Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
Artikel 4— Terugbetaling studiekosten
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert de curator van een failliete onderneming, [eiser], dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van studiekosten die zijn gemaakt in het kader van een arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf] en [gedaagde] werd op 19 september 2016 gesloten en later omgezet naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Tevens werd er een studieovereenkomst gesloten waarin voorwaarden voor terugbetaling van studiekosten zijn opgenomen. Na het opzeggen van zijn arbeidsovereenkomst op 30 oktober 2017, vordert [eiser] een bedrag van € 6.711,25 van [gedaagde], gebaseerd op het studiekostenbeding. [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat de studieovereenkomst onder dwang is gesloten.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de studieovereenkomst geldig is. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat hij onder dwang heeft getekend. De rechter oordeelt dat [gedaagde] verplicht is om de studiekosten terug te betalen, maar dat [eiser] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor alle gevorderde kosten. Uiteindelijk wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.655,42, te vermeerderen met wettelijke rente, en worden de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagde] moet voldoen aan de uitspraak totdat een hogere rechter anders beslist.