwikkeling. [voornaam minderjarige] laat zich thuis en op school niet meer aansturen. Zo is hij ’s nachts gaan joyriden in de auto van zijn vader. Daarmee heeft hij zichzelf en anderen in gevaar gebracht. Ook hebben er incidenten op school plaatsgevonden. Daardoor heeft [voornaam minderjarige] al twee weken een time-out van school.
De oorzaak van de problemen van [voornaam minderjarige] is nog niet duidelijk. Al acht maanden staat hij op de wachtlijst voor een persoonlijkheidsonderzoek (PO). Op 30 november 2021 zal tijdens een intakegesprek duidelijk worden wat de wachtlijst is voor het daadwerkelijk afnemen van een PO.
De ouders staan niet op één lijn in de opvoeding. De moeder is beschermend naar
[voornaam minderjarige] en de vader stelt zich begrenzend op in de opvoeding.
De eerder ingezette hulpverlening vanuit MST en ASVZ is niet toereikend geweest. Met de jongerencoach was er geen klik. Met name de moeder wilde niet meewerken aan de geboden alternatieven voor een uithuisplaatsing, zoals een behandeling in een residentiële instelling en een gezinsopname. Inmiddels is gebleken dat de ouders alsnog instemmen met een gezinsverkenningsweek, die mogelijk medio februari 2022 zal plaatsvinden. Daarbij is het belangrijk dat de ouders volledige bereidheid zullen tonen en dat zij zich vervolgens ook zullen inzetten voor de intensieve ambulante en individuele hulpverlening voor de duur van maximaal zes maanden, die op gezinsverkenningsweek volgt. Op 29 november 2021 zal een gesprek op school plaatsvinden over de schoolgang van [voornaam minderjarige] .
Desgevraagd is aangegeven dat er nog geen plek voor [voornaam minderjarige] beschikbaar is indien een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend. Daarom zou kunnen worden overwogen om het verzoek ten aanzien van de machtiging uithuisplaatsing aan te houden. Voor een gezinsverkenningsweek kan een voorwaardelijke machtiging worden verzocht.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens de ouders heeft hun advocaat ter zitting aangevoerd dat zij zich niet verzetten tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. Wel is verzocht om het verzoek ten aanzien van een machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd.
Een machtiging uithuisplaatsing kan slechts worden ingezet als er geen alternatieven meer zijn. Bovendien is er momenteel geen passende plek voor [voornaam minderjarige] beschikbaar en is hij nog jong en vormbaar. Het is ook niet wenselijk om hem te plaatsen in een accommodatie verder dan 50 kilometer van zijn woonplaats. [voornaam minderjarige] moet immers ook met verlof naar huis kunnen en hij heeft dan zeer beperkt contact met de ouders. Een uithuisplaatsing buiten een gezinssituatie is zeer ingrijpend voor [voornaam minderjarige] . Daar komt bij dat er in het kader van de ondertoezichtstelling een minder ingrijpend middel beschikbaar is. De ouders zijn immers bereid om mee te werken aan een gezinsopname van een week met een behandeltraject. Dat MST vroegtijdig is beëindigd, heeft te maken gehad met de schuldenproblematiek van de ouders. Het afnemen van een PO is belangrijk om passende hulpverlening voor [voornaam minderjarige] in te zetten.
De moeder heeft ter zitting het volgende verklaard.
Sinds de verhuizing in oktober 2021 gaat het beter met [voornaam minderjarige] . Hij heeft een eigen kamer, waar zijn vrienden hem bezoeken. Daardoor hebben de ouders meer zicht op
[voornaam minderjarige] en zijn vrienden. De periode dat MST is ingezet was een intensieve periode voor de moeder vanwege het overlijden van haar broer.
De ouders hebben desgevraagd verklaard dat zij bereid zijn mee te werken aan een gezinsopname van een week en de daarop volgende ambulante behandeling.

De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn zorgen over de beïnvloedbaarheid van [voornaam minderjarige] en de gedragsproblemen die hij laat zien. [voornaam minderjarige] accepteert thuis en op school geen gezag. Zijn schoolgang is gestagneerd. In 2021 is hij opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen. De ingezette hulpverlening in de afgelopen periode is ontoereikend geweest.
Omdat de ouders nog niet in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zelfstandig af te wenden, blijft hulpverlening ook de komende periode in het gedwongen kader noodzakelijk.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter dit onweersproken verzoek van de GI toewijzen en de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Ten aanzien van de machtiging uithuisplaatsing
Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter op grond van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Daarbij is de kinderrechter van oordeel dat een uithuisplaatsing een ultimum remedium is en dient te worden ingezet als alle middelen niet toereikend zijn gebleken. Naar het oordeel van de kinderrechter is hiervan nog geen sprake.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is weliswaar gebleken dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling en het gedrag van [voornaam minderjarige] . Tijdens het kindgesprek met de kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] echter verteld dat de situatie na de verhuizing van het gezin naar een andere wijk in Rotterdam rustiger is geworden en dat het daardoor met hem beter gaat. De ouders hebben dit tijdens de zitting bevestigd. Zij zijn inmiddels ook bereid om mee te werken aan een gezinsverkenningsweek en de daarop volgende intensieve ambulante en individuele hulpverlening voor de duur van maximaal zes maanden. Daar komt bij dat de GI nog geen passende plek voor [voornaam minderjarige] heeft gevonden, zodat een machtiging uithuisplaatsing niet op korte termijn ten uitvoer zal worden gelegd.
Gelet op al het voorgaande ziet de kinderrechter dan ook aanleiding om het verzoek van de GI ten aanzien van een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] aan te houden voor de duur van vier maanden. Hiermee krijgt [voornaam minderjarige] de kans om de komende periode te laten zien dat hij niet meer met politie en justitie in aanraking zal komen. Tijdens het gesprek op school op 29 november 2021 zal duidelijk moeten worden of [voornaam minderjarige] zijn schoolgang kan voortzetten, waarvoor hij zich ook zal moeten inzetten. Ook is het van belang dat aan de hand van de uitkomsten van het PO wordt bezien welke verdere hulpverlening passend is en dat deze ook wordt ingezet.
De GI wordt verzocht om aan de kinderrechter uiterlijk een week voor de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. A.J.H.M. Hopmans) te overleggen over de huidige stand van zaken, zoals over het verloop van de gezinsverkenningsweek, het PO en de ontwikkeling, het gedrag en de schoolgang van
[voornaam minderjarige] . Ook wordt de GI verzocht om daarin gemotiveerd aan te geven of het verzoek ten aanzien van een machtiging uithuisplaatsing al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 4 december 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het verzoek ten aanzien van een machtiging uithuisplaatsing aan.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden en mr. A.J.H.M. Hopmans in deze zaak zal plaatsvinden op
10 maart 2022 te 14:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. A.J.H.M. Hopmans.
Verzoekt de GI uiterlijk één week voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbenden en mr. A.J.H.M. Hopmans.
Gelast de oproeping van de minderjarige [voornaam minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.